Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 160307 val van ladder op vakbeurs, werkgever aansprakelijk

HR 16-03-07 81 RO zaak; wg in alle instanties aansprakelijk geacht voor schade uit bedrijfsongeval bij inrichten stand vakbeurs
Uit de conclusie van AG mr. De Vries Lentsch-Kostense:
Op 26 november 1998 rond 8.15 uur was [verweerder] bezig de [eiseres] toegewezen ruimte in het zalencomplex in te richten. Er waren geen collega's aanwezig. Om een uitrolbare poster met plakband op de horizontale balk op te hangen heeft hij een ladder geleend van het zalencomplex. De ladder was een enkelvoudige, niet uitschuifbare ladder, met oranjerode knoppen om de uiteinden van de bomen, zonder verdere veiligheidsvoorzieningen. [Verweerder] is zonder assistentie op de ladder geklommen. Tijdens het ophangen van de poster aan de balk gleed de ladder weg op de gladde vloer. [Verweerder] kwam ten val en brak zijn enkel. Hierdoor heeft hij schade geleden. (...)Bij de beoordeling van het verweer van [eiseres] dat zij niet in de op haar rustende zorgverplichting is tekortgeschoten, neemt het hof tot uitgangspunt dat posters als de onderhavige opgehangen worden om als blikvanger voor bezoekers te dienen. Vaststaat dat de ingelijste posters met een haakconstructie in een rail aan de bovenzijde van de scheidingswanden van de stand konden worden opgehangen en dat de ingerolde posters moesten worden opgehangen met behulp van plakband. Wanneer [eiseres] in die situatie ingerolde posters met plakband aan een werknemer als [verweerder] ter beschikking stelt, moet zij ervan uitgaan dat die posters op een zodanige hoogte worden opgehangen dat zij de aandacht kunnen trekken van passerend publiek. Dat dit meebrengt dat voor het ophangen van de posters een hulpmiddel zoals een huishoudtrap nodig is, is niet zodanig onwaarschijnlijk dat [eiseres] daarmee in redelijkheid geen rekening behoefde te houden. Anders dan aan het gebruik van een ladder zijn aan het gebruik van een huishoudtrap weinig gevaren verbonden, terwijl men voor het veilig gebruik daarvan bovendien niet afhankelijk is van anderen. Vanwege de beperkte kosten van de aanschaf van een huishoudtrap, afgezet tegen de potentieel ernstige gevolgen van het gebruik van voor het beoogde doel of de gegeven situatie ongeschikt klimmaterieel, is [eiseres] tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht door niet samen met de posters een huishoudtrap ter beschikking te stellen. Met de term "huishoudtrap" bedoelt het hof draagbaar klimmaterieel, voorzien van een platform dat als standplaats kan dienen en voorzien van een steunbeugel (zie de Regeling nadere eisen draagbaar klimmaterieel van 25 april 1986, Stcrt 1986-161, zoals nadien gewijzigd). Wanneer [eiseres] een huishoudtrap ter beschikking zou hebben gesteld, behoefde zij niet bedacht te zijn op het gebruik van een ladder of ander onveilig klimmaterieel (rechtsoverweging 8).
Het beroep van [eiseres] op art. 6.5 van het arbeidsvoorwaardenreglement, dat onder meer inhoudt dat de werknemer de plicht heeft om werk dat onveilig is niet uit te voeren, leidt niet tot een ander oordeel nu deze bepaling specificiteit mist en een werknemer geen concreet houvast biedt hoe te handelen in een specifiek geval om een gevaarlijke situatie te voorkomen. Voorzover [verweerder] had moeten begrijpen dat het gebruik van de ladder in dit geval onveilig was, kan zijn onvoorzichtigheid niet worden aangemerkt als opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in art. 7:658 BW (rechtsoverweging 9).
LJN AZ6718