Geschillencommissie Kifid 031125 beroep op AVP terecht afgewezen omdat door 12-jarige zoon bestuurde opgevoerde fatbike een motorrijtuig is
- Meer over dit onderwerp:
Geschillencommissie Kifid 031125 beroep op AVP terecht afgewezen omdat door 12-jarige zoon bestuurde opgevoerde fatbike een motorrijtuig is
1. Procedure
1.1 De behandelend commissie, verder te noemen de commissie, beslist op basis van het reglement en op basis van de door partijen aan Kifid ingestuurde documenten inclusief bijlagen. Het gaat om: 1) het klachtformulier van de consument; 2) de aanvullende stukken
van de consument; 3) de stukken van de verzekeraar; 4) het verweerschrift van de verzekeraar; 5) de repliek van de consument en 6) de dupliek van de verzekeraar.
1.2 De commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak wordt daarom op grond van de stukken beslist.
1.3 De consument en de verzekeraar hebben gekozen voor een bindend advies. Dit betekent dat partijen elkaar aan de uitspraak kunnen houden.
2. Het geschil
Wat is er gebeurd?
2.1 De consument heeft in het verleden een aansprakelijkheidsverzekering (hierna: de verzekering) bij de verzekeraar afgesloten.
2.2 De toen 12-jarige zoon van de consument is met zijn fatbike in botsing gekomen met een scooter. De bestuurder van de scooter heeft de consument in zijn hoedanigheid van ouder aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van de aanrijding heeft geleden.
2.3 De consument heeft in verband met deze schade een beroep gedaan op de verzekering. De verzekeraar heeft de consument laten weten de schade van de tegenpartij niet te vergoeden en geen verweer te zullen voeren, omdat er geen dekking op de verzekering is. De consument kan zich hierin niet vinden en heeft een klacht bij Kifid ingediend.
De klacht en vordering
2.4 De consument maakt aanspraak op vergoeding van de schade van de tegenpartij en de schade aan zijn fatbike van tezamen € 6.800,-. Hij stelt zich op het standpunt dat de verzekeraar dekking onder zijn verzekering ten onrechte (al) heeft afgewezen. Hij noemt hiervoor een aantal redenen.
2.5 Ten eerste voert de consument aan dat de in de voorwaarden genoemde uitsluiting voor motorrijtuigen niet van toepassing is. Van een motorrijtuig is volgens hem alleen sprake indien een voertuig voortbeweegt zonder trapondersteuning. Ook volgt dit uit het feit dat de fatbike niet als motorrijtuig geregistreerd en is hiervoor geen WAM-verzekering afgesloten.
2.6 Daarnaast stelt de consument dat geen sprake is van opzet, roekeloosheid of bewuste schuld van de consument of zijn zoon. De fatbike is aangeschaft in de veronderstelling dat het om een gewone e-bike ging. Indien de fatbike al bij aankoop was opgevoerd, dan was dit de consument niet bekend en kan de verzekeraar zich ook om deze reden niet met succes beroepen op de uitsluiting in de voorwaarden.
2.7 Verder vindt de consument dat zolang de aansprakelijkheid niet vaststaat het niet mogelijk is om dekking definitief te weigeren. Er zal in dit kader eerst een ongevallenanalyse plaats moeten vinden.
2.8 Ook heeft verzekeraar volgens hem geen rekening gehouden met het feit dat zijn zoon jonger dan 14 jaar was ten tijde van de aanrijding en hierdoor op grond van artikel 6:164 Burgerlijk Wetboek (BW)1 niet aansprakelijk kan zijn voor onrechtmatige daden.
2.9 Ten slotte vindt consument het onredelijk dat de verzekeraar geen coulance toont in deze kwestie.
Het verweer
2.10 De verzekeraar voert verweer tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
3. De beoordeling
Inleiding
3.1 De commissie moet beoordelen of de verzekeraar het beroep op de verzekering door de consument heeft mogen afwijzen op basis van de geldende voorwaarden. De commissie is van oordeel dat dit het geval is en zij licht haar standpunt nader toe.
Juridisch kader
3.2 Bij de beoordeling dient als uitgangspunt te worden genomen wat in de voorwaarden staat. Daarin is vastgelegd wat partijen met elkaar hebben afgesproken. Het staat de verzekeraar in beginsel vrij om de grenzen te bepalen waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen.2 Wel kan het zo zijn dat een beroep op een bepaling in de verzekeringsvoorwaarden door een verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen die dat oordeel rechtvaardigen (artikel 6:248 BW). De bewijslast dat sprake is van bijzondere omstandigheden rust op de verzekeringnemer (hier: de consument).
3.3 Bij de uitleg van de verzekeringsvoorwaarden is bepalend de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.3 Hierbij komt het in de eerste plaats aan op de bedoeling van partijen. Van belang zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid.
3.4 De consument en de verzekeraar hebben niet onderhandeld over de voorwaarden van de verzekering. Dat betekent dat de interpretatie van de voorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de voorwaarden zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel.4 Een dekkingsuitsluiting, waarvan in deze zaak ook sprake is, dient in zijn algemeenheid naar haar aard beperkt te worden uitgelegd; een dergelijke beperkte uitleg strookt met het doel van de verzekeringen en het risico waartegen de verzekering dekking biedt.5
3.5 Hier is sprake van een consumentenovereenkomst. Voor consumentenovereenkomsten geldt dat bepalingen voor de consument duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een bepaling gaat de voor de consument meest gunstige uitleg voor. Dit is de zogenoemde contra proferentem-regel die is opgenomen in artikel 6:238 lid 2, 2e volzin van het Burgerlijk Wetboek.6
De fatbike is een motorrijtuig
3.6 De verzekeraar heeft het beroep op de verzekering van de consument afgewezen onder verwijzing van de in de voorwaarden opgenomen dekkingsuitsluiting7. Op grond van deze uitsluiting is de consument niet verzekerd voor schade die hij heeft veroorzaakt met of door een motorrijtuig tenzij sprake is van een tweewieler met elektrische trapondersteuning (elobike). Volgens de verzekeraar is de fatbike een motorrijtuig en is er geen sprake van een tweewieler met elektrische trapondersteuning (elobike). De consument vindt dat de fatbike geen motorrijtuig is aangezien deze trapondersteuning heeft, niet als motorrijtuig is geregistreerd en hiervoor geen WAM-verzekering is afgesloten.
3.7 De commissie volgt de verzekeraar in zijn betoog dat de fatbike van de zoon van de consument een motorrijtuig is. Uit de definitie van motorrijtuig in de Wegenverkeerswet 1994 volgt dat de fatbike een motorrijtuig is, omdat deze mede wordt voortbewogen door een mechanische kracht. Een uitzondering hierop vormt een fiets met trapondersteuning. In diezelfde wet wordt een fiets met trapondersteuning gedefinieerd als een fiets die is
voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen. Uit zowel het rapport van Dekra8, de door de verzekeraar ingeschakelde expert, als dit van de door de consument ingeschakelde expert Automotive
Expertise Specialist9 volgt dat de fatbike met de trapondersteuning een snelheid van 35 km/h kon bereiken. Zodoende is de fatbike geen fiets met trapondersteuning zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een tweewieler met elektrische trapondersteuning (elobike) zoals bedoeld in de voorwaarden.
3.8 De commissie kan het betoog van de consument niet volgen dat geen enkel voertuig met rapondersteuning gekwalificeerd kan worden als motorrijtuig. De consument heeft niet onderbouwd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een motorrijtuig per definitie geen trapondersteuning heeft. De uitleg van de consument brengt, mede door de definitie in de Wegenverkeerswet 1994, geen redelijke lezing van de voorwaarden met zich mee. De
commissie ziet dan ook geen aanleiding de contra proferentem-regel toe te passen.
Bekendheid van de consument niet vereist
3.9 Daarnaast stelt de consument dat geen sprake is van opzet, roekeloosheid of bewuste schuld. De fatbike is aangeschaft in de veronderstelling dat het om een gewone e-bike ging. De consument wist niet dat de fatbike was opgevoerd. Dit bevreemdt de commissie, omdat de expert van Dekra in het instellingsmenu van de fatbike heeft vastgesteld, dat de maximum instelling waarbij deze fiets stopt met het genereren van de elektrische trapondersteuning 35 km/h is. Wat hiervan ook zij, ook als de consument er niet mee bekend was dat de fatbike een motorrijtuig is, mag de verzekeraar zich beroepen op de uitsluiting in de voorwaarden. Bekendheid met het feit dat het geen gewone e-bike betrof is namelijk geen vereiste om de claim van de consument af te wijzen.
Aansprakelijkheid hoeft niet eerst te worden vastgesteld
3.10 Verder vindt de consument dat zolang de aansprakelijkheid niet vaststaat het niet mogelijk is om dekking definitief te weigeren. Er zal in dit kader eerst een ongevallenanalyse plaats moeten vinden. Zoals de verzekeraar in zijn verweer opmerkt behoeft de aansprakelijkheid niet te zijn vastgesteld om te kunnen concluderen dat er op grond van de voorwaarden geen dekking is. Van de verzekeraar kan dan ook niet verlangd worden een ongevallenanalyse uit te laten voeren.
Aansprakelijkheid van zoon is geen vereiste
3.11 Ook heeft verzekeraar volgens de consument geen rekening gehouden met het feit dat zijn zoon jonger is dan 14 jaar en hiermee niet aansprakelijk kan zijn voor een onrechtmatige daad. Ook dit gegeven staat een beroep van de verzekeraar op de voorwaarden niet in de weg. Bovendien is het niet zijn zoon maar de consument zelf die aansprakelijk is gesteld door de bestuurder van de scooter.
Coulance rechtens niet afdwingbaar
3.12 De consumenten hebben een beroep gedaan op de coulance door de verzekeraar. De verzekeraar heeft dit afgewezen. De toepassing van coulance is niet in rechte afdwingbaar. De commissie kan de verzekeraar dan ook niet dwingen om uit coulance toch dekking te verlenen.
Ambtshalve toetsing
3.13 Voor de beoordeling van de klacht is het beding uit de voorwaarden dat is opgenomen in bijlage 2 van belang. Dit beding is door de commissie getoetst aan het Europese en Nederlandse (consumenten)recht waarvoor ambtshalve toetsing geldt en de commissie acht het beding niet in strijd met deze regelgeving.
Slotsom
3.14 Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de verzekeraar dekking heeft mogen weigeren. De vordering van de consument wordt afgewezen.
4. De beslissing
De commissie wijst de vordering af.