Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 181104 en 010207: ongeval met reachtruck, werkgever slaagt in bewijs zorgplicht

Rb Den Bosch 18-11-04 en 01-02-07: ongeval met reachtruck in loods, werkgever geslaagd in bewijs zorgplicht
uit de uitsrpaak van 18-11-04
In deze zaak doet zich het volgende voor:
(benadeelde) is op of omstreeks 6 september 2002 met The Knowledge uitzendorganisatie een uitzendovereenkomst aangegaan op grond waarvan hij per- die datum als reachtruckchauffeur bij Philips is tewerkgesteld. (benadeelde) was sinds kort bevoegd deze werkzaamheden te verrichten. Hij had daartoe in het kader van een met The Knowledge uitzendorganisatie gesloten opleidingsovereenkomst op 4 september 2002 een opleiding gevolgd. Het bij deze opleiding behorende certificaat is hem door The Knowledge uitzendorganisatie nimmer overhandigd. Zijn werkzaamheden ais reachtruckchauffeur bestonden met name uit het beladen van bij Philips binnengekomen goederen naar de daartoe bestemde stellages. Op of omstreeks 18 september 2002 is hem tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden een bedrijfsongeval overkomen. Op aanwijzing van een medewerker van Philips heeft hij meer pallets dan te doen gebruikelijk op zijn truck geladen. Op het moment dat hij een bocht wilde nemen teneinde de truck naar een verder in de loods gelegen stellage te rijden, dreigden de pallets te vallen, juist op een punt waar een andere medewerker gehurkt zat te waken. In een reflex heeft hij zich toen voor de vallende pallets willen werpen, waarbij hij echter tegen een ijzeren balk van de reachtruck is gevallen. Als gevolg daarvan heeft hij ernstig blijvend letsel opgelopen aan onder meer zijn rechterhand, zijn rechterbeen en zijn nek. Een ongevallenrapport is opgesteld. De arbeidsinspectie is niet ingeschakeld.

Zakelijk samengevat voeren gedaagden verweer als volgt.
In tegenstelling tot de stellingname van (benadeelde) was diens teachtruck ten tijde van het ongeval niet te zwaar beladen. (benadeelde) had vanuit het ontvangstperron een tweetal boxpallets op de reachtruck geladen. Dat is conform de geldende voorschriften. Zij betwisten dat de laadinstructie onvoldoende en onzorgvuldig zou zijn geweest. Gedaagden betwisten niet dat sprake is van een arbeidsongeval in de zin van artikel 7:658 lid 2 BW Wel betwisten zij dat zij aansprakelijk zijn voor de gevolgen van dit ongeval. Zij zijn primair van oordeel aan de op hen rustende zorgplicht van het eerste lid van artikel 7:658 BW te hebben voldaan. Gedaagden stellen dat (benadeelde) met te hoge snelheid door de bocht heeft gereden. Dientengevolge zouden de pallets zijn gaan kantelen De reachtruck voldeed aan de geldende veiligheidseisen. (benadeelde) is een gecertificeerd reachtruckchauffeur en uit dien hoofde op de hoogte van de beladings- en snelheidsvoorschriften van de reachtruck. (benadeelde) is zorgvuldig ingewerkt door een medewerker van Philips en aldus, conform de aanbevelingen in het Arbo-informatieblad, bekend met het bij Philips geldende terrein/verkeersreglement. De werkplek zelf is veilig ingericht. Gedaagden betwisten de stelling van (benadeelde) dat de situatie ter plaatse gevaarlijk was omdat op de plaats waar pallets werden af- en aangevoerd andere werknemers gehinkt zaten te werken. Zij benadrukken dat de verplichtingen van artikel 7:658 lid 1 BW niet beogen een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van ongevallen die hem kunnen overkomen dooi het gebruik van werktuigen en gereedschappen, waarmee de werkgever de arbeid doet verrichten Zij stellen zich op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat een pallet is gaan kantelen niet meebrengt dat zij zijn tekent geschoten in hun zorgplicht.
Subsidiair stellen gedaagden zich op het standpunt dat, voorzover mocht worden geoordeeld dat zij niet hebben voldaan aan de op hen rustende zorgplicht in het kader van artikel 7:658 BW, het ongeval geheel voor rekening van (benadeelde) dient te komen, omdat sprake is van bewuste roekeloosheid van (benadeelde) door na te laten zijn snelheid aan te passen bij het naderen van de bocht, terwijl hij zich bewust was van het mogelijk gevaar van kantelen van de belading
Geheel subsidiair betwisten gedaagden dat (benadeelde) de gestelde letselschade en meer in het bijzonder whiplashletsel door het ongeval heeft opgelopen, alsook dat (benadeelde) nu nog klachten heeft als gevolg van het ongeval en dat geen sprake zou zijn van een medische eindtoestand. Voor een schadestaatprocedure zou geen reden zijn.

Bij repliek en dupliek hebben partijen bij hun stellingen volhard.

Gelet op de stukken en de daarin door partijen over en weer ingenomen standpunten acht de kantonrechter het, alvorens te beslissen, gewenst nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen, waartoe een comparitie (verschijning) van partijen zal worden gelast De diverse door partijen aan de orde gestelde aspect» zullen daarbij besproken worden. Daarbij zal mede aandacht worden besteed aan een door partijen te verschaffen verduidelijking over de situatie ter plaatse ten tijde van het ongeval mede aan de hand van de door partijen in het geding overgelegde situatieschetsen.

uit de uitspraak van 01-02-07
Blijkens de getuigenverklaring van (getuige 1), die ten tijde van het ongeval ter plekke werkzaam was en (benadeelde) met de reachtruck heeft zien rijden en de pallets van de door (benadeelde) bestuurde reachtruck heeft zien afvallen, reed (benadeelde) met de reachtruck, terwijl hij een flauwe bocht maakte te hard Daarbij hecht de kantonrechter bepaaldelijk gewicht aan het gegeven dat (getuige 1) tevens heeft verklaard zelf ervaring te hebben als reachtruckchauffeur gedurende 28 jaar en in dat verband heeft verklaard dat indien normaal een bocht wordt genomen, met de pallets tegen de mast aan zoals ook bij (benadeelde) het geval was, het dan niet kan gebeuren dat de pallets gaan kantelen. Voorts dat er altijd wel eens te hard door een reachtruckchauffeur wordt gereden, maar dat je als je een bocht neemt je dient in te houden en met name indien er sprake is van een lading van 1200 kg. In dat verband heeft (getuige 1) verklaard dat de door (benadeelde) bestuurde reachtruck 2 hele boxpallets van elk ongeveer 600 kg vervoerde, hetgeen aanvullend wordt bevestigd door de getuige (getuige 2). Gedaagden hebben alsnog erkend dat de lading van een reachtruck ingereached, zoals door (benadeelde) was gedaan, vervoerd moet worden, zodat dat punt niet langer ter discussie staat
Nu de getuige (getuige 1) heeft verklaard dat de wijze van beladen van de reachtruck waarop (benadeelde) reed, in orde was en geen afwijkingen van de geldende voorschriften vertoonde, kan vastgesteld worden dat de belading van de reachtruck conform de geldende voorschriften is geweest.

Gedaagden hebben genoegzaam aangetoond dat reachttuckschauffeurs voldoende worden ingewerkt met betrekking tot hun te verrichten werkzaamheden. Er is geen reden om aan te nemen dat deze gang van zaken niet bij (benadeelde) zou zijn gevolgd.. De kantonrechter kent bepaaldelijk gewicht toe aan het gegeven dat (benadeelde) ten tijde van het ongeval enerzijds beschikte over een reachtruckcertificaat, zij het met geringe ervaring, en anderzijds reeds ruime ervaring had met het rijden met een heftruck. (benadeelde) moet aldus geacht worden voldoende opgeleid en geschoold te zijn geweest om een reachtruck veilig te kunnen besturen en zich rekenschap te kunnen geven van gevaren die aan zijn werk verbonden kunnen zijn, zoals met een te grote snelheid een bocht nemen. Dat gedaagden haar werknemers er regelmatig op wijst dat niet te hard met de reachtruck mag worden gereden, is voldoende komen vast te staan aan de hand van de getuigenverklaringen van (getuige 1) en (getuige 3), aangevuld door de schriftelijke verklaring van (getuige 4). Daaraan doet niet af dat gedaagden bij wijze van proef gedurende een tijd snelheidsbegrenzer in de reachtrucks heeft laten plaatsen, en deze om moverende redenen weer heeft verwijderd. Dat de situatie ter plaatse van het ongeval onveilig was, zoals (benadeelde) stelt, omdat zware pallets met een reachtruck konden worden afgevoerd, terwijl daar tevens medewerkers aan het werk waren, is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan.

Gedaagden hebben voldoende duidelijk gemaakt dat vervoer van pallets en het sorteren van goederen heel wel in dezelfde ruimte kunnen plaatsvinden en dat een dergelijke werkwijze ook niet te vermijden is. De getuige (getuige 3) heeft op dit punt verklaard dat deze manier van werken volstrekt gebruikelijk is in alle hem bekende distributiecentra. Blijkens de verklaring van de getuige (getuige 1) hanteerden gedaagden in hal G, waar het ongeval met (benadeelde) heeft plaatsgevonden, instructies met betrekking tot situaties waar het veiligheidsaspect een rol kan spelen onder meer inhoudende waar een werknemer zich absoluut niet mag bevinden in verband met de rijdende reachtrucks. De kantonrechter kent daarbij bepaaldelijk gewicht toe aan het feit dat blijkens de verklaringen van de getuigen (getuige 1) en (getuige 3) in hal G 1 keer per maand dan wel 1 keer pet twee maanden de interne veiligheidsdienst van gedaagden een controle uitoefent, en ten tijde van het ongeval ter plaatse ook uitoefende, op het naleven van de veiligheidsvoorschriften en of de situatie ter plaatse anderszins veilig genoeg is en de werksituatie ter plaatse geen aanleiding blijkt te hebben gegeven tot kritische bemerkingen cq ingrijpen van die veiligheidsdienst.

De kantonrechter stelt vast dat door (benadeelde) geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tegenbewijs te leveren.
Gelet op de afgelegde verklaringen in het getuigenverhoor, in onderling verband en samenhang beschouwd, valt naar het oordeel van de kantonrechter daaruit voldoende genoegzaam overtuigend bewijs af te leiden dat gedaagden geacht kunnen worden aan hun zorgplicht te hebben voldaan.
Nu is vastgesteld dat gedaagden niet aansprakelijk gehouden kunnen worden voor de door (benadeelde) gestelde schade, brengt het systeem van artikel 7:658 BW met zich mee dat niet wordt toegekomen aan de vraag of de schade van (benadeelde) het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.
De vorderingen van (benadeelde) jegens gedaagden dienen te worden afgewezen.
PIV-site