Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 011018

RBDHA 011018

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG 

Team handel 

zaaknummer / rekestnummer: C/09/554044/ HA RK 18-280 

Beschikking van 1 oktober 2018 

in de zaak van 

[ verzoekster ] , 
wonende te [ woonplaats ] , 
verzoekster, 
advocaat mr. Ü. Arslan te Den Haag, 

tegen 

de onderlinge waarborgmaatschappij 
CENTRAMED B.A., 
statutair gevestigd te Den Haag en kantoorhoudende te Zoetermeer, 
verweerster, 
advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht. 

Partijen worden hierna [ verzoekster ] en Centramed genoemd. 

1. De procedure 

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift, ingekomen op 30 mei 2018, met producties; 
- het verweerschrift, ingekomen op 13 augustus 2018, met producties. 

1.2. Op 20 augustus 2018 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen: 
- [ verzoekster ] in persoon, vergezeld van haar echtgenoot ([ echtgenoot ]) en een tolk ([ tolk ]) en bijgestaan door mr. Arslan voornoemd; 
- namens Centramed: mevrouw drs. [ anesthesioloog 1 ] (anesthesioloog), mevrouw drs. [ anesthesioloog 2 ] (anesthesioloog en voorzitter van de Vakgroep Anesthesie en Pijnbestrijding van het [ Ziekenhuis X ] ) en de heer [ sectretaris ] (secretaris van de Raad van Bestuur van het [ ziekenhuis X ] , bijgestaan door mr. Nunes voornoemd (vergezeld van zijn kantoorgenote mr. C.I.M. de Haan). Daarnaast was een drietal toehoorders aanwezig, te weten: [ anesthesioloog 3 ] (anesthesioloog bij het [ Ziekenhuis X ] ), [ klachtenfunctionaris ] (klachtenfunctionaris bij het [ Ziekenhuis X ] ) en [ student-stagiair ] (student-stagiair). 

1.3. 
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald. 

2. De feiten 

2.1. [ verzoekster ] , geboren op 2 augustus 1981, is getrouwd met de heer [ echtgenoot ] (hierna ook: [ echtgenoot ] ). Samen hebben zij vier kinderen. 

2.2. De drie oudste kinderen van [ verzoekster ] en [ echtgenoot ] zijn allemaal middels een keizersnede geboren. Tweemaal vond de ingreep onder spinaal anesthesie (een ruggenprik) plaats en eenmaal onder algehele narcose. 

2.3. Op 17 september 2015 is [ verzoekster ] in het [ Ziekenhuis X ] te [ vestigingsplaats ] (hierna: het ziekenhuis), eveneens middels een keizersnede, bevallen van haar jongste kind, een gezonde dochter. [ echtgenoot ] was bij deze bevalling aanwezig. De betrokken anesthesioloog was mevrouw drs. [ anesthesioloog 1 ] (hierna: [ anesthesioloog 1 ] ). Nadat de baby was geboren, heeft [ anesthesioloog 1 ] de operatiekamer verlaten en [ verzoekster ] overgelaten aan de zorg van anesthesiemedewerker [ anesthesioloog 4 ] . Vervolgens is nog een sterilisatie-ingreep bij [ verzoekster ] verricht. De gehele ingreep heeft plaatsgevonden onder spinaal anesthesie, die voorafgaand aan de ingreep was toegediend dr. [ anesthesioloog 1 ] . 

2.4. Na de operatie is [ verzoekster ] naar die verkoeverkamer overgebracht, waar zij (aanvullende) pijnstilling heeft gekregen. Vervolgens is [ verzoekster ] overgeplaatst naar de verpleegafdeling. Op 19 september 2015 is [ verzoekster ] uit het ziekenhuis ontslagen. 

2.5. Op 29 oktober 2015 ontving de vakgroep Anesthesiologie van het ziekenhuis een verslag van een intercollegiaal consult van de (vakgroep Gynaecologie/Obstetrie van het ziekenhuis, waarin - voor zover hier van belang - het volgende was opgenomen: 
"Patiente heeft durante sectio veel scherpe pijn ervaren. Partner geeft aan dat zij dit meermalen aangegeven heeft maar voelen zich niet gehoord. Wil klacht indienen. Geeft aan dat dit de oorzaak is dat patiente postOK veel pijn maar ook depressieve gevoelens en gegeneraliseerde angst heeft ontwikkeld." 

2.6. Naar aanleiding van voornoemd intercollegiaal consult, heeft het ziekenhuis [ verzoekster ] uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 11 november 2015 en hierbij waren aanwezig! [ verzoekster ] , [ echtgenoot ] , [ anesthesioloog 1 ] en mevrouw drs. [ anesthesioloog 2 ] voornoemd (zie onder 1.2.). Na dit gesprek heeft het ziekenhuis, tot de hierna te noemen aansprakelijkstelling, niet meer van [ verzoekster ] vernomen. 

2.7. Bij brief van 25 juli 2016 heeft mr. Arslan het ziekenhuis namens [ verzoekster ] aansprakelijk gesteld voor de schade die [ verzoekster ] als gevolg van het nalatig handelen van het ziekenhuis tijdens de bevalling op 17 september 2015 heeft geleden en nog lijdt. 

2.8. Bij brief van 13 september 2016 heeft Centramed, de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis, zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van verwijtbaar medisch handelen van het ziekenhuis. 
Centramed heeft de aansprakelijkstelling om deze reden afgewezen. 

3. Het geschil 

3.1. [ verzoekster ] verzoekt de rechtbank - na wijziging van het verzoek ter zitting - bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), uitvoerbaar bij voorraad: 
a. te verklaren voor recht dat het ziekenhuis aansprakelijk is jegens [ verzoekster ] voor de door haar geleden schade als gevolg van de medische fout van het ziekenhuis en dat Centramed deze schade moet vergoeden; 
b. de aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten te begroten conform de door [ verzoekster ] op te stellen urenspecificatie en Centramed te veroordelen in deze kosten. 

3.2. [ verzoekster ] legt aan haar verzoek ten grondslag dat het ziekenhuis niet heeft gehandeld volgens de medisch-professionele standaard, doordat de betrokken anesthesioloog tijdens de keizersnede op 17 september 2015 heeft nagelaten te reageren op extreme pijnklachten, die zij en haar echtgenoot meermaals kenbaar maakten. Als gevolg van de ondragelijke pijn die zij hierdoor heeft ( moeten) ervaren,is nog steeds sprake van fysieke en mentale klachten. Centramed is gehouden de hieruit voortvloeiende immateriële schade aan haar te vergoeden. 

3.3. Centramed voert verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4. De beoordeling 

Beroep op niet-ontvankelijkheid 

4.1. Het primaire verweer van Centramed houdt in dat [ verzoekster ] niet in haar verzoek kan worden ontvangen, nu zij niet heeft voldaan aan de in artikel 7:954 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde oproepingsverplichting . 

4.2. Ingevolge artikel 7:954 lid 6 BW, voor zover hier van belang, is de benadeelde die ter zake van zijn schade door dood of letsel een rechtsvordering instelt tegen de verzekeraar, daartoe slechts bevoegd als hij er zorg voor draagt dat de verzekerde tijdig in het geding wordt geroepen. 

4.3. Vast staat dat het ziekenhuis formeel niet in deze procedure is betrokken en dat [ verzoekster ] dus niet aan deze verplichting heeft voldaan. Het ziekenhuis was ter zitting echter ruim vertegenwoordigd (zie onder 1.2.) en heeft ook voldoende gelegenheid gehad om haar standpunt uiteen te zetten en zich medisch-inhoudelijk te verweren tegen het verzoek. Om deze reden is de rechtbank met [ verzoekster ] van oordeel dat het ziekenhuis niet in haar belangen is geschaad. Datzelfde geldt voor Centramed. Aan het primaire verweer van Centramed gaat de rechtbank daarom voorbij. 

Inhoudelijke beoordeling

4.4. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. 

4.5. [ verzoekster ] verzoekt de rechtbank om een oordeel over de aansprakelijkheidsvraag te geven. Tussen partijen is niet in geschil dat deze vraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan worden gesteld. Vervolgens zal beoordeeld moeten worden of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Een deelgeschil waarvan te verwachten is dat de beantwoording van de voorliggende vragen kostbaar is en veel tijd in beslag zal nemen, bijvoorbeeld omdat nadere bewijsvoering nodig is, leent zich over het algemeen niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie zich in dit geval voordoet en zij overweegt daartoe als volgt. 

4.6. Kern van het geschil tussen partijen is of de betrokken anesthesioloog tijdens de keizersnede op 17 september 2015 heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. 

4.7. Bij de beoordeling hiervan is in de eerste plaats van belang de (feitelijke) stelling van [ verzoekster ] dat zij tijdens de operatie meermaals (extreme) pijnklachten heeft geuit en dat ook haar echtgenoot verschillende keren heeft gezegd dat [ verzoekster ] erg veel pijn had. Centramed heeft deze stelling uitdrukkeliik en gemotiveerd betwist. Ter onderbouwing hiervan zijn ondermeer twee schriftelijke verklaringen van [ anesthesioloog 1 ] overgelegd. In lijn met deze verklaringen heeft [ anesthesioloog 1 ] ter zitting, samengevat, verklaard dat tijdens de ingreep een normale communicatie met [ verzoekster ] mogelijk was en dat zij nooit de indruk heeft gekregen dat [ verzoekster ] echt pijn had. [ verzoekster ] ervaarde het "duwen en trekken" in de buik wel als oncomfortabel, maar [ anesthesioloog 1 ] had het idee dat zij [ verzoekster ] daar "doorheen heeft gepraat". Wel was sprake van misselijkheids- en duizeligheidsklachten, maar dit paste bij de toegediende spinaal anesthesie "met een hoog blok", die nodig was omdat de operatie naar verwachting langer zou duren omdat het [ verzoekster ] 's vierde keizersnee was en daarna een sterilisatie zou worden uitgevoerd. Daarvoor is vervolgens medicatie toegediend, aldus [ anesthesioloog 1 ] . 

4.8. Ook uit het als productie 1 bij verweerschrift overgelegde medische dossier van [ verzoekster ] blijkt niet dat (extreme) pijnklachten zijn geuit. Daaruit volgt juist dat de ingreep zonder bijzonderheden of complicaties is verlopen. De rechtbank wijst in dit verband op de brief van 22 september 2015 van de behandelend gynaecoloog aan de huisarts van [ verzoekster ] , waarin is vermeld: "Op 19-09-2015 kon patiënte in goede conditie het ziekenhuis verlaten." In deze brief wordt geconcludeerd: "Ongecompliceerde primaire sectio ivm 3x i.a. Tevens sterilisatie verricht. " Dat meldingen van pijnklachten op de operatiekamer niet zijn gedocumenteerd, is ook erkend in het door [ verzoekster ] overgelegde medisch advies van 2 februari 2017 van MediThemis. [ verzoekster ] heeft nog een beroep gedaan op het intercollegiaal consult (bijlage 9 bij verzoekschrift), waarin onder meer is opgenomen: "Patiente heeft durante sectio veel scherpe pijn ervaren." Dit betreft echter geen medisch oordeel van een arts, maar het eigen verhaal van [ verzoekster ] zoals zij dat bij de polikliniek gynaecologie van het ziekenhuis heeft verteld. 

4.9. De stelling van [ verzoekster ] betreffende de melding van pijnklachten is dus gemotiveerd betwist en wordt niet ondersteund door de overgelegde stukken. Daarbij komt nog dat Centramed onweersproken heeft gesteld dat chirurgische pijn een zodanige reflexmatige aanspanning van de buikwand geeft, dat een normale voltooiing van de keizersnede onmogelijk zou zijn geweest. Het voorgaande maakt dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat [ verzoekster ] (dan wel haar echtgenoot namens haar) tijdens de ingreep op 17 september 2015 heeft geklaagd over (extreme) pijn. 

4.10. In het verwijt van [ verzoekster ] ligt besloten de stelling dat de door [ anesthesioloog 1 ] voorafgaand aan de ingreep toegediende ruggenrik onvoldoende heeft gewerkt. Nog los van het feit dat in het voorgaande reeds is overwogen dat niet is gebleken dat tijdens de ingreep pijnklachten zijn geuit, is op dit moment ook onvoldoende gebleken dat sprake is geweest van een onvoldoende werkende spinaal anesthesie. Centramed heeft ook dit uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. Hierbij heeft zij erop gewezen dat voorafgaand aan de ingreep is vastgesteld dat de verdoving goed werkte. Dit vindt bevestiging in het medisch dossier van [ verzoekster ] . In het operatieverslag is immers genoteerd: "Pincet-proef: goede analgesie". Voorts heeft Centramed, onder verrijzing naar het verkoeververslag, erop gewezen dat ook op de verkoeverkamer nog sprake was van zowel een motorisch als een sensorisch blok, wat wil zeggen dat [ verzoekster ] nog geen beweging en geen gevoel had in haar onderlichaam. Tot slot heeft Centramed erop gewezen dat ook de lage bloeddruk van [ verzoekster ] tijdens de operatie erop wees dat zij naar behoren was verdoofd. 

4.11
Uit de verder overgelegde stukken volgt ook niet dat de voorafgaand aan de operatie toegediende verdoving niet goed werkte. [ verzoekster ] heeft een beroep gedaan op het advies van 2 februari 2017 van de door haar ingeschakelde medisch adviseur van MediThemis, maar dit betreft een eenzijdig rapport. Centramed is bij de totstandkoming van dit advies niet betrokken. Aan het advies kan dus geen doorslaggevende waarde worden toegekend. Bovendien vormt het advies geen, althans onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat de verdoving niet goed werkte, aangezien daarin slechts is geconstateerd: "Vooralsnog blijkt uit de medische documentatie niet, dat het anesthesielogisch handelen past binnen de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot onder vergelijkbare omstandigheden." (cursivering aangebracht door de rechtbank). Van een definitief oordeel is dus geen sprake. Tot slot geldt nog dat de medisch adviseur haar oordeel dat de ruggenprik onvoldoende heeft gewerkt baseert op het enkele feit dat op de verkoeverkamer, aansluitend op de keizersnede, intraveneuze pijnstilling is toegediend. Volgens Centramed volgt hieruit echter niet zonder meer dat de aanvankelijke spinale anesthesie onvoldoende is geweest. Zij heeft in dit verband gemotiveerd betoogd dat een snel "stijgende" verdoving (waarvan in dit geval kennelijk sprake was) ook snel in remissie kan gaan, terwijl bovendien gekozen kan worden voor aanvullende pijnstilling om zo een voldoende "spiegel" op te bouwen. 

4.12. De rechtbank concludeert dat er thans onvoldoende objectieve gegevens zijn om vast te kunnen stellen dat de voorafgaand aan de operatie door [ anesthesioloog 1 ] aan [ verzoekster ] toegediende pijnstilling niet naar behoren is geweest. Ook overigens heeft [ verzoekster ] onvoldoende, onderbouwd dat het handelen van het ziekenhuis tijdens of na de ingreep van 17 september 2015 niet voldeed aan de medisch-professionele standaard, zodat ook dit niet kan worden vastgesteld. ' 

4.13. [ verzoekster ] heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij een onafhankelijk deskundige wenst in te schakelen om te onderzoeken of er bij de bevalling van haar jongste dochter sprake is geweest van een beroepsfout van het ziekenhuis, Hoewel de rechtbank begrip heeft voor deze wens (ter zitting is duidelijk gebleken dat de bevalling een traumatische gebeurtenis voor [ verzoekster ] is geweest), leent een deelgeschilprocedure zich niet voor nadere bewijslevering. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. 

4.14. Bij deze stand van zaken kan het verweer van Centramed dat de verzochte vaststelling van aansprakelijkheid van het ziekenhuis niet mogelijk is omdat het ziekenhuis niet in deze procedure als partij is betrokken, onbesproken blijven.

Kosten deelgeschil 

4.15. Ook als het verzoek wordt afgewezen, moet in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaatsvinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, Hierbij wordt de dubbele redelijkheidstoers gehanteerd: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet eveneens redelijk zijn: Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. 

4.16. De rechtbank stelt voorop dat het door Centramed gevoerde niet- ontvankelijkheidsverweer is gepasseerd (zie onder 4.3.). Hierin is dus geen grond gelegen om begroting van de kosten achterwege te laten. Aangezien Centramed voor het overige op dit punt geen verweer heeft gevoerd, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van [ verzoekster ] kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. De rechtbank zal de halve overgaan tot begroting van de kosten.

4.17. Mr. Arslan heeft - ondanks het door Centramed gevoerde verweer, inhoudend dat [ verzoekster ] niet inzichtelijk heeft gemaakt welke kosten zij heeft gemaakt - nagelaten een urenspecificatie in het geding te brengen. De rechtbank zal niettemin onder de gegeven omstandigheden de kosten van deze procedure in redelijkheid begroten op het aan [ verzoekster ] .in rekening gebrachte griffierecht (€ 79), te vermeerderen met twee punten conform het liquidatietarief civiel, tariefgroep 1 (€ 461), dus In totaal € 1.001. 

4.18. Nu de aansprakelijkheid van het ziekenhuis in deze procedure niet is komen vast te staan, zal het verzoek van [ verzoekster ] om Centramed te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil worden afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van het ziekenhuis alsnog (in rechte) komt vast te staan.

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 1.001,--;

5.2. wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/RBDHA-011018