Rb Middelburg 130711 vraagstelling voor econoom, tzv verlies arbeidsvermogen zelfstandig ondernemer
- Meer over dit onderwerp:
Rb Middelburg 130711 vraagstelling voor econoom, tzv vav zelfstandig ondernemer
2. De feiten
2.1. Op 8 februari 2002 is [eiser] – toen 54 jaar oud – door [gedaagde] mishandeld. Voor de schade, door [eiser] tengevolge van deze mishandeling geleden, is [gedaagde] aansprakelijk.
2.2. [eiser] dreef ten tijde van de mishandeling boekingskantoor voor zeiltochten, genaamd “Zeilvloot de Zeeuwse Stromen”– toen als commanditaire vennootschap en besloten vennootschap, vanaf 1 januari 2004 als eenmanszaak.
2.3. Op zijn verzoek en op basis van een tevoren ter kennis van (de medisch adviseur van) [gedaagde] gebrachte vragenlijst, is [eiser] op 5 oktober 2006 in verband met zijn letsel neurologisch onderzocht. Dr. A.G.M. van Vliet, als neuroloog werkzaam bij het Medisch Expertise Centrum te Rotterdam, constateert dat een aantal klachten van [eiser] een rechtstreeks gevolg zijn van het geweldsincident van 8 februari 2002, dat sprake is van een medische eindsituatie en geen pre-existente ziekten of aandoeningen aan de klachten bijdragen of deze onderhouden. Van Vleit spreekt van een blijvende invaliditeit voor de gehele persoon ten aanzien van het neurologisch letsel van ten minste 5%.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert (na vermindering van eis ter comparitie) dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om
(a) aan hem – binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis – te betalen:
- € 998,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening,
- € 1.175,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 februari 2002, althans de datum van verschijnen van de schade, tot de dag der algehele voldoening,
- € 197.848,70 (in verband met verlies aan verdienvermogen), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 februari 2009, althans de datum van verschijnen van de schade, tot de dag der algehele voldoening,
- € 13.454,-- (in verband met verlies aan zelfwerkzaamheid), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 februari 2009, althans de datum van verschijnen van de schade, tot de dag der algehele voldoening,
- € 30.000,-- (aan smartengeld), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 februari 2002 tot de dag der algehele voldoening,
- € 14.500,-- (in verband met de vermogensrendementsheffing),
- € 17.001,42 in verband met buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan, althans vanaf 17 juli 2009, tot de dag der algehele voldoening, en
(b) aan [eiser] een belastinggarantie verstrekt,
alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, die van deskundigen daaronder begrepen.
3.2. [eiser] stelt tengevolge van de mishandeling blijvende klachten en beperkingen te hebben, die in zijn functioneren – zowel beroepsmatig als in het gewone dagelijkse leven – zeer bepalend en hinderend zijn, zulks terwijl hij daarvoor een goede gezondheid had. In oktober 2006 heeft neurologisch onderzoek plaatsgevonden; de expert concludeerde dat sprake is van tenminste 5% blijvende invaliditeit voor de gehele persoon ten aanzine van het neurologisch letsel. De neuropsychologische beperkingen, die de expert wel onderkent maar niet onderzoekt omdat zij buiten zijn expertise liggen, zijn daarbij niet betrokken. [eiser] meent dat neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk; dat onderzoek heeft echter niet kunnen plaatsvinden, nu [gedaagde] daaraan niet wil meewerken.
[eiser] stelt dat sprake is van de volgende, door hem geleden of nog te lijden, schade:
- verblijfskosten ziekenhuis en revalidatie en varia: € 2.343,50.
- verlies aan arbeidsvermogen: [eiser] had tot zijn 66e levensjaar met zijn bedrijf kunnen doorgaan. Voor de mishandeling verdiende hij gemiddeld € 31.806,-- netto per jaar; na de mishandeling € 9.700 netto per jaar. Tot en met januari 2009 is de schade € 154.742; voor de periode daarna tot zijn 66e levensjaar begroot hij de schade op € 43.106,70. [eiser] biedt aan zijn schade te bewijzen door het laten verrichten van verzekeringsgeneeskundig onderzoek, gevolgd door een gecombineerd bedrijfseconomische en arbeidsdeskundig onderzoek.
- verlies zelfwerkzaamheid: [eiser] verrichtte voor de mishandeling regelmatig werkzaamheden en klusjes in en om het huis en aan zijn boten. Dat kan niet meer; hij begroot de schade op € 1.000,-- per jaar, tot zijn 70e levensjaar is dat € 13.454,--.
- aan smartengeld acht [eiser] – gelet op de door hem geleden pijn, de gederfde levensvreugde en het reeds vastgestelde percentage blijvende invaliditeit – een vergoeding van € 30.000,-- op zijn plaats.
- [eiser] vordert voorts vergoeding van de vermogensrendementsheffing, die hij jaarlijks verschuldigd zal zijn over zijn gemiddeld vermogen; deze heffing, afhankelijk van de omvang van de totale vordering en van de jaarlijkse onttrekkingen, begroot [eiser] op € 14.500,--.
- aan buitengerechtelijke kosten vordert [eiser] (€ 18.501,42 – het reeds betaalde voorschot in verband met het neurologisch onderzoek ad € 1.500,-- =) € 17.001,42. Deze kosten bestaan vooral uit werkzaamheden van de belangenbehartigers van [eiser], kosten van medische adviezen en van de neurologische expertise en kosten in verband met door de mentale toestand van [eiser] na de mishandeling noodzakelijke tijdelijke bewindvoering.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat nog onvoldoende vast staat dat het door [eiser] gestelde letsel en de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen in (medisch) causaal verband staan met het incident van 8 februari 2002. Er is neurologisch onderzoek gedaan, maar daarmee is geen uitsluitsel verkregen over de gestelde neuropsychologische klachten, laat staan over de totale beperkingen. Er is geen medisch totaalbeeld. Nader (medisch en arbeidsdeskundig) onderzoek dient plaats te vinden; eerst een neurologisch belastbaarheidsonderzoek en daarna (indien nog nodig) een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en eventueel een arbeidsdeskundig onderzoek.
[gedaagde] betwist voorts de gestelde schade.
4. De beoordeling
4.1. Ter comparitie heeft [gedaagde] toegezegd de eerste twee in 3.1. sub a genoemde bedragen (van in totaal € 2.343,50) voor 24 november 2010 aan [eiser] te zullen voldoen. Die schadeposten behoeven geen bespreking meer.
4.2. Voorts is ter comparitie besproken dat (eerst) naar de omvang van de door [eiser] opgevoerde schadepost “verlies aan verdienvermogen” nader onderzoek dient te worden gedaan.
Partijen zijn het eens over de te benoemen deskundigen. Zij verzoeken te benoemen bedrijfseconoom de heer drs. M.J. van der Eijk (werkzaam bij Van Dalen & Van der Eijk B.V., Argolweg 9-4 te 3821 BG Amersfoort, tel. 033 4554168). De rechtbank heeft deze deskundige benaderd; hij heeft aangegeven bereid en in staat te zijn het onderzoek te verrichten en voorts verklaard dat hij vrij staat van partijen. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
Partijen zijn het voorts eens over de aan drs. Van der Eijk voor te leggen vragen. Zij hebben deze als volgt geformuleerd:
“Voorvraag:
Wilt u bij de beantwoording van alle onderstaande vragen naast de branche-informatie tevens acht slaan op de persoon en de persoonlijke situatie van de heer [eiser], zijn financiële positie daaronder begrepen? Met andere woorden: wilt u het verhaal van de heer [eiser] als ondernemer in uw oordeel betrekken?
Vragen:
1. Kunt u het verlies aan arbeidsvermogen van zelfstandig ondernemer (eiser) in kaart brengen door een vergelijking te maken tussen het resultaat van de onderneming van [eiser] en diens inkomen zoals dit zich in de hypothetische situatie zonder mishandeling zou hebben voorgedaan en ontwikkeld en de huidige resultaten/het huidig inkomen van [eiser]?
2. Wilt u zich bij de begroting van het verlies aan arbeidsvermogen van [eiser] rekenschap geven van de financiële positie van de onderneming van [eiser] vóór de mishandeling en aan de hand van de aan te leveren jaarrekeningen/ fiscale rapportage?
3. Wilt u voorts aangeven in hoeverre de omstandigheden binnen de branche waarin [eiser] opereert, mede gelet op de huidige economische crisis, van invloed zijn op de huidige resultaten in de onderneming van [eiser], alsmede op de verwachte resultaten in de hypothetische situatie zonder mishandeling? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag tevens betrekken de concurrentie die in de branche van [eiser] in de regio Zeeland van invloed is?
4. Kunt u aangeven op welke gemiddelde leeftijd soortgelijke ondernemers hun uitvoerende werkzaamheden staken?”
De rechtbank zal partijen in deze formulering volgen en verzoekt drs. Van der Eijk om onderzoek te doen naar en antwoord te geven op voormelde vragen, en voorts – als hij dat in het kader van zijn onderzoek voor de rechtbank van belang acht – nadere opmerkingen te maken.
4.3. De rechtbank brengt onder de aandacht van de deskundige dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid dient te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het schriftelijke rapport dient te blijken dat dat is gedaan. Ook dient de inhoud van de eventuele opmerkingen c.q. verzoeken in het rapport te worden weergegeven. De deskundige wordt verzocht voorafgaand aan rapportering aan de rechtbank zijn rapport in concept om commentaar naar partijen te zenden, en in de definitieve versie van zijn rapportage aan het eventuele commentaar van partijen aandacht te besteden.
4.4. Het deskundigenonderzoek dient ter vaststelling van de hoogte van door [eiser] gestelde schade, maar ook ter vaststelling van causaal verband tussen de thans gestelde schade en de mishandeling (immers, het onderzoek betreft mede de vraag of ook andere omstandigheden dan de mishandeling tot het als basis van de schadeberekening genomen verminderd arbeidsinkomen van [eiser] hebben geleid). Dat [gedaagde] voor de gevolgen van de mishandeling aansprakelijk is, staat vast. Voor zover het onderzoek dient ter vaststelling van de hoogte van de schade, dienen de kosten daarvan door [gedaagde] te worden voorgeschoten; waar het onderzoek is gericht op vaststelling van welk deel van de gestelde schade het gevolg is van de mishandeling, gaat het meer om bewijs van stellingen van [eiser] en zal hij de kosten dienen voor te schieten. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding te bepalen dat de aan het onderzoek verbonden kosten, in afwachting van een beslissing over de proceskosten, door beide partijen ieder voor de helft zullen worden voorgeschoten. Voorts zal zij bepalen dat de advocaat van [eiser] dient zorg te dragen voor toezending van (afschriften van) de processtukken aan de deskundige.
4.5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. LJN BR3431