Overslaan en naar de inhoud gaan

GEA Aruba 230817 val door onmogelijk te zien fijn zand op tegelvloer voor casino; niet kenbaar gevaar; vordering afgewezen

GEA Aruba 230817 val door onmogelijk te zien fijn zand op tegelvloer voor casino; niet kenbaar gevaar; vordering afgewezen

3 DE VERDERE BEOORDELING
3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.

3.2
Uit het tussenvonnis volgt dat tussen partijen vast staat dat [eiseres] op 29 oktober 2016 bij het betreden van het aan Ritz toebehorende casino ten val is gekomen, door welke val (hierna: de val) de bril van [eiseres] onherstelbaar werd beschadigd. Anders dan Ritz stelt [eiseres] dat Ritz aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van de val, omdat die werd veroorzaakt door de aanwezigheid van fijn zand op de aan Ritz toebehorende tegelvloer, welk zand [eiseres] onmogelijk kon zien terwijl Ritz ter plaatse geen melding had gemaakt van die gevaarlijke situatie. Door - zo begrijpt het Gerecht - dat nalaten heeft Ritz onrechtmatig gehandeld jegens Ritz, aldus [eiseres]. Ter zake van die door Ritz gemotiveerd bestreden stellingen wordt het volgende overwogen, waarbij het Gerecht er veronderstellende wijze van uit gaat dat [eiseres] is gevallen als gevolg van de aanwezigheid van fijn zand op voormelde tegelvloer, zoals door haar gesteld.

3.3
De stelling van [eiseres], dat Ritz de aanwezigheid van het fijne zand had moeten melden met bijvoorbeeld een waarschuwingsbord, mist voldoende grondslag. [eiseres] heeft immers zelf verklaard dat zij dat fijne zand onmogelijk kon zien. Gesteld noch is gebleken in dat verband dat Ritz dat fijne zand wel kon zien of had behoren te zien. In dat licht valt niet in te zien dat Ritz [eiseres] had moeten waarschuwen voor de aanwezigheid van een ook voor Ritz niet kenbaar gevaar. Hierbij wordt nog overwogen dat evenmin is gesteld of gebleken dat Ritz om voor haar moverende redenen voorafgaande aan de val van [eiseres] fijn zand had gestrooid of laten strooien op de bewuste tegelvloer.

3.4
Vorenstaande brengt mee dat niet vast komt te staan dat Ritz onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres]. Het Gerecht ziet daarom geen grond voor toewijzing van de door [eiseres] verzochte (door Ritz te betalen) schadevergoeding. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen. ECLI:NL:OGEAA:2017:633