Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 200706 schoonmaakster valt van huishoudtrap in bad

Rb Alkmaar 20-07-06 schoonmaakster valt van huishoudtrap in bad
[Eiser], die zich de toedracht van het ongeval niet exact kan herinneren, diende in het kader van een zogenaamde grote schoonmaak van een bungalow (onder meer) de badkamer, die tot het plafond betegeld is, te reinigen. Zij moest daartoe gebruik maken van de in de bungalow aanwezige huishoudtrap. Bij het beklimmen van de trap is ofwel de trap zelf op de gladde badkamervloer, die nat was en waarop het water zich had gemengd met diverse schoonmaakmiddelen, ofwel [eiser] op de trede, ofwel beide tegelijk, gaan glijden waardoor [eiser] hard met haar zij ter hoogte van haar longen op de badrand is gevallen. Volgens [eiser] heeft Asito haar laten werken met een ondeugdelijke huishoudtrap. In het ongevalrapport van de Arbeidsinspectie wordt weliswaar geconcludeerd dat de huishoudtrap aan alle eisen voldeed, doch [eiser] betwist dat de inspecteur dezelfde huishoudtrap heeft onderzocht als waarvan [eiser] ten tijde van het ongeval gebruik maakte. Zij wijst er voorts op dat zij na het ongeval nog ter plaatse is geweest en dat er toen een aantal gelijksoortige trappen stond met een briefje "afgekeurd" erop. Daarnaast wijst [eiser] er op dat Asito in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet heeft gehandeld door gebruik te maken van niet-gekeurde huishoudtrappen van derden. Bovendien heeft Asito geen veiligheidsinstructie over het gebruik van de huishoudtrap gegeven en ontbrak er een risico-inventarisatie, aldus [eiser].
[Eiser] stelt voorts dat het ongeval aan Asito is te wijten omdat zij de werkzaamheden onder tijdsdruk heeft moeten uitvoeren. Voor het schoonmaken van de bungalow kreeg zij viereneenhalf uur de tijd en meeruren werden niet uitbetaald. De tijdsdruk nam nog eens verder toe doordat er onverwachts gasten in de bungalow zouden komen en deze derhalve tijdig gereed diende te zijn. Hier kwam nog bij dat [eiser] reeds in de ochtend had verzocht om het schoonmaakmiddel HG aan te leveren, hetgeen pas in de middag werd gebracht, terwijl het een intrektijd van een half uur nodig heeft. (...)

De beoordeling (...)
10. Vooropgesteld wordt dat artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Genoemde bepaling heeft tot strekking een zorgplicht in het leven te roepen en verplicht de werkgever voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De vraag die ter beoordeling voorligt is derhalve of Asito, alle omstandigheden in aanmerking genomen, aan die op haar rustende zorgplicht heeft voldaan.

11. [Eiser] heeft aangevoerd dat de huishoudtrap die zij diende te gebruiken bij haar werk nimmer op deugdelijkheid is gecontroleerd en niet deugdelijk was. Zij heeft gesteld dat de trap die zij gebruikte niet de trap was die bij het onderzoek van de arbeidsinspectie op 24 maart 2004 is getoond en beoordeeld. Asito heeft dit gemotiveerd bestreden.
Naar het oordeel van de kantonrechter behoeft er op grond van de overgelegde stukken, waaronder het ongevalrapport van de Arbeidsinspectie en de schriftelijke verklaringen van de heren Peulen en Buijs niet aan getwijfeld te worden dat tussen 19 maart 2004 (de dag van het ongeval) en 24 maart 2004 (de dag van het onderzoek van de Arbeidsinspectie) de trap niet uit de bungalow waar [eiser] haar werkzaamheden verrichtte toen zij ten val kwam, is verwijderd. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de door [eiser] gebruikte trap in het onderzoek is betrokken en neemt als vaststaand aan dat die trap deugdelijk was en voldeed aan de eisen die daar in redelijkheid aan mogen worden gesteld. Dat die trap niet periodiek werd gekeurd doet aan het voorgaande niet af. Ook de omstandigheid dat in mei 2005 de trap niet meer in de betreffende bungalow aanwezig was en soortgelijke trappen de kwalificatie "afgekeurd" hadden gekregen leidt niet tot een ander oordeel. Die trappen, waarvan [eiser] foto's heeft overgelegd, zijn aan te merken - en dat heeft zij zelf ook gedaan - als "doorsnee huishoudtrappen", blijkens de foto's voorzien van rubberen doppen onder aan de poten en profiel op de traptreden. [Eiser] heeft zelf aangegeven dat de door haar gebruikte trap voorzien was van een veiligheidskettinkje en dat zich in het plateau een uitsparing bevond om de trap in uitgeklapte toestand stevig te laten staan. Bovendien heeft zij gesteld dat zij de trap ook aldus had opgezet voordat zij ten val kwam.

12. Met Asito wordt geoordeeld dat het niet nodig is om specifieke instructies te geven omtrent het gebruik van de huishoudtrappen, nu hierover in redelijkheid geen enkele onduidelijkheid kan bestaan. Met name wordt geoordeeld dat Asito haar zorgplicht niet heeft geschonden doordat zij heeft nagelaten de huishoudtrappen te vervangen door middelen met een telescoopstok of doordat zij [eiser] en haar collega's niet heeft gewezen op het mogelijke gevaar van een gladde badkamervloer door een combinatie van water en schoonmaakmiddelen. In redelijkheid behoeft een werkgever niet te waarschuwen voor normale risico's die aan het dagelijks leven zijn verbonden en zich ook voordoen in veel voorkomende situaties buiten het werk. Dit laatste geldt ook voor het door [eiser] gestelde risico van de combinatie water, reinigingsmiddelen, schoenen en tijdsdruk. Dat de vloer van een badkamer die met een sopje van water en reinigingsmiddelen nat is gemaakt glad is, is een zo bekend verschijnsel dat daarvoor niet in het bijzonder behoeft te worden gewaarschuwd. Vaststaat dat [eiser] het bij die omstandigheden passende, stroeve schoeisel droeg en van onredelijke tijdsdruk is, zoals hierna nog zal worden overwogen en beslist, niet gebleken.

13. [Eiser] heeft betoogd dat Asito ook in haar zorgplicht tekort is geschoten omdat zij de werkzaamheden onder te grote tijdsdruk diende te verrichten. Ook hierin wordt zij niet gevolgd, omdat uit haar stellingen niet blijkt van het op onaanvaardbare wijze opvoeren van de druk. Dat werkzaamheden in enige mate onder tijdsdruk dienen te worden verricht is in elk geval niet onaanvaardbaar en laat de eigen verantwoordelijkheid van werknemers in gewone, niet risicovolle situaties als de onderhavige onverlet. Uit de verklaring van I. Bontes, in het geding gebracht bij conclusie van repliek, blijkt dat in dit geval er wel "enige snelheid was geboden" en meer in het algemeen dat er vooral discussie was tussen Asito en de schoonmaaksters over de beloning in relatie tot het aantal gewerkte uren. Indien de schoonmaaksters konden aantonen dat zij meer uren hadden gewerkt dan dat er uitbetaald waren, vond nabetaling plaats.

14. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat Asito geen risico-inventarisatie had gedaan op het moment van het ongeval reeds moet leiden tot het oordeel dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht wordt zij hierin niet gevolgd, alleen al omdat niet aannemelijk is dat een eventuele risico-inventarisatie als bedoeld het in dit geding bedoelde ongeval niet zou hebben kunnen voorkomen, gelet op hetgeen hiervoor onder 11 en 12 is overwogen.

15. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Asito niet aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft gelopen tengevolge van het in dit geding bedoelde ongeval.
LJN AZ3759