Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 010524 vorderingen t.z.v. verontreinigde grond in zeedijk n.o. wegens bestuursrechtelijke ingang; overigens geen gebrekkige opstal

RBDHA 010524 vorderingen t.z.v. verontreinigde grond in zeedijk n.o. wegens bestuursrechtelijke ingang; overigens geen gebrekkige opstal

1Kern van de zaak

1.1.

In 2014-2015 is in de [gebied 1] in Zeeuws-Vlaanderen een nieuwe zeedijk aangelegd. De Staat was (indirect) opdrachtgever. In de kern van de dijk is thermisch gereinigde grond toegepast (hierna: TGG). Dit is grond waaruit door verhitting organische verontreiniging wordt verwijderd. Uit later onderzoek is gebleken dat de TGG die is gebruikt in de zeedijk verontreiniging bevat. Eisers hebben grote zorgen over de mogelijke schadelijke gevolgen van de TGG voor de omgeving en meer in het bijzonder hun grond en bedrijfsvoering, gelegen in de nabijheid van de zeedijk. Volgens eisers heeft de Staat - door TGG in de zeedijk te laten aanbrengen en daar te houden - (onder meer) zijn zorgplichten op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geschonden. Eisers vorderen in deze procedure dat de Staat wordt opgedragen om de TGG uit de zeedijk te verwijderen en te vervangen, de sloten rondom de zeedijk te saneren en verwijzing naar de schadestaat voor de door eisers geleden en te lijden schade. Parallel aan deze civiele procedure hebben eisers, eveneens op grond van schending van zorgplichten uit de Wbb en Bbk, een - met de vorderingen in deze zaak vergelijkbaar - bestuursrechtelijk handhavingsverzoek ingediend bij de gemeente Hulst. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in juni 2023 naar aanleiding van dat handhavingsverzoek geoordeeld dat de Staat genoemde zorgplichten niet heeft geschonden. De Staat kan geen verwijt worden gemaakt, omdat hij niet wist en niet kon weten dat deze TGG niet geschikt was voor toepassing in de dijk. Omdat voor eisers een bestuursrechtelijke procedure heeft opengestaan en de bestuursrechter een eindoordeel heeft gegeven over schending van de zorgplichten op grond van de Wbb en Bbk, kunnen eisers op de grondslag van de Wbb en Bbk niet terecht bij de civiele rechter en zal de rechtbank een groot deel van de vorderingen van eisers om die reden afwijzen. De rechtbank beoordeelt wel het beroep van eisers op artikel 6:174 BW en betrekt daarbij het Plan van aanpak Beheersing TGG [gebied 1] (hierna: Plan van aanpak) van de Staat en de laatste monitoringresultaten rondom de zeedijk. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de zeedijk geen gebrekkig opstal is waarvan het gevaar zich heeft verwezenlijkt. De Staat heeft voldoende veiligheidsmaatregelen genomen.

De Stichting zal niet ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen van de andere eisers zullen worden afgewezen en eisers zullen samen worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. ECLI:NL:RBDHA:2024:6446