Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 221119 Directe werking en doorwerking grondrechten in horizontale verhouding. Alcohol- en drugstest wn-er ikv aovk in Aruba

HR 221119 Directe werking en doorwerking grondrechten in horizontale verhouding. Alcohol- en drugstest wn-er ikv aovk in Aruba.

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:631, Gevolgd

zie ook https://cassatieblog.nl/arbeidsrecht/alcohol-en-drugstesten-door-werkgever-verenigbaar-met-arubaanse-grondrechten/

2.3
In dit geding heeft de werknemer verzocht voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is en Hyatt te veroordelen tot betaling van een vergoeding naar billijkheid of schadevergoeding.

2.4.1
Het gerecht heeft de verzoeken afgewezen. Het hof heeft deze beschikking bevestigd. Ten aanzien van het argument van de werknemer dat de Staatsregeling van Aruba zich verzet tegen de contractuele verplichting tot het ondergaan van controles op alcohol en drugs, heeft het hof overwogen:
2.7
Anders dan de gemachtigde van [de werknemer] heeft betoogd, laat de Staatsregeling van Aruba in beginsel toe dat er overeenkomsten worden gesloten waarbij een contractspartij zich bij voorbaat verbindt dat de wederpartij bij hem of haar lichamelijke onderzoeken zal kunnen (laten) uitvoeren. In dat geval is er sprake van krachtens landsverordening gestelde beperkingen van de in art. 1.3 en 1.16 lid 1 Streg bedoelde rechten. De bevoegdheid overeenkomsten te sluiten (de contractsvrijheid) heeft immers een wettelijke basis in Boek 6 Titel 5 van het Burgerlijk Wetboek. Weliswaar kan men zijn grondrechten niet in onbeperkte mate “wegcontracteren”, en weliswaar dient bij arbeidsovereenkomsten bovendien rekening te worden gehouden met het gezichtspunt dat de werknemer (doorgaans) een zwakkere onderhandelingspositie heeft dan de werkgever, maar dat laat onverlet dat indien in een arbeidsovereenkomst bedongen wordt dat de werknemer zich zal onderwerpen aan lichamelijke onderzoeken, er geen strijd is met het voorschrift in de Staatsregeling dat de beperking “bij of krachtens landsverordening” dient te worden gesteld. Overigens kan in een dergelijk geval de werkgever niet daadwerkelijk (fysiek) afdwingen dat de lichamelijke controle plaatsvindt, maar wel arbeidsrechtelijke sancties eraan verbinden als een werknemer weigert aan een dergelijke controle mee te werken.

2.8
Een dergelijke akkoordverklaring van een werknemer kan ook stilzwijgend geschieden of in gedragingen besloten liggen. In dit geval moet [de werknemer] geacht worden de regels van het Handboek te hebben aanvaard. Bovendien heeft hij door ondertekening van de brief van 7 september 2015 uitdrukkelijk te kennen gegeven akkoord te gaan met de daarin genoemde “random drug and/or alcohol tests”. Hieruit valt voor [de werknemer] met voldoende scherpte af te leiden in hoeverre zijn uit art. 1.3 en 1.16 lid 1 Streg bedoelde rechten contractueel zijn beperkt.

2.9
Anders dan de gemachtigde van [de werknemer] voorts heeft betoogd, kan uit de omstandigheid dat in art. 1.3 en 1.16 lid 1 Streg geen belangen worden genoemd die corresponderen met de in art. 8 lid 2 EVRM genoemde belangen, niet worden afgeleid dat een beperking van de in art. 1.3 en 1.16 lid 1 Streg genoemde rechten minder snel is toegestaan dan een beperking van de in art. 8 lid 1 EVRM genoemde rechten. Integendeel. Art. 8 lid 2 EVRM eist niet alleen dat de beperking bij de wet is voorzien (hetgeen wellicht onder omstandigheden minder streng kan zijn dan “bij of krachtens landsverordening te stellen” als vermeld in de Staatsregeling), maar ook dat de beperking bepaalde belangen dient, en het is in dat opzicht dus strenger dan de Staatsregeling
.”

2.4.2
Vervolgens heeft het hof, in verband met de genoemde bepalingen van de Staatsregeling van Aruba en art. 8 EVRM, en onder verwijzing naar HR 14 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5802 (Hyatt), overwogen dat het antidrugsbeleid en anti-alcoholbeleid van Hyatt in zoverre tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van haar werknemers leidt, dat het gebruik van alcohol of drugs in de privétijd (gedurende enige tijd voor aanvang van de werktijd) niet mogelijk is zonder het risico van een ontslag op staande voet. Het heeft onderzocht of deze inbreuk gerechtvaardigd is, doordat zij een legitiem doel dient en een geschikt middel is om dat doel te bereiken (het noodzakelijkheidscriterium). Voorts heeft het hof onderzocht of de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer evenredig is in verhouding tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel (het proportionaliteitscriterium), en of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken (het subsidiariteitscriterium). Deze vragen heeft het hof in bevestigende zin beantwoord. Het is op grond daarvan tot de slotsom gekomen dat geen verdragsrechtelijke of constitutionele bepaling eraan in de weg staat dat Hyatt bij het ontslag heeft betrokken dat de werknemer heeft geweigerd een drugs- en alcoholtest te ondergaan. (rov. 2.11 tot en met 2.17)

Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat het hof (in rov. 2.7) ten onrechte tot uitgangspunt neemt dat de Staatsregeling van Aruba in beginsel toelaat dat een werkgever met een werknemer overeenkomsten sluit als die waarop Hyatt zich in dit geding beroept. Er is met het personeelshandboek en de Letter Agreement immers geen sprake van een beperking “bij of krachtens landsverordening”, aldus het middel.

3.2
Op de gronden zoals uiteengezet in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 2.21 tot en met 2.26, hebben de in art. I.3 en I.16 lid 1 van de Staatsregeling van Aruba opgenomen grondrechten als zodanig geen directe werking in verhoudingen tussen burgers onderling. De door het hof vastgestelde beperkingen van de uitoefening van deze grondrechten kunnen daarom in beginsel door partijen worden overeengekomen en behoeven dus, anders dan het middel betoogt, niet hun grondslag te vinden in een specifieke bepaling bij of krachtens een landsverordening. Het middel faalt.

3.3
Opmerking verdient dat (constitutionele) grondrechten wel kunnen doorwerken in een rechtsverhouding tussen burgers. Het hof heeft dit onderkend. Het heeft in rov. 2.11 tot en met 2.17 onderzocht of de inbreuk op de grondrechten van de werknemer waartoe het overeengekomen antidrugsbeleid en anti-alcoholbeleid van Hyatt leidt, toelaatbaar is,1 en heeft die vraag in bevestigende zin beantwoord.

Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het beroep; ECLI:NL:HR:2019:1834