Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 270612 psychiatrische expertise mislukt wegens ontbreken vertrouwen; verzoek medewerking ass. aan nieuwe expertise toegewezen

Rb Dordrecht 270612 psychische klachten; bestaan en causaal verband met ongeval betwist 
- eerdere psychiatrische expertise mislukt wegens ontbreken vertrouwensbasis; verzoek medewerking ass. aan nieuwe expertise toegewezen
-
 kosten begroot op € 3.723,24 + griffierecht; bevel betaling binnen 7 dagen gevorderd en toegewezen

5.  De beoordeling van het geschil 
Deelgeschil? 
5.1.   [verzoeker] verzoekt niet om een deskundige te benoemen maar verzoekt om National Academic te bevelen (alsnog) medewerking te verlenen aan het in het kader van de verdere schaderegeling op gezamenlijk verzoek laten uitvoeren van een psychiatrische expertise. Dat een dergelijk verzoek kan worden gedaan en – indien daartoe aanleiding bestaat – kan worden toegewezen – in een deelgeschil blijkt met zoveel woorden uit de door mr. Janse in zijn pleitnota aangehaalde parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2007/2008 31.518, MvT, p. 3, 10 en 20). 

5.2.  Dat [verzoeker] – bij toewijzing van het verzoek – per saldo hetzelfde bereikt als hij zou bereiken ingeval van toewijzing van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht, maakt het voorgaande niet anders. In de parlementaire geschiedenis staat immers met zoveel woorden dat de deelgeschilprocedure een aanvulling vormt op de reeds bestaande proces-rechtelijke instrumenten die gericht zijn op – of kunnen bijdragen aan – de beëindiging van een geschil anders dan door het voeren van een bodemprocedure, zoals het voorlopig deskundigenbericht (MvT, p. 3). Het is een “extra instrument” ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen en een “extra mogelijkheid” om de rechter de raadplegen (MvT, p. 2 en 3). 

5.3.  Vervolgens dient, kort gezegd, te worden beoordeeld of de van de rechtbank over het geschil tussen partijen verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (vgl. artikel 1019z Rv). Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Tussen partijen is met name en in de eerste plaats in geschil de aard en de omvang van de psychische klachten van [verzoeker] en of, en zo ja: in welke mate, deze klachten aan het ongeval kunnen worden toegerekend. Het ligt in de rede dat aan de hand van de door [verzoeker] beoogde psychiatrische expertise in ieder geval dit geschilpunt kan worden beslecht, althans partijen daarover meer inzicht kan verschaffen, aan de hand waarvan zij tot het oplossen van dit geschilpunt kunnen komen. Dat na een beslissing op een deelgeschil-verzoek een vaststellingsovereenkomst niet (direct) binnen handbereik ligt en er daarna nog verder zal moeten worden onderhandeld en/of nader onderzoek nodig zal zijn en/of zelfs nog één of meer deelgeschilprocedures nodig zijn, is daarbij geen beletsel. De wetgever heeft namelijk de mogelijkheid onder ogen gezien dat meerdere deelgeschilprocedures moeten worden gevoerd. 

5.4.  De slotsom is derhalve dat het verzoek zich leent voor behandeling als deelgeschil. 

Psychiatrische expertise of niet? 
5.5.  National Academic voert aan dat er geen grond voor een psychiatrische expertise is, omdat uit de (medische) stukken blijkt dat er geen sprake is van het ontstaan of van het wederom manifest worden van psychische klachten bij [verzoeker] als gevolg van het ongeval. Uit de processtukken met bijbehorende producties – en dan met name uit de mailwisseling tussen de gemachtigde van [verzoeker] en mevrouw van Nooijen van CED Personenschade (productie 5 bij verzoekschrift) – blijkt echter dat dit nu juist tussen partijen in geschil is. Daarom bestaat er aanleiding een psychiatrische expertise te laten uitvoeren. 

5.6.  Vooropgesteld dient te worden dat, indien partijen in het kader van een onderzoek naar de schadeafwikkeling in verband met de aansprakelijkheid van één van hen, overeenkomen om gezamenlijk een medische deskundige aan te zoeken die gezamenlijk geformuleerde vragen dient te beantwoorden, zij zich daarmee verbinden om de rapportages van die ingeschakelde deskundige in beginsel als uitgangspunt voor de verdere afwikkeling te nemen. In dit geval bestaat echter aanleiding om hiervan af te wijken. 

5.7.  Niet duidelijk is wat er precies is voorgevallen tijdens het gesprek tussen [verzoeker] en expertiserend psychiater [R.J. van den B] en bij wie de oorzaak voor het niet tot standkomen van het rapport ligt. Hun lezingen daarover (producties 6 en 7 bij verzoekschrift) lopen op verschillende punten uiteen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat sprake is van “expert shopping” zoals National Academic betoogt. Wel kan worden vastgesteld dat de benodigde vertrouwensbasis (ook volgens prod. dr. [R.J. van den B]) ontbrak. Niet is gesteld of gebleken dat ondanks de ontstane vertrouwensbreuk en de inhoud van de brief van prof. dr. [R.J. van den B] laatstgenoemde nog steeds bereid is te rapporteren. Het ligt daarom in de rede dat de pychiatrische expertise door een ander dan prof. dr. [R.J. van den B] zal worden uitgevoerd en wel door iemand waarin beide partijen op voorhand vertrouwen hebben. Aldus wordt ook bevorderd dat de expertise bijdraagt aan beslechting van het geschil tussen partijen. [verzoeker] heeft een voorkeur voor prof. dr. [S] en hoewel National Academic in een eerdere fase tegen deze persoon geen bezwaar had, blijkt dat nu wel het geval te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van National Academic meegedeeld dat zij tegen benoeming van prof. dr. [K] geen bezwaar heeft. [verzoeker] heeft op zijn beurt geen bezwaar tegen een eventuele benoeming van prof. dr. [K]. De rechtbank zal daarom het verzoek onder 1 toewijzen, met dien verstande dat prof. dr. [K] de expertise dient uit te voeren. De termijn waarbinnen National Academic dient mee te werken zal de rechtbank bepalen op vier weken. Het voorwaardelijk zelfstandig verzoek zal worden afgewezen voor zover dat is gericht op expertise door prof. dr. [R.J. van den B]. 

5.8.  Voorop staat dat [verzoeker] dient mee te werken aan het onderzoek door prof. dr. [K], ook voor zover dit omvat het (laten) opvragen van medische informatie. Nu [verzoeker] zich hiertoe bereid heeft verklaard, zal het voorwaardelijk zelfstandig verzoek te bepalen dat hij aan de expertiserend psychiater een machtiging dient te verstrekken waarmee aan deze toestemming wordt verleend alle relevante informatie bij de huisarts en alle behandelaren van [verzoeker] in te winnen, in zoverre worden toegewezen. Het ligt voor de hand dat het opvragen van nadere medische informatie via de medisch adviseurs van partijen zal verlopen, zoals ook tijdens de zitting door de raadslieden van partijen is voorgesteld. 

Kosten 
5.9.  [verzoeker] vraagt vergoeding van de tot op heden onvergoed gebleven buiten-gerechtelijke kosten, zijnde twee declaraties van in totaal € 879,66. National Academic heeft aansprakelijkheid erkend en is dus in beginsel gehouden om ook deze door [verzoeker] geleden schade te vergoeden. Voor het oordeel of de buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden beoordeeld of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Hierbij dient de omvang van de schade als één van de in aanmerking te nemen aspecten te worden meegewogen. [verzoeker] acht het vooralsnog niet uitgesloten dat hij zonder ongevalsletsel en de hieruit voortvloeiende klachten en beperkingen in de achterliggende jaren al in staat zou zijn geweest om succesvol te re-integreren. National Academic voert aan dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat door hem als gevolg van het ongeval meer schade is geleden dan het door haar uitgekeerde bedrag van € 1.000,= en dat het door haar uitgekeerde bedrag aan buitengerechtelijke kosten (€ 4.777,75) in geen enkele verhouding staan tot genoemd bedrag van € 1.000,=. Gelet op de standpunten van partijen beschikt de rechtbank in dit stadium over onvoldoende informatie om de omvang van de schade te schatten. Op voorhand is het niet aannemelijk dat [verzoeker] de gestelde schade heeft geleden. Dit betekent dat niet kan worden beoordeeld of de thans in geschil zijnde buitengerechtelijke kosten ad € 879,66 de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Er is daarom geen grond te bepalen dat National Academic het verzochte bedrag aan buitengerechtelijke kosten moet vergoeden. Dat verzoek wordt daarom afgewezen. 

5.10.  Wat betreft de kosten van het deelgeschil betreft, acht de rechtbank het redelijk dat [verzoeker] – naast een vergoeding van onder meer vier uur voor het door zijn raadsman opstellen van het verzoekschrift – een vergoeding vraagt van zesenhalf uur voor de mondelinge behandeling, nabespreking, beoordeling, toezending en bespreking van de beschikking en aansluitende correspondentie met National Academic. Hierbij is onder meer acht geslagen op de reistijd van Barneveld naar Dordrecht en terug en de duur van de mondelinge behandeling. Nu het uurtarief en de kantoorkosten niet zijn bestreden, zal de rechtbank de kosten begroten op € 3.723,24, te vermeerderen met het griffierecht, zijnde € 267,=. 

5.11  Volgens de memorie van toelichting bij de Wet Deelgeschilprocedure kan een veroordeling in de kosten worden verzocht als onderdeel van het verzoek tot het geven van een beslissing op het deelgeschil, waarbij het vanzelf spreekt dat de rechter de wederpartij niet tot betaling van de begrote kosten zal veroordelen als diens aansprakelijkheid voor de door de benadeelde geleden schade onvoldoende vaststaat (MvT, p. 19). [verzoeker] verzoekt echter geen veroordeling van National Academic tot betaling van de kosten maar verzoekt haar te bevelen dit bedrag binnen zeven dagen na heden te vergoeden, waartegen National Academic geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd. Dit verzoek komt min of meer neer op een veroordeling tot betaling, hetgeen in een deelgeschilprocedure kan worden verzocht en toegewezen. Ook dit verzoek zal daarom worden toegewezen. LJN BX0795