Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 060711

RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel Handelskamer
zaaknummer I rekestnummer: 299242 / HA RK 10-557
Beschikking van 6 juli 2011 in de zaak van N.,
wonende te De Meern, verzoekster,
advocaat mr. H.A. Zandijk.
tegen
de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam, verweerster,
advocaat mr. E.AJ. Nederlof-Wouters van den Oudenweijer.

1. Verloop van de procedure
1.1. Verzoekster heeft op 29 december 2010 een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend. Daarbij is verzocht omtrent de in het verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen.
1.2. Partijen zijn door de griffier van deze rechtbank opgeroepen tegen de terechtzitting van 15 februari 2011.
II Verweerster heeft op 9 februari 2011 een verweerschrift ingediend.
lA. Ter zitting zijn verschenen verzoekster met haar advocaat mr. H.A. Zandijk. Tevens zijn namens verweerster verschenen mr. KAJ. Nederlof-Wouters van den Oudenweijer en de heer J. Lok, medisch adviseur.
1.5. Tenslotte is de uitspraak bepaald op heden.

2. Vaststaande feiten
2.1. Op 14 september 2005 is verzoekster betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Verzoekster heeft bij dit ongeval letsel opgelopen. Verzoekster was op het moment van het ongeval 37 weken zwanger.

2.2. Verweerster heeft aan verzoekster reeds een bedrag van € 15.000,- aan smartengeld en een bedrag van € 41.010,- voor de materiële schade betaald.

3. Verzoek
3.1. Verzoekster verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Verzoekster verzoekt een anesthesioloog, KNO-arts, longarts, psychiater, verzekeringgeneeskundige en een arbeidskundige te benoemen. Voor de eerste vier genoemde deskundige stelt verzoekster voor dat zij de IWMD-vraagstelling beantwoorden.

3.2. Verzoekster heeft voorgesteld dat aan de deskundige verzocht moet worden om de rapportage als volgt in te delen:
a. een geneeskundig rapport, waarin verwerkt de anamnese, het onderzoek, de bevindingen en conclusies
b. separaat een zakelijk rapport, waarin vermeld de beantwoording van de voorgestelde vragen, en het door hen vastgestelde percentage blijvende functionele invaliditeit.

3.3. Met betrekking tot de persoon van de deskundigen refereert verzoekster zich aan het oordeel van de rechtbank.

4. Verweer
4.1. Verweerster heeft geen bezwaar tegen het houden van een voorlopig deskundigen bericht. Verweerster stelt echter dat het benoemen van zes deskundigen ineens moet worden gekwalificeerd als misbruik van recht, althans dat het ondoelmatig is om al die deskundigen nu al te benoemen. Verweerster stelt zich op het standpunt dat vooraleerst de vraag moet worden beantwoord of het glottisoedeem, zoals geconstateerd toen de anesthesist verzoekster wilde intuberen, ongevalsgevolg is. Zij stelt voor om eerst een KNO- arts te benoemen, eventueel in samenwerking met een anesthesist met de nodige 'ongevalservaring' . Mocht de vereiste causaliteit dan aanwezig blijken, dan pas kunnen expertises plaatsvinden in verband met de omvang van de schade.

4.2. Verweerster kan niet volledig akkoord gaan met de voorgestelde IWMD- vraagstelling voor alle voorgestelde expertises. Zij stelt dat ten aanzien van de voorgestelde expertise door een longarts, psychiater, reumatoloog, verzekeringsdeskundige en arbeidsdeskundige, zonder kennis van de antwoorden op de vragen aan de KNO- arts/anesthesist en nadere onderbouwing door verzoekster, nog niet veel valt te zeggen. Tevens is verweerster van mening dat deze vraagstelling niet (vraag I f) althans niet duidelijk naar de causaliteit vraagt en bovendien een vraag bevat (vraag 2c) die een arts niet kan beantwoorden daar dit inzicht in een voorwaardelijk veranderde toekomst veronderstelt.
Verweerster stelt voor om vraag I f van de IWMD-vraagstelling als volgt te wijzigen en aan te vullen met de vragen 1 tot en met 7:
"Hoe luidt uw differentiaal diagnose voor het glottisoedeem onder de gegeven omstandigheden op 14 september 2005" '.
1. wat zijn uw differentiaal diagnostische overwegingen hierbij?
2. Wat Zal/uw werkdiagnose zijn op 14 september 2005 en op grond van welke overwegingen heeft u deze uit uw differentiaal diagnose geselecteerd?
3. Op grond van welke argumenten heeft u de overige diagnosen uit uw differentiaal diagnose al werkdiagnose verworpen?
4. Vanuit welk pathofysiologisch mechanisme verklaart u het glottisoedeem van betrokkene op 14 september 2005 vanuit het ongeval?
5. Welke tekenen heeft u van dit pathcfysiologisch mechanisme gevonden bij uw onderzoek?
6. Indien u het glottisoedeem van betrokkene op 14 september 2005 niet middels een pathofysiologischmechanisme kunt verklaren; hoe verklaart u het glottisoedeem van betrokkene dan vanuit het ongeval?
7. Kunt u gemotiveerd aangeven of betrokkene ten tijde van uw onderzoek te intuberen zou zijn?

Voorts verzoekt verweerster om vraag 2c niet te stellen en te vervangen door:
"Kan glottisoedeem ook op enig moment ontstaan bij leden van de niet getraumatiseerde bevolking? Zo ja (dus zonder ongeval ook glottisoedeem), kunt u dan een indicatie geven van de incidentie hiervan in een populatie sectio caesarea patiënten en in een populatie patiënten na een vergelijkbaar auto-ongeval?
Indien de rechtbank mocht besluiten tot het benoemen van een longarts, zal de voormelde vraagstelling en de vraag: "Wat is de invloed van de trachea stenose op de hoeveelheid per tijd en kilogram lichaamsgewicht gewisselde hoeveelheid gas in de longen, de V02max" als uitgangspunt dienen te worden genomen. Verweerster wenst zich het recht voor te behouden om deze vraagstelling aan te vullen of te wijzigen.

4.3. Verweerster stelt dat de te benoemen deskundige dient te beschikken over alle medische stukken die (de medisch adviseur van) verweerster ook bezit, de gehele ziekenhuisstatus, het rapport van alle voorgaande deskundigen en het onderhavig verweerschrift.

4.4. Verweerster stelt dat indien drie of meer deskundigen ineens zouden worden benoemd en dat vervolgens bepaalde expertises niet noodzakelijk blijken, dat de kosten daarvan door verzoekster moeten worden gedragen.

5. Beoordeling van het verzoek
5.1. De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht door de rechtbank in beginsel wordt toegewezen, tenzij het verzoek in strijd is met een goede procesorde. de bevoegdheid misbruikt wordt, of het verzoek afstuit op een ander zwaarwichtig bezwaar. Deze uitzonderingssituaties doen zich in onderhavig geval niet voor.

5.2. Partijen verschillen van mening of causaal verband bestaat tussen het verkeersongeval en de gestelde schade, alsmede overde omvangvan de schade .. Verweerster is akkoord met het houden van een voorlopig deskundigenbericht. Nu partijen het eens zijn over het houden van een voorlopig deskundigenbericht, zal de rechter het verzoek, dat op de wet gegrond is, toewijzen.

5.3. Ter zitting zijn partijen het eens geworden over de benoeming van KNO-arts dr. K. Graamans, een anesthesist en een longarts. Tevens zijn partijen op de zitting overeengekomen dat aan de IWMD-vraagstelling de door verweerster voorgestelde vraag 1 f I tot en met 7 moet worden toegevoegd. Verweerster heeft een andere vraagstelling voor vraag 2c voorgesteld. De rechtbank zal verweerster daarin niet volgen, nu de voorgestelde vraag enerzijds te beperkt is, namelijk alleen met betrekking tot het glottisoedeem en anderzijds te ruim is, nu het niet gaat om een algemene mate van waarschijnlijkheid waarop deze klacht voorkomt, maar om de vraag naar de situatie waarin verzoekster zich bevond.

5.4. De hierna te benoemen deskundigen worden verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen (IMWD-vraagstelling versie januari 2010 met aanvullende vragen)

1. DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Aanbeveling 2.2.4. RMSR: De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als" betrokkene zou ( ... r worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.

Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: - de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; - de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleendefeiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.

Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht. maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.

5 Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Aanbeveling 2.2.8 RMSR: Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.

Diagnose
f. Hoe luidt uw differentiaal diagnose voor het glottisoedeem onder de gegeven omstandigheden op 14 september 2005?

1. Wat zijn uw differentiaal diagnostische overwegingen hierbij?
2.Wat zou uw werkdiagnose zijn op 14 september 2005 en op grond van welke overwegingen heeft u deze uit uw differentiaal diagnose geselecteerd?
3. Op grond van welke argumenten heeft u de overige diagnosen uit uw differentiaal diagnose als werkdiagnose verworpen?
4.. Vanuit welk pathofysiologisch mechanisme verklaart u het glottisoedeem van betrokkene op 14 september 2005?
5. Welke tekenen heeft u van dit pathofysiologisch mechanisme gevonden bij uw onderzoek?
6. Indien u het glottisoedeem van betrokkene op 14 september 2005 niet middels een pathofysiologisch mechanisme kunt verklaren; hoe verklaart u het glottisoedeem van betrokkene dan vanuit het ongeval?
7. Kunt u gemotiveerd aangeven of betrokkene ten tijde van uw onderzoek te intuberen zou zijn?

Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze Weergeven [in het bijgesloten beperkingenformulier] en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsproflelen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML- methodiek).

Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag l g)?

Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

Aanbeveling 2.2.16 RMSR: Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking fot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval "toerekenen" of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.

7 Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen. Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML• methodiek).

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen. Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML- methodiek).

3. OVERIG

Aanbeveling 2.2. 11 RMSR: Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij terzake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

5.5. De hierna te benoemen anesthesist wordt tevens verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen:

1. Wat waren de risico's voor Noordzee bij een geplande sectio in het UMC Utrecht (hierna: UMCU) zonder ongeval, versus de situatie waarin zij is beland op 14 september 2005 met auto-ongeval, met de diagnose dreigende placentaloslating en met de halskraag om met de gestelde spoedindicatie naar de operatiekamer?;

2. Wat is de invloed van de ongevalgerelateerde omstandigheden geweest van de complicatie bij de poging om te intuberen op 14 september 2005, vanwege:
- de gegeven spoedindicatie voorde sectio op 14 september 2005 wegens placentaloslating door het auto-ongeval;
- de beslissing van de behandelend artsen in overeenstemming met de KNO-arts prof Leenen: "nekkraag omlaten tot herbeoordeling postoperatief";
- de fysieke en mentale toestand van Noordzee als inzittende, bij een botsing tegen een boom met ca. 50 km. per uur, met autogordel, met een PTA en een achteraf geconstateerd gebroken borstbeen, met een mogelijke zwelling van de weke delen van de hals?

5.6. Voorts wordt de te benoemen longarts tevens verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vraag:
wat is de invloed van de trachea stenose op de hoeveelheid per tijd en kilogram lichaamsgewicht gewisselde hoeveelheid gas in de longen, de V02max?

5.7. Beide partijen dienen de deskundigen te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundigen inzage zullen geven in alle bescheiden die zij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang achten. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundigen doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.

5.8. De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundigen een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat, aan verzoekster het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat verzoekster als eerste het conceptrapport van de deskundige dient te ontvangen en vervolgens, indien zij bij dat rapport zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste het definitieve rapport van de deskundige. De deskundige zal daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien verzoekster van haar blokkeringsrecht gebruik maakt. de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht.

5.9. Verweerster heeft haar aansprakelijkheid erkend. In de omstandigheid dat verweerster als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval in beginsel gehouden is de door de laatste veroorzaakte schade te vergoeden, daaronder begrepen redelijke kosten ter vaststelling van deze schade, vindt de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering af te wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorshands door verweerster gedragen moeten worden.

6. Beslissing De rechtbank: 6.1. Beveelt dat een onderzoek door de deskundigen zal worden verricht naar de in nummer 5.4 tot en met 5.6 van deze beschikking geformuleerde vragen.

6.2. Benoemt tot deskundigen:
- als KNO-arts: dr. K. Graamans, (....);
- als anesthesist: Prof. dr. GJ. Scheffer,
- als longarts: Prof. dr. R. Dekhuijzen,

Kosten
6.3. Bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundigen het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen; partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. J. Sap schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- .indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen te begroten bedragen;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing.

6.4. Bepaalt dat verweerster het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen.

Werkwijze van de deskundige
6.5. Draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behoudens indien verzoekster haar blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na de datum van deze beschikking za) inleveren ter griffie van deze rechtbank.

6.6. Bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd.

6.7. Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken.

6.8. Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan verzoekster zal toezenden en dat hij schriftelijk aan verweerster zal laten weten dat hij het concept-rapport aan verzoekster heeft gezonden.

6.9. Bepaalt dat de deskundige, indien verzoekster haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan verweerster zal toezenden.

6.10. Bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop.

6.11. Bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan verzoekster zal toezenden en dat hij schriftelijk aan verweerster zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan verzoekster heeft gezonden.

6.12. Bepaalt dat de deskundige, indien verzoekster haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank za) toezenden, met afschrift aan verweerster.

6.13. Bepaalt dat de deskundige, indien verzoekster haar blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan verweerster.

6.14. Bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen.

Overige beslissingen
6.15. Draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige processtukken door partijen zelf binnen één week na de datum van deze beschikking aan de deskundige worden toegezonden.

6.l6. Bepaalt dat verzoekster zo spoedig mogelijk een afschrift van deze beschikking aan verweerster doet toekomen.

6.17. Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J Sap en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.