Rb Almelo 040608 mesothelioom; gezichtspunten a t/m g bij verjaring
- Meer over dit onderwerp:
Rb Almelo 040608 mesothelioom; gezichtspunten a t/m g bij verjaring; beroep op verjaring niet redelijk en billijk
5. De voorzieningenrechter zal beginnen het meest verstrekkende verweer van Eternit, dat de vordering van [Eiseres] is verjaard, te bespreken. Naar de huidige regels voor een rechtsvordering tot vergoeding van schade wegens onrechtmatige daad is de vordering van [Eiseres] verjaard. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat gelet op alle feiten en omstandigheden een beroep op die verjaring in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat toepassing van de wettelijke verjaringstermijn in casu rechtens onaanvaardbaar zou zijn. De voorzieningenrechter heeft hierbij de door de Hoge Raad in zijn arrest van 28 april 2000 (Hese/ De Schelde NJ 2000, 430) genoemde gezichtspunten in zijn oordeel betrokken:
(a) of het gaat om vergoeding van vermogensschade dan wel van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, en - mede in verband daarmede - of de gevorderde schadevergoeding ten goede komt aan het slachtoffer zelf, diens nabestaanden dan wel een derde;
(b) in hoeverre voor het slachtoffer respectievelijk zijn nabestaanden ter zake van de schade een aanspraak op een uitkering uit anderen hoofde bestaat;
(c) de mate waarin de gebeurtenis de aangesprokene kan worden verweten;
(d) in hoeverre de aangesprokene reeds vóór het verstrijken van de verjaringstermijn rekening heeft gehouden of had behoren te houden met de mogelijkheid dat hij voor de schade aansprakelijk zou zijn;
(e) of de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid heeft zich tegen de vordering te verweren;
(f) of de aansprakelijkheid (nog) door verzekering is gedekt;
(g) of na het aan het licht komen van de schade binnen redelijke termijn een aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden en een vordering tot schadevergoeding is ingesteld.
De onderhavige casus voldoet behoudens onderdeel f aan de hierboven genoemde punten. Het verweer van Eternit dat [Eiseres] reeds een uitkering op basis van de TNS-regeling heeft verkregen (welk verweer volgens Eternit ziet op gezichtpunt b), treft geen doel,
nu deze uitkering zal dienen te worden terugbetaald indien Eternit zal worden veroordeeld in vergoeding van de schade van [Eiseres]. Dat Eternit geen rekening zou hebben kunnen houden met eventuele vorderingen (gezichtpunt d), volgt de voorzieningenrechter evenmin, nu zoals hieronder zal worden geoordeeld, sprake is van onrechtmatig handelen van Eternit door zonder waarschuwingen of aanwijzingen asbestproducten in het verkeer te brengen terwijl zij wist dat dit risico’s met zich meebracht. Ten aanzien van gezichtspunt e ziet de voorzieningenrechter niet in waarom Eternit zich niet afdoende zou hebben kunnen verweren, nu de voorzieningenrechter hieronder zal oordelen dat het onrechtmatig handelen enkel ziet op het asbestafval en Eternit zich tegen het verwijt op dit punt uitvoerig heeft verweerd. Wat betreft onderdeel f is de voorzieningenrechter van oordeel dat het buiten toepassing laten van de verjaringstermijn voor Eternit geen onevenredig nadeel oplevert nu indien wel binnen de gestelde termijn de vordering zou zijn ingediend de aansprakelijkheid ook niet door een verzekering zou zijn gedekt omdat Eternit haar aansprakelijkheid niet heeft verzekerd.
6. Nu gezien bovenstaande overwegingen het beroep op de verjaring faalt, is aan de orde of Eternit jegens [Eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en aldus schadeplichtig is jegens hem. LJN BD3218