Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 110708 werkgeversaansprakelijkheid na val werknemer van een rolsteiger 81RO, concl Spier

HR 110708 werkgeversaansprakelijkheid na val werknemer van een rolsteiger 81RO, concl Spier
Uit de conclusie:
1.2 [Verweerder] is als timmerman in dienst geweest van [eiseres]. Op 5 februari 2002 is hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden van een rolsteiger gevallen; daardoor is hij gewond geraakt. Het ongeval is door [eiseres] pas op 2 april 2002 gemeld aan de Arbeidsinspectie; zij heeft op 3 april 2004(1) een onderzoek ingesteld; de resultaten zijn vastgelegd in een rapport van 16 september 2002 (hierna: het rapport).

1.3 In het rapport is de toedracht van het ongeval op basis van onderzoek en van verklaringen van getuigen als volgt omschreven:
"Op 5 februari 2002 kregen (...) [verweerder], en [betrokkene 2] 's morgens de opdracht van de uitvoerder, [betrokkene 1], om de trespa boeiboorden te bevestigen aan de achterzijde van de loods (...) te Noordwelle. Om de boeiboorden aan te brengen werd een kamersteiger (rolsteiger) (..) gebruikt (..). Die ochtend was het slachtoffer niet verteld, hoe hij de rolsteiger moest opbouwen. Er werd vanuit gegaan, dat het slachtoffer wist, hoe hij een rolsteiger moest opbouwen en wegzetten. Genoemde rolsteiger stond reeds opgebouwd in de loods en werd in het verlengde van de werkzaamheden gebruikt. Men diende alleen de rolsteiger te verplaatsen naar de betreffende werkplek. Er werd op dat moment vervolgens niet meer gekeken of de rolsteiger op de juiste wijze was neergezet. (...) Het slachtoffer stond op de rolsteiger, welke hijzelf op de rem had geplaatst. Het slachtoffer zou zich naar rechts hebben gedraaid om iets van het werkbordes te pakken en stapte mis tussen de muur en het werkbordes. Met zijn linkervoet probeerde hij het evenwicht te herstellen en duwde het slachtoffer de rolsteiger weg. Het slachtoffer viel tussen de muur en de steiger. (...)" (...)

4.1 Het middel komt er, naar de kern genomen, op neer dat [verweerder] een ervaren vakman was zodat hij er niet voor behoefde te worden gewaarschuwd dat hij geen steiger mocht bouwen op een oneffen ondergrond.

4.2 In het middel ligt besloten dat [eiseres] een dergelijke waarschuwing nimmer heeft gegeven; in elk geval wordt op zulk een waarschuwing in het middel geen beroep gedaan. Dat strookt ook met de stellingen van [eiseres] die erop neerkomen dat zij heeft volstaan (en meende te kunnen) volstaan met algemene instructies (zie rov. 4.7 en 4.13 van het vonnis van de Kantonrechter).

4.3.1 Het komt mij voor dat een werkgever wiens werkzaamheden klaarblijkelijk (ten minste) mede liggen in de sfeer van de bouw (in ruime zin) op dit punt wel degelijk concrete instructies moet geven; ook de Arbeidsinspectie heeft daarop gewezen (zie onder 1.4). Niet alleen omdat het werken op steigers potentieel evident gevaarlijk is, maar ook omdat van algemene bekendheid is dat werknemers door de dagelijkse routine niet steeds de noodzakelijke of wenselijke voorzichtigheid betrachten.(5)

4.3.2 Ik laat hierbij nog rusten dat de door [eiseres] betrokken stellingen in feitelijke aanleg, waarop het middel beroep doet, niet inhouden dat voor een dergelijk gevaar niet behoefde te worden gewaarschuwd.

4.4 In zijn s.t. onder 7 voert mr Duk - terecht - aan dat bij schending van specifieke normen aansprakelijkheid in de rede ligt. Welnu, dergelijke regels bestaan en zijn in casu luce clarius verzaakt. Naast de algemene bepaling van art. 3.2 Arbeidsomstandighedenbesluit,(6) schrijft art. 3.28 lid 1 voor dat werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd stabiel en stevig zijn. Het opbouwen van een steiger geschiedt onder toezicht van een ter zake deskundig persoon, aldus art. 7.34 lid 1 (oud). Lid 2 voegt daaraan toe dat de veiligheid van de constructie in ieder geval voor ingebruikneming door een terzake deskundig persoon wordt gecontroleerd. Verrijdbare steigers zijn tegen ongewilde verplaatsingen beveiligd (lid 4). Omtrent dit een en ander heeft [eiseres] niets aangevoerd zodat zal moeten worden aangenomen dat [eiseres] op al deze punten tekort is geschoten. De vordering ligt m.i. ook op deze grond(en) voor dadelijke toewijzing gereed lag. Eens te meer omdat ook de Arbeidsinspectie had geconstateerd dat zij tekort was geschoten op materieelrechtelijk gebied; zie onder 1.4. (...)

4.6.2 Daaraan doet niet af dat [verweerder] het risico ongetwijfeld ook zelf had kunnen onderkennen. Blijkens zijn verklaring heeft hij dat ook gedaan.(8) Maar, volgens zijn verklaring waaraan het Hof ook op dit punt geloof heeft gehecht,(9) was hij er bang voor zijn baas in diskrediet te brengen en om zijn baan te verliezen "en zo doe je zulke dingen dan in het leven."(10)
(....)
LJN BD3747