Overslaan en naar de inhoud gaan

Berntsen Mulder Advocaten, 190520 mr. K.J. Nijman, Rechtbank Den Haag stelt langjarige rekenrente op 0%

Berntsen Mulder Advocaten, 190520 mr. K.J. Nijman, Rechtbank Den Haag stelt langjarige rekenrente op 0%

Periode Rente Inflatie
0-5 jaar 0% 1,50%
6-20 jaar 1,30% 2%
> 20 jaar 2% 2%

Toekomstschade begroten: de grootst mogelijke zekerheid
Volgens artikel 6:97 BW begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Toekomstschade kan volgens artikel 6:105 BW worden geschat. De Hoge Raad formuleerde in 1959 (HR 24 april 1959, NJ 1959/603) het uitgangspunt dat in de verplichting tot schadevergoeding is inbegrepen dat het slachtoffer de grootst mogelijke zekerheid wordt verschaft dat ook in de toekomst de te derven inkomsten en/of te lijden schade worden uitgekeerd. Van een slachtoffer mag dus niet verlangd worden dat hij met zijn schadevergoeding speculeert en zodoende risico loopt om hogere rendementen te behalen. De Hoge Raad bepaalde op 30 november 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA4606) dat uitgangspunt van de rekenrente is dat een slachtoffer de werkelijke (toekomstige) schade begroot ziet. Lange tijd werd daarvoor in letselschadezaken uitgegaan van een langjarige rente van 6% en een inflatie van 3%, ook toen de rente en inflatie fors daalden.

Het Hof ’s-Hertogenbosch hanteerde bij arrest van 5 november 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:5188) een rekenrente van 2,2% (4,2% rente en 2% inflatie. Maar ook na die uitspraak volgden nog vele uitspraken met een 3%-langjarige rekenrente. In letselschadezaken werd ook op de korte termijn, veelal een hoger rendement gehanteerd dan wat een slachtoffer daadwerkelijk kon realiseren. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat als een slachtoffer in de eerste jaren een fictieve rente opgelegd krijgt die hoger is dan de werkelijke rente, het daaruit voortvloeiende tekort in alle daarop volgende jaren door telt en steeds groter wordt.

UFR-methode
De verlaging van de inflatie en de rente bleek maar langzaam door te dringen tot de juridische wereld en rechters bleven nog lang verwijzen naar ‘in het verleden behaalde resultaten’ zelfs toen in 2015 een structurele verandering op de financiële markten werd doorgevoerd. Het oude model zag er als volgt uit.

In plaats daarvan werd, ter voorkoming van grote schommelingen, per 15 juli 2015 de UFR-methode ingevoerd met als basis de verwachtingen uit het verleden van de 20-jaars voorspellingen naar de toekomst toe. Niet langer vormden historische resultaten de basis voor de vaststelling van de rente, maar historische inschattingen van de 20-jaars voorspelling in de toekomst.

Deze UFR-methode werd door de Nederlandse Bank (DNB) bij besluit van 15 juli 2015 ingevoerd. De hoogte van de langjarige UFR-rente werd in eerste instantie nog ingeschat op 4,2%. Bij de invoering van de UFR-methode was dit echter al verlaagd naar 3,3% rente en in 2017 naar 2,6%. In het Advies van de Commissie Parameters van 6 juni 2019 (lees of download PDF), werd 2,1% rente gehanteerd. Het gaat dan om de ‘risicovrije marktrente’. En juist een dergelijke risicovrije marktrente past ook goed bij de uitgangspunten voor letselschadezaken, zoals door de Hoge Raad geformuleerd.

Verder zagen we dat in de concept-richtlijn van De Letselschaderaad en het convenant tussen verzekeraars en het UWV ook steeds lagere rekenrentes gebruikt werden. In het wetsvoorstel belastingheffing box 3, neemt de overheid tot uitgangspunt 0,09% rente op spaargeld en banken waarschuwden begin 2020 dat er negatieve rentes zouden gaan gelden in bepaalde gevallen.

Verzekeraars zelf hanteerden als rekenrente ook hele ander getallen dan wat zij voorstonden in letselschadezaken. Zo bleek op de website www.moneywise.nl/lijfrente/vergelijken dat bij een inleg van € 500.000 voor de aankoop van een lijfrente bij Allianz, de opbrengst na 25 jaar € 227.232 was. De verzekeraar hanteerde zelf een negatieve rekenrente van -5,33%.

2019: 3 rekenrente-uitspraken
Tijdens de lopende procedure bij de rechtbank Den Haag, werden drie uitspraken gewezen over de rekenrente. Op 9 juli 2019 durfde de rechtbank Zeeland-West Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2019:3178) het als eerste aan om de rekenrente om te gooien (kort -0,2%, middellang 0,6%, lang 1,7%). Op 25 september 2019 volgde de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2019:4559) met dezelfde uitgangspunten: (kort -0,2%, middellang 0,6%, lang 1,7%). De rechtbank Gelderland volgde op 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:4509) met een iets andere systematiek, maar ook met een duidelijke verlaging van de rekenrente. In de uitspraak zijn per abuis de percentages van de rekenrente genoteerd als inflatie (zie publicatie Vermeulen Verkeersrecht) 0,65% had moeten zijn 1,5%, 1,3% had moeten zijn 2,0%. Daarom laat ik de percentages hier buiten beschouwing. Voor wie meer over de achtergrond bij deze materie wil weten, wijs ik graag op het artikel van Marjan Vermeulen in Verkeersrecht 2018, nr. 6, p. 211 t/m 217 en het artikel ‘De redelijke verwachtingen ten aanzien van de rekenrente’, van R.M.J.T. Van Dort en E.S. Groot in TVP 2019, nummer 3.

2020: rekenrente naar 0%
Tegen de achtergrond van de behandelde stelselwijziging (UFR), de ontwikkelingen op de financiële markt en de nieuwe jurisprudentie over de rekenrente uit 2019, wees de rechtbank Den Haag op 13 mei 2020 vonnis. Daarbij is na een eiswijziging niet langer een specifieke rekenrente gevorderd, maar is aan de rechtbank Den Haag verzocht om op grond van het partijdebat in goede justitie de rekenrente vast te stellen al dan niet met behulp van een deskundige.

De rechtbank Den Haag bepaalde bij vonnis van 13 mei 2020 onder meer: “Dit betekent dat de rechtbank een realistische inschatting moet maken van het rendement dat [gedaagde] over de schadevergoeding zal kunnen genereren en van de geldontwaarding die in de loop van de jaren zal optreden. Daarbij moet de rechtbank rekening houden met percentages die op dit moment realistisch zijn.” En zodoende kwam de rechtbank op 0% rente en 1,5% inflatie over de periode van 0-5 jaar, op 1,3% rente en 2% inflatie over de periode van 6-20 jaar en op 2% rente en 2% inflatie over de periode vanaf 20 jaar.

De coronacrisis
Wat zal de inflatie gaan doen als gevolg van de coronacrisis? Een inflatie voor de korte en middellange termijn van 1,5% zal mogelijk te laag zijn als gevolg van de nieuwe crisis. Dus wellicht gaan we een nog lagere rekenrente zien. Maar voor nu houden we vast aan deze nieuwe getallen.

Daarbij spreek ik mijn dank uit jegens E.J. Bakker van De Bureaus die mij onder meer zijn deskundigenrapportages ter beschikking stelde en jegens mr. J.A.M. Broeders, advocaat in de zaak van Zeeland-West Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2019:3178).

Een verschil maken
De nieuwe rekenrente betekent dat in lopende letselschadezaken de toekomstschade, voor zover deze nog niet afgewikkeld is, opnieuw gekapitaliseerd moet worden. Voor slachtoffers zal deze nieuwe kapitalisatie veel gunstiger uitpakken.

Het slachtoffer in de zaak die door de rechtbank Den Haag werd behandeld, was voor het ongeval iemand die in zijn werkzame leven bij de bedrijven waar hij werkte een verschil maakte. Een briljante geest, een levensgenieter een flamboyante man en een betrokken vader. Het past hem dat hij met deze uitspraak opnieuw een verschil maakt. berntsenmulder.nl