Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 151013 ingeleende arbeidskracht raakt bekneld tussen palletwagens op cargoplatform; schending zorgplicht; geen bewuste roekeloosheid

Hof Amsterdam 151013 ingeleende arbeidskracht raakt bekneld tussen palletwagens op cargoplatform; schending zorgplicht; geen bewuste roekeloosheid

2 De beoordeling
2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [geïntimeerde] is als uitzendkracht in dienst getreden van Adecco en deze heeft hem uitgeleend en tewerkgesteld bij KLM als medewerker op het cargoplatform.
(ii) [geïntimeerde] was belast met het ‘locken’ en laden van pallets van palletwagens op ‘transporters’.
(iii) Op 24 mei 2009 omstreeks 02.00 uur was [geïntimeerde] werkzaam op het cargoplatform.
(iv) [geïntimeerde] was toen als locker werkzaam op een sleep palletwagens die moest laden op een transporter bestuurd door [X] (hierna: [X]).
( v) Direct naast de sleep stond een andere sleep palletwagens waarbij [Y] (hierna: [Y]) als locker werkzaam was die de pallets moest overladen op een transporter bestuurd door [Z] (hierna: [Z]).
(vi) Tijdens het verrichten van deze werkzaamheden heeft zich een ongeval voorgedaan waarbij [geïntimeerde] letsel heeft opgelopen.
(vi) Bij brieven van 1 juli 2009 en 29 juli 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] Adecco en KLM aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van het ongeval door [geïntimeerde] geleden en te lijden schade.
(vii) Na aanzegging van een kort geding heeft KLM [geïntimeerde] een voorschot betaald van € 5.000,-, zonder daarbij de aansprakelijkheid van Adecco en KLM te erkennen.

2.2
[geïntimeerde] heeft gevorderd Adecco en KLM hoofdelijk te veroordelen tot het vergoeden van de door hem (het hof leest: als gevolg van het bedrijfsongeval dat op 24 mei 2009 heeft plaatsgevonden) geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en voorts tot het betalen van een bedrag van € 600,- per maand, te rekenen vanaf de datum van het ongeval, bij wijze van voorschot op de door hem geleden schade wegens inkomstenderving en medische kosten, waarvan het bedrag tot en met 23 april 2010 beloopt € 6.600,-, waarop het hem reeds betaalde bedrag van € 5.000,- in mindering zal strekken, uitvoerbaar bij voorraad. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter Adecco en KLM hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de schade die hij als gevolg van het hem overkomen arbeidsongeval van 24 mei 2009 heeft geleden en hen in de proceskosten verwezen. Tegen dit oordeel en de gronden waarop het berust richten zich de grieven.

2.3
Grief 1 klaagt dat de kantonrechter als vaststaand feit heeft aangenomen dat [geïntimeerde] zich op enig moment tussen beide slepen heeft bevonden en bekneld is geraakt tussen de twee slepen met palletwagens. Ten onrechte is daarbij, zo stellen Adecco en KLM, geen, althans onvoldoende aandacht toegekend aan de verklaring die [geïntimeerde] tegenover KLM Security Services heeft afgelegd voor zover deze inhoudt dat hij nadat hij een pallet van de wagen had geduwd, een stukje terugliep in de richting van de tweede sleep. Voorts heeft de kantonrechter volgens de toelichting op deze grief ten onrechte geen aandacht geschonken aan de opmerking van [X], de collega met wie [geïntimeerde] de bewuste avond samenwerkte, dat hij niet begreep hoe het mogelijk is dat [geïntimeerde] gewond heeft kunnen raken aan zijn voet/enkel omdat de sleepwagens dan wel de onderlinge palletwagens veel hoger zijn. Wanneer daadwerkelijk sprake zou zijn geweest van een beknelling tussen twee palletwagens zou zijn geweest zou dit tot letsel hoger aan het (onder)been hebben geleid. Nu onduidelijk is op welke wijze het letsel is ontstaan kan niet worden vastgesteld of dit letsel in verband staat met de werkzaamheden die [geïntimeerde] uitvoerde, laat staan dat, als er al sprake is van een schending van een zorgplicht, er een causaal verband bestaat tussen het niet nakomen van de zorgplicht en het ontstaan van het ongeval, aldus nog steeds Adecco en KLM.

2.4
Het hof overweegt als volgt. Adecco en KLM hebben onvoldoende toegelicht welke consequentie moet worden verbonden aan de mededeling van [geïntimeerde] dat hij nadat hij een pallet op de transporter had geduwd een stukje is teruggelopen naar de tweede sleep. Uit de tegenover KLM Security Services afgelegde verklaringen van[Y], [Z], [X] en [geïntimeerde],1 in onderling verband gelezen, blijkt dat [geïntimeerde] kort nadat de sleep van[Y] begon te rijden schreeuwde dat hij moest stoppen.[Y] heeft onder meer verklaard dat hij op dat moment niet wist wat er aan de hand was en dat hij dat pas later zag en voorts: “Toen ik gestopt was en uit was gestapt begreep ik dat de heer [geïntimeerde] met zijn voet tussen de twee rijen palletwagens bekneld was geraakt.”. [Z], de bestuurder van de andere transporter, heeft verklaard over wat zich voordeed terstond nadat [Y] na het horen van de schreeuw van [geïntimeerde] was gestopt: “Toen bleek dat de heer [geïntimeerde] gewond was geraakt omdat hij met zijn been tussen de sleep van ons en die van hem en [X] klem was komen te zitten.” Gelet op de inhoud van deze twee verklaringen is genoegzaam komen vast te staan op welke wijze het letsel van [geïntimeerde] is veroorzaakt en komt aan de verklaring van [X] dat hij niet begreep hoe het letsel van [geïntimeerde] kon zijn ontstaan onvoldoende betekenis toe. De grief faalt.

2.5
Grief II richt zich tegen de overweging van de kantonrechter dat KLM niet die maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt die redelijkerwijs mogelijk waren om te voorkomen dat een ongeval als het onderhavige kon plaatsvinden en dat Adecco en KLM hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen. Voor zover de toelichting op de grief het verwijt bevat dat [geïntimeerde] zich niet heeft gehouden aan de voor hem geldende (veiligheids)instructies zal dit aan de orde komen bij de bespreking van grief III waarin wordt gesteld dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van bewuste roekeloosheid aan de kant van [geïntimeerde]. Adecco en KLM stellen in dit verband verder - samengevat - dat[Y] voordat hij ging rijden langs de te verslepen pallets is gelopen om te kijken of het veilig was om de sleep naar voren te rijden en te kunnen lossen en dat dit laatste het geval was toen bleek dat zich niemand rondom de sleep bevond. Dat het ongeval zich niettemin heeft voorgedaan moet volgens Adecco en KLM erdoor worden verklaard dat [geïntimeerde] in de korte tijdspanne tussen het teruglopen van [Y] naar de sleepwagen en het starten daarvan tussen de twee slepen is gaan staan terwijl op dat moment geen van zijn collega’s hem kon zien. Het hof acht deze door [geïntimeerde] betwiste veronderstelling - meer is het niet - onvoldoende aannemelijk. Daar komt nog bij dat moeilijk valt in te zien waarom de bestuurder van een palletwagen niet zou kunnen worden geïnstrueerd van tevoren een waarschuwingssignaal te geven alvorens in een situatie als de onderhavige een sleep in beweging te zetten. KLM stelt niet dat zij een dergelijke instructie heeft gegeven of dat zulks van haar niet kan worden gevergd. Reeds op deze grond is het hof met de kantonrechter van oordeel dat KLM in haar zorgplicht als bedoeld in art. 7:658 eerste lid BW is tekortgeschoten. Grief II slaagt evenmin.

2.6
Adecco en KLM voeren in grief III aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van bewuste roekeloosheid aan de kant van [geïntimeerde]. Het hof overweegt als volgt. KLM heeft zich enerzijds op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] zich in strijd met de hem gegeven veiligheidsinstructies tussen de twee slepen heeft begeven terwijl zij anderzijds met zoveel woorden heeft erkend dat de werksituatie dit soms nodig maakt. Het verwijt van KLM aan [geïntimeerde] dat hij toen hij zich tussen de slepen bevond onvoldoende oogcontact met zijn collega’s heeft gehouden verliest aan kracht nu KLM zich er tegelijkertijd op beroept dat zijn collega’s hem als gevolg van de hoge lading op de sleepwagens niet konden zien. Zelfs al zou [geïntimeerde] in de gegeven situatie onvoorzichtig hebben gehandeld, dan levert dit nog geen bewuste roekeloosheid op in de zin van genoemde wetsbepaling. Daarvan is pas sprake als de werknemer zich, tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgegane gedraging, van het roekeloos karakter van die gedraging bewust is geweest. In de stellingen van Adecco en KLM is geen aanknopingspunt te vinden dat dit geval zich heeft voorgedaan. Verder houdt het hof rekening met het ervaringsfeit dat het regelmatig verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongelukken raadzame voorzichtigheid leidt.2 Ook grief III kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.

2.7
Grief IV houdt in dat [geïntimeerde] zijn schade onvoldoende heeft onderbouwd zodat geen grond bestaat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure en voorts dat reeds een bedrag van € 5.000,- aan [geïntimeerde] is betaald zodat de schade thans moet worden begroot op nihil.

2.8
Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen met betrekking tot de door [geïntimeerde] gestelde schade en zal met het oog daarop een comparitie van partijen bepalen. Deze bijeenkomst kan tevens worden benut om te trachten een minnelijke regeling te treffen. Uiterlijk veertien dagen voor de comparitie dient [geïntimeerde], alle tot zijn beschikking staande gegevens die betrekking hebben op geleden en te lijden schade verband houdend met het ongeval, waaronder relevante medische gegevens en gegevens met betrekking tot het door hem na het ongeval verworven inkomen en, indien mogelijk te verwachten inkomen, toe te zenden aan het hof en aan de raadsman van Adecco en KLM. De verdere behandeling van grief IV wordt aangehouden. ECLI:NL:GHAMS:2013:4994 nogmaals op rechtspraak.nl als: ECLI:NL:GHAMS:2013:5018