Rb 's-Gravenhage 080312 eigen schuld bij achteroprijding na te laat anticiperen op inparkeren; bewijslevering nodig
- Meer over dit onderwerp:
Rb 's-Gravenhage 080312 eigen schuld bij achteroprijding na te laat anticiperen op inparkeren; bewijslevering nodig; kosten 8 uur x € 235,00 + 6% + 19%
2.De feiten
2.1.Op 3 december 2006 is [verzoeker] in [plaats A] betrokken geraakt bij een aanrijding, waarbij een verzekerde van Reaal (hierna: [A]) met zijn motorrijtuig op het voor hem rijdende motorrijtuig van [verzoeker] is gebotst (hierna: het ongeval).
2.2.Het ongeval vond plaats op een weg met één rijbaan. In de verkeersongevallenregistratieset die door de politie is opgemaakt naar aanleiding van het ongeval staat onder meer het volgende:
"18. Beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval:
14.1 (het voertuig van [A]; toevoeging rechtbank) reed achter 14.2 (het voertuig van [verzoeker]; toevoeging rechtbank) op de rijbaan van de [A-straat te plaats A]. Zij kwamen beide uit de richting van de [B-straat] en reden beide in de richting van de [C-straat].
14.2 wilde op de [A-straat] ter hoogte van perceel 45 links een parkeervak inrijden. 14.2 heeft naar links richting aangegeven. Dit wordt ook bevestigd door 14.1.
Op het moment dat 14.2 de bocht naar links wil maken om het parkeervak in te rijden wil 14.1 afremmen maar gleed, naar eigen zeggen, door op de gladde trambaan waar hij op dat moment deels op reed.
Doordat 14.1 doorgleed en daardoor zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen botste 14.1 met zijn voorzijde tegen de linker achterzijde van 14.2 aan.
Hierdoor ontstond schade aan de genoemde plaatsten aan de voertuigen 14.1 en 14.2."
3.Het geschil
3.1.[verzoeker] verzoek de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019aa Rv te oordelen dat Reaal volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en Reaal te veroordelen de nader vast te stellen schade van [verzoeker] aan hem te vergoeden, met veroordeling van Reaal in de kosten van dit geding.
3.2.[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het ongeval heeft plaatsgevonden toen hij met zijn voertuig links van de rijbaan wilde inparkeren. Hij heeft daartoe links richting aangegeven. [A], die achter hem reed, kon als gevolg van de gladde tramrails niet tijdig afremmen en is achterop gebotst. [A] had echter op het ten tijde van het ongeval natte/vochtige wegdek en de aanwezige tramrails dienen te anticiperen en zijn snelheid en de afstand tot zijn voorligger dienen aan te passen. Er is volgens [verzoeker] geen sprake van eigen schuld.
3.3.Reaal voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
Nietigheid verzoekschrift
4.1.Ingevolge artikel 1019x lid 3 sub a Rv dienen de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering in het verzoekschrift te worden opgenomen. Deze gegevens dienen de rechter in staat te stellen te beoordelen of het verzoek een deelgeschil betreft en of er perspectief bestaat op een buitengerechtelijke afwikkeling van de schade. Reaal betoogt dat het verzoekschrift nietig is, nu [verzoeker] in zijn verzoekschrift geen inzicht heeft verschaft in het beloop van de door hem gepretendeerde vordering.
4.2.De rechtbank overweegt dat het verzoekschrift inderdaad het vermoedelijke beloop van de vordering niet vermeldt. In tegenstelling tot hetgeen Reaal betoogt leidt het niet voldoen aan de eisen die worden gesteld in artikel 1019x lid 3 Rv echter niet tot nietigheid van het verzoekschrift (Mvt, Parl. Gesch. Herz. Rv. p. 444). Bovendien heeft [verzoeker] wel aangegeven uit welke componenten zijn schade onder meer bestaat, zoals verlies aan arbeidsvermogen en immateriële schade. Nu partijen nog twisten over de aansprakelijkheid en dus nog in het beginstadium van de buitengerechtelijke onderhandelingen verkeren, kan van [verzoeker] ook niet meer worden gevergd. Aan de door [verzoeker] gegeven informatie over de aard en het beloop van de vordering heeft de rechtbank genoeg om te kunnen beoordelen of het verzoek een deelgeschil betreft en of er perspectief bestaat op buitengerechtelijke afwikkeling van de schade. Het verweer van Reaal zal daarom worden verworpen.
Behandeling in een deelgeschilprocedure
4.3.Reaal voert aan dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv.
4.4.De deelgeschilprocedure biedt volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient te rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daartoe zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10). Met Reaal is de rechtbank van oordeel dat deze zogenaamde proportionaliteitstoets in het nadeel van [verzoeker] uitvalt. Daartoe is het volgende van belang.
4.5.Tussen partijen staat vast dat Reaal (mede) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, aangezien ook Reaal erkent dat haar verzekerde een verwijt valt te maken, [A] had, gelet op de gladheid en de tramrails waarop hij reed, meer afstand moeten houden. Reaal betoogt echter dat er sprake is van eigen schuld van [verzoeker] (artikel 6:101 BW). Op [verzoeker] (?EJD) rust de stelplicht en, zonodig, de bewijslast ten aanzien van de feiten waarop zij haar beroep op eigen schuld baseert.
4.6.Reaal betoogt dat zowel [verzoeker] als [A] ten tijde van het ongeval ongeveer 50 km/uur reden. Het was al donker geworden en het regende. Reaal voert aan dat de eigen schuld van [verzoeker] in de eerste plaats is gelegen in het feit dat [verzoeker] voor het inparkeren eerst naar rechts had moeten gaan om de auto van [A] links te laten passeren. Indien wordt geoordeeld dat deze handelwijze niet van [verzoeker] kon worden verwacht, dan treft [verzoeker] een verwijt doordat hij pas op het laatste moment plotseling richting aangaf en hij tegelijkertijd in een (net zo plotselinge) beweging naar links reed om in te kunnen parkeren. [verzoeker] had echter, mede gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, eerder en rustig moeten afremmen alvorens af te slaan.
4.7.De rechtbank gaat voorbij aan de stelling dat [verzoeker] naar rechts had moeten uitwijken om [A] links te moeten passeren, nu niet gebleken is van een rechts- of verkeersregel waaruit volgt dat [verzoeker] aldus had moeten handelen en Reaal niet heeft bestreden dat [verzoeker] en [A] op een eenbaansweg reden. Echter, om te kunnen beoordelen of [verzoeker] eigen schuld heeft aan het ongeval door op het laatste moment richting aan te geven en direct af te slaan, in plaats van eerder en rustig af te remmen, is nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek nodig. De stellingen van Reaal ten aanzien van het verkeersgedrag van [verzoeker] kunnen namelijk niet als vaststaand worden aangenomen, nu deze door [verzoeker] worden betwist. Er is derhalve bewijslevering nodig. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat wanneer de investering in tijd, geld en moeite wordt afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren, het verzoek op grond van artikel 1019z Rv moet worden afgewezen.
Kosten
4.8.Ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de rechtbank de kosten van de procedure te begroten op grond van artikel 1019aa Rv. Dit is alleen dán anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dit is echter gesteld noch gebleken. De kosten dienen op grond van artikel 1019aa Rv te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW.
4.9.Mr. De Jong voert aan dat hij 5 uur aan de zaak heeft besteed tot en met de indiening van het verzoekschrift, tegen een uurtarief van € 235,--, 6% kantoorkosten en 19% BTW. Reaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aantal door mr. De Jong in rekening gebrachte uren en zijn uurtarief. Ook de rechtbank komen de kosten niet onredelijk voor. De verder aan de zaak bestede tijd, zoals de tijd besteed aan het voorbereiden van de zitting en het bijwonen van de mondelinge behandeling, zal door de rechtbank worden begroot op 3 uur. Dit betekent dat de totale kosten van deze procedure worden begroot op € 2.371,43, te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 260,--.
4.10.Indien een schadevergoedingsplicht op de voet van artikel 6:101 BW wordt verminderd, dient in beginsel ook de verplichting om de buitengerechtelijke kosten te vergoeden in dezelfde mate te worden verminderd. In het feit dat de rechtbank geen oordeel heeft kunnen geven over de (mate van) eventuele eigen schuld van [verzoeker], ziet de rechtbank dan ook reden om Reaal niet te veroordelen in de kosten van het deelgeschil. Wanneer er tussen partijen duidelijkheid is omtrent de eigen schuld van [verzoeker], zullen deze kosten bij Reaal in rekening kunnen worden gebracht. LJN BV8828