Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Breda 080910

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-breda-080910

 

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 214676/ HA ZA 10-210
Vonnis van 8 september 2010

in de zaak van
I.                 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X JURISTEN SINDS 1915 BV, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2.                ROGIER JAN JACQUES MARIE X, wonende te Vught,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.A. Jacobs te Breda,

tegen
VAN R.,
wonende te D,
gedaagde in conventie,
.eiser in reconventie,
advocaat mr. E.J. Dennekamp te Utrecht.


Partijen zullen hierna respectievelijk X BV, mr. X en Van R. genoemd worden. Eisers in conventie gezamenlijk zullen hierna X c.s. worden genoemd.

1.              De procedure
l.I.             Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 maart 2010 met de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van X c.s.,
- het proces-verbaal van comparitie van 29 juni 20 I O.
1.2.           Ten slotte is vonnis bepaald.

2.              Het geschil
in conventie
2.1.           X c.s. vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. primair: Van R. te veroordelen tot betaling aan X c.s., des dat betaling aan de één Van R. ten aanzien van de ander bevrijdt, van een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2009 tot de dag van voldoening;
subsidiair: Van R. te veroordelen tot betaling aan X c.s., des dat betaling aan de één Van R. ten aanzien van de ander bevrijdt, van een bedrag van € 24.142,77, vermeerderd met de wettelijke rente over de bedragen van de onbetaald gebleven declaraties vanaf de datum van opeisbaarheid daarvan tot de dag van voldoening;
Il. Van R. te veroordelen in de kosten van het geding, die van het leggen van beslag(en) daaronder begrepen en voorts te bepalen dat Van R. verplicht is binnen veertien dagen na de uitspraak het bedrag van de proceskostenveroordeling te voldoen en dat Van R. bij gebreke van betaling binnen die termijn aan X c.s. verschuldigd is de wettelijke rente over het bedrag van de proceskostenveroordeling vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de datum van voldoening;
met voorts het verzoek aan de rechtbank om, in geval van veroordeling van Van R. in de proceskosten, tegelijkertijd met de uitspraak van vonnis, het bevelschrift uit te vaardigen, waarbij Van R. wordt verplicht tot betaling van de nakosten bedoeld in artikel 237 lid 4 R v, en die nakosten te begroten op € 131,00 zonder betekening van het te wijzen vonnis en € 199,00 indien het te wijzen vonnis betekend is, vermeerderd met de wettelijke rente berekend over het bedrag van de nakosten vanaf 2 dagen na betekening van het bevelschrift tot de dag van voldoening.

2.2.            Van R. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie
2.3.           Van R. vordert,
I. mr. W itlox te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 2.287,0 I, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van mr. X in de kosten van het geding,
II. mr. X te veroordelen tot vergoeding van de schade als bedoeld in artikel 6: 199 BW vanwege het door Van R. sinds 7 december 2009 gemiste bedrag van € 25.000,00, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van mr. X in de kosten van het geding.

2.4.           X c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.          De beoordeling

in con
ventie en in reconventie


3.1.           Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze hierna tezamen worden besproken.
3.2.           Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde produkties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Op 21 juni 2001 is Van R. tijdens zijn werkzaamheden als automonteur een ongeval overkomen, waarbij hij bekneld is geraakt tussen een auto en de brug.
- Begin 2003 heeft Van R. zich gewend tot mr. X die, blijkens het briefpapier, ex- advocaat en letselschadespecialist is. Van R. heeft verzocht hem juridische hulp en bijstand te verlenen bij het verhalen van door hem als gevolg van het ongeval geleden letselschade. Mr. X verricht zijn werkzaamheden in de vorm van X BV.
- Van R. heeft op 20 juli 2003 een schriftelijke verklaring ondertekend, die luidt als volgt:
"De ondergetekende, hierna te noemen "opdrachtgever", machtigt hierbij mr. R.JJ.M X,
letselschadespecialist te 's-Hertogenbosch, hierna te noemen" opdrachtnemer", in het kader van de
doo
r hem/haar aan opdrachtnemer in behandeling gegeven letselschadezaak tot het navolgende:

1. Het opvragen van alle (medische) informatie welke opdrachtnemer nodig vindt voor een adequate
behandeling van de zaak.

2. Het voeren van onderhandelingen met de (aansprakelijke) wederpartij over de hoogte van de
sc
hadevergoeding en de afwikkeling van de zaak.

3. Het desnoods opstarten van een gerechtelijke procedure ter verkrijging van erkenning van
aansprakelijkheid enlof betaling van schadevergoeding, indien in der minne daarover geen
overeenstemming met de wederpartij valt te bereiken.

4. Het op de derdenrekening van opdrachtnemer ontvangen, doorbetalen en zonodig verrekenen, van
aan opdrachtgever toekomende schadeuitkeringen.

5. Het aan opdrachtgever in rekening mogen brengen van een honorarium * berekend over de totale
sc
hadeuitkering, met een maximum volgens de navolgende staffel:

- 25% over de eerste vijfentwintigduizend euro;
- 20 % over het meerdere tot vijftigduizend euro;
- /5% over het meerdere boven vijftigduizend euro.
* te vermeerderen met de door opdrachtnemer verschuldigde omzetbelasting.
A
ldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Dongen op 20 juli 2003. "

- Op 29 september 2003 heeft X BV een bedrag van € 2.975,- inclusief BTW wegens "honorarium en verschotten, toekomende aan X Juristen sinds 1915 BV" bij Van R. in rekening gebracht. Van R. heeft deze declaratie voldaan.
- Vervolgens zijn de kosten en verschotten van de door mr. X verrichte werkzaamheden periodiek in rekening gebracht (in totaal € 40.096,18) bij Aegon Schadeverzekering NV (hierna: Aegon), de aansprakelijkheidsverzekeraar van het voor het ongeval aansprakelijke bedrijf, waarbij de declaraties op naam zijn gesteld van Van R..
Aan Van R. zijn geen kopieën van deze declaraties toegezonden.
- In het kader van de letselschadezaak zijn verschillende medische expertises verricht teneinde te bepalen welke gevolgen het ongeval voor Van R. heeft gehad, waaronder een in september 2009 verrichtte expertise door de neuroloog dr. D.. Naar
aanleiding van die laatstgenoemde expertise heeft Aegon zich bij brief van 18 november 2009 op het standpunt gesteld dat de door Van R.ondervonden klachten en beperkingen geen gevolg zijn van het hem overkomen ongeval. In de brief is verder
vermeld:
"(...) Wij hebben 30.500,- aan uw cliënt bevoorschot. Uitgaande van de schadestaat is er een overschot van € 5. 48/, 02. Ineen eventuele civiele procedure zullen wij ons op het standpunt stellen dat wij met de bevoorschotting meer aan uw cliënt hebben uitgekeerd dan waar hij recht op heeft.
O
ns ultieme voorstel om deze zaak in der minne tegen vaststellingsovereenkomst te regelen is tegen een slotbetaling van 25.000,- (dit bedrag is inclusief de buitengerechtelijke kosten van uw kantoor).
Dit voorstel geldt tot /5 december 2009. Wanneer dit voorstel niet wordt geaccepteerd vervalt dit aanbod en kunt u hier zowel in als buiten rechte geen beroep op doen. Wij zullen op dat moment de onderhandelingenformeel onderbreken en ons dossier sluiten zonder aanvullende betaling. (. . .) ".


- Naar aanleiding van deze brief heeft mr. X op 19 november 2009 met Van R. een telefoongesprek gehad.

- Bij brief van 23 november 2009 heeft mr. X Van R.onder toezending van de brief van 18 november 2009 van Aegon het volgende bericht:
H(. . .) Zoals daaruit blijkt en met u is besproken, is de wederpartij bereid f 25.000,- te betalen wegens mijn openstaande kosten van meer dan f 25.000,-, inclusief de daarover verschuldigde wettelijke rente. De laatste gespecificeerde declaratie treft u bijgaand aan. Deze is zo hoog, omdat daarvan deel uitmaken de kosten van mijn medisch adviseur van ruim f 2.000,-, inclusief BTW. Verder kunt u in deze brief lezen, hetgeen eveneens met u is besproken, dat aan u f 30.500,- is bevoorschot, hetgeen bijna f 5.500,- meer is dan waar u volgens de wederpartij recht op heeft, zodat u bij een eventuele procedure het risico loopt dit bedrag te moeten terugbetalen naast de eventuele proceskosten, omdat u met twee negatieve expertiserapporten zo goed als geen kans op succes heeft. Vandaar dat ik u heb voorgesteld om achter deze zaak na 8,5 jaar een punt te zetten en afte zien van het voeren van
zinloze procedures, welke u alleen maar geld gaan kosten. U was het daarmee eens. Waar u het ook mee eens was, was dat ik mijn openstaande kosten van de slotuitkering laat betalen, waardoor deze grotendeels worden vergoed. Daar staat tegenover dat ik u het tussen ons overeengekomen percentage van de aan u betaalde schadevergoeding waar ik nog recht op heb, kwijtscheld. Zo nemen wij beiden ons verlies. (. . .) ".

- Per gelijke post heeft mr. X Aegon medegedeeld dat Van R. akkoord was met het voorstel van Aegon, heeft hij Aegon verzocht om het bedrag van € 25.000,00 op zijn derdenrekening over te maken en heeft hij verzocht een eventuele vaststellingsovereenkomst ter ondertekening door zijn cliënt toe te zenden.

- Bij brief van 27 november 2009 heeft mr. X aan Van R. het volgende medegedeeld:
"Hoewel wij gisterenochtend al een afspraak hadden gemaakt om bijgaande vaststellingsovereenkomst vanochtend bij u thuis door u te laten tekenen, heeft u deze afspraak gisterenavond afgezegd, omdat u meer bedenktijd wilde hebben. Daarop heb ik u teruggebeld, waarbij ik de navolgende voordelen van deze afwikkeling nog eens op een rijtje heb gezet, namelijk dat u hiermee het maken van verdere (proces)kosten en het risico tot terugbetaling voorkomt, terwijl bovendien de openstaande kosten door de wederpartij worden betaald, waardoor u de behandeling van deze zaak feitelijk niets kost. Sterker nog, indien de wederpartij eerder kennis had gehad van de
inhoud van het tweetal experti
serapporten, dan zou u veel minder schadevergoeding zijn uitgekeerd dan het bedrag van f 30.500,00.

Tegenover deze voordelen staat uiteraard het belangrijkste nadeel dat u niet meer op de zaak kunt terugkomen. Echter, met de inhoud van het tweetal expertiserapporten maakt u daarmee toch geen enkele kans. Integendeel, verdergaan zal u opzadelen met alleen maar extra kosten en frustraties.
Reden waarom ik u ook uit psychologisch oogpunt heb geadviseerd een punt achter de zaak te zetten.
Mijn ervaring is dat dit vaak een r
evaliderende werking heeft.

Tot slot wil ik nog een ander niet onbelangrijk nadeel van het niet tekenen benoemen, namelijk dat daardoor geen oplossing wordt bereikt voor de nog openstaande kosten. Omdat ik aanneem dat u er weinig voor voelt om deze kosten zelf te dragen, doet u er ook om die reden verstandig aan de vaststellingsovereenkomst te tekenen.
U gaf aan dat u een en ander nog eens met uw vrouw wilde bespreken, in welk verband ik u heb aangeboden zulks in een persoonlijk onderhoud nog eens te komen toelichten. U zou dit voorstel in overweging nemen en mij hoe dan ook in de loop van de volgende week terugbellen, hopelijk voor het maken van een nieuwe afspraak.
Graag verneem ik van u. "

- Bij brief van 3 december 2009 heeft mr. E.J. Dennekamp mr. X bericht dat Van R. hem heeft verzocht om als zijn advocaat op te treden terzake de verdere afwikkeling van zijn letselschadezaak.

- W itlox c.s. hebben op 8 december 2009 conservatoir (derden)beslag laten leggen ten laste van Van R.onder haar schuldenaren.

- Op 19 januari 2010 is de als gevolg van het ongeval geleden schade buitengerechtelijk afgewikkeld met een vaststellingsovereenkomst tussen Aegon en Van R., waarbij de schade van Van R. als gevolg van het ongeval is vastgesteld op € 69.467,41. De schadevergoeding is volgens de tekst van de overeenkomst inclusief kosten buiten rechte van mr. X en de Stichting Rechtsbijstand en inclusief de eventuele buitengerechtelijke kosten van mr. Dennekamp.

- In de vaststellingsovereenkomst is onder 11 en IV het volgende opgenomen:
"Bij wijze van voorschot is reeds een bedrag van f 30.500,00 ter beschikking van Van R. gesteld. Aan buitengerechtelijke kosten is reeds een voorschot betaald van f 13.967,41. Pro resto resteert een slotbetaling van f 25.000,00. (. . .)
Aegon betaalt na ondertekening van deze overeenkomst aan de heer Van R. een bedrag van f 25.000,00. "

- Mr. X heeft een bedrag van € 18.868,41 toegerekend aan zijn honorarium en kosten, waarvan € 2.975,00 door Van R. is voldaan en € 15.893,41 door Aegon.

3.3.            X c.s. leggen aan hun vordering primair ten grondslag dat bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met Van R. is afgesproken dat hij diende te betalen de kosten van juridische hulp en bijstand voor zover deze op Aegon verhaalbaar waren en dat hij, indien en voor zover die kosten niet konden worden verhaald, een succesfee diende te
betalen afhankelijk van het behaalde resultaat volgens de staffel die genoemd is in de machtiging (hierna wordt steeds gesproken van "succesfee"). X c.s. stellen dat een bedrag van € 15.893,41 verhaalbaar is gebleken op Aegon en dat op 19 november 2009 met Van R. is afgesproken dat de slotuitkering van Aegon van € 25.000,00 zou worden aangewend ter betaling van de openstaande declaraties, waarbij mr. X zou afzien van het innen van de succesfee. Subsidiair beroepen X c.s. zich op art. 7:405 en volgende BW, stellende dat Van R. naast betaling van het loon de aan de opdracht verbonden kosten moet vergoeden, welke door hen zijn berekend op € 11.696,33. Tevens beroepen zij zich op artikel 7:411 BW waarbij zij stellen dat Van R. de overeenkomst van opdracht heeft beëindigd voordat de opdracht was volbracht. Als gevolg daarvan hebben X c.s. recht op een redelijke vergoeding die gelijk is het door hen gedeclareerde bedrag, aldus X c.s.

3.4.            Volgens Van R. dient X BV in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat de overeenkomst van opdracht blijkens de machtiging is aangegaan met mr. X. Voorts betwist hij de door X c.s. gestelde initiële afspraak en de op 19 november 2009 gestelde afspraak omtrent betaling van de juridische hulp en bijstand. Volgens hem is bij het aangaan van de opdracht slechts de betaling van een succesfee met hem afgesproken en is hij op 19 november 2009 niet akkoord gegaan met de door mr. X voorgehouden regeling, althans heeft mr. X hem ten onrechte voorgehouden dat Aegon slechts een slotuitkering van € 25.000,00 voor de rechtsbijstandkosten ter beschikking wilde stellen. Nu van het in totaal uitgekeerde schadebedrag van € 69.467,41 een bedrag van € 67.893,41 door bemiddeling van mr. X ter beschikking is gekomen (voorafgaand aan diens betrokkenheid was reeds € 1.000,00 betaald en was € 574,00 betaald wegens kosten van de Stichting Rechtsbijstand), heeft mr. X volgens de staffel recht op betaling van € 16.581,40. Omdat mr. X al een bedrag van € 18.868,41 geïncasseerd heeft, heeft Van R. recht op terugbetaling van
een bedrag van € 2.287,0 I. Dit bedrag wordt, vermeerderd met rente, naast de hiervoor genoemde schadevergoeding wegens de onrechtmatigheid van het door X gelegde beslag, in reconventie gevorderd. Voorts betwist Van R. dat een bedrag van € 15.893,41 verhaalbaar is gebleken. Daarvan is een bedrag van € 2.500,00 door Aegon als voorschot onder algemene titel betaald en niet ten titel van buitengerechtelijke kosten, aldus Van R.. Mr. X had dit bedrag volgens Van R. niet mogen verrekenen.

   3.5.           Naar het oordeel van de rechtbank, volgt expliciet uit de overgelegde machtiging dat de overeenkomst van opdracht is aangegaan met mr. X als opdrachtgever. Uit niets blijkt dat Van R. ermee bekend was of behoorde te zijn dat de opdrachten slechts werden aanvaard door X BV of dat de werkzaamheden van mr. X werden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van X BV. Dat Van R. de eerste declaratie aan X BV diende te betalen en dat X BV in het hoofd van het voorbedrukte briefpapier is genoemd, maakt dit niet anders. X BV dient derhalve in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank zal hierna slechts spreken van mr. X als eiser.

3.6.            Mr. X stelt dat bij het aangaan van de overeenkomst is afgesproken dat hij de buitengerechtelijke kosten rechtstreeks bij Aegon mocht verhalen en dat daarnaast, voor zover die niet verhaalbaar zouden blijken, betaling kon worden verlangd volgens de succesfee. Daarnaast stelt hij dat sprake was van een telefonische afspraak op 19 november 2009. Nu mr. X zich beroept op de rechtsgevolgen van deze overeenkomsten, terwijl deze door Van R. gemotiveerd zijn weersproken, rust ingevolge artikel 150 Rv op mr. X de bewijslast daarvan. Dit bewijs kan niet voorshands worden ontleend aan de overgelegde stukken. De rechtbank zal dit bewijs opdragen.

3.7.           Mr. X heeft zich ten aanzien van de vordering in reconventie beroepen op rechtsverwerking nu Van R. niet eerder enige vorm van afdracht of terugbetaling heeft verlangd of bezwaar heeft gemaakt tegen de toegepaste verrekening. Dit beroep faalt nu dit enkele stilzitten van Van R. daartoe onvoldoende is. Dit geldt te meer nu naar tijdens de comparitie is gebleken, mr. X pas in 2009 de door hem aan Aegon toegezonden declaraties heeft gezonden.

3.8. Het subsidiaire beroep op artikel 7:406 BW, naar de rechtbank begrijpt indien mr. X niet slaagt in het hem opgedragen bewijs, faalt. De onkosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht dienen door de opdrachtgever volgens deze bepaling alleen te worden betaald voor zover deze niet in het loon begrepen zijn. Gesteld noch gebleken is dat
mr. X dat met Van R. heeft besproken. Gelet op de vergoeding volgens de in de machtiging genoemde staffel mocht Van R. er bij die stand van zaken van uitgaan dat eventuele kosten daarin begrepen zouden zijn.

3.9.       Ook het beroep op artikel 7:411 BW faalt. Indien er rechtens van moet worden uitgegaan dat bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht slechts tussen mr. X en Van R. is afgesproken dat laatstgenoemde conform de staffel in de machtiging zou betalen, kan bij een voortijdige beëindiging van de overeenkomst geen aanspraak gemaakt worden op meer dan was overeengekomen.

3.10.         In afwachting van de bewijsvoering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

            4.          De beslissing

De rechtbank

in conventie en reconventie

4.1.           draagt mr. X op te bewijzen dat bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met Van R. is afgesproken dat Van R. diende te betalen de kosten van juridische hulp en bijstand voor zover deze op Aegon verhaalbaar waren en dat hij, indien en voor zover die kosten niet konden worden verhaald, een succes fee diende te betalen afhankelijk van het behaalde resultaat volgens de staffel die genoemd is in de machtiging (productie 3), alsmede dat mr. W itlox op 19 november 2009 met Van R. heeft afgesproken dat de slotuitkering van Aegon zal worden aangewend ter betaling van het
openstaande bedrag aan declaraties, waarbij X zou afzien van het innen van de succesfee;

4.2.           beveelt, indien mr. X het bewijs door middel van getuigen wil leveren een getuigenverhoor en bepaalt dat het verhoor zal plaatshebben voor het lid van deze rechtbank mr. Louwerse, die daartoe zitting zal houden in een van de kamers van het gerechtsgebouw aan de Sluissingel 20 te Breda op een op verzoek van mr. X nog nader te bepalen dag
en uur;
4.3.           bepaalt, dat de advocaten van partijen binnen veertien dagen na heden, bij brief overeenkomstig bijlage B bij het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken, aan de griffie van de sector civiel recht, team handelsrecht, opgave zullen doen van de verhinderdata aan hun zijde voor de periode van vijf maanden vanaf de dagtekening van die brief en bepaalt verder dat de advocaat van mr. X daarbij opgave zal doen van het aantal en zo mogelijk de namen van de te horen getuigen;

               4.4.           verstaat, dat bij de oproeping van de getuigen de in artikel 170 Rv voorgeschreven formaliteiten in acht zullen worden genomen, waarbij de in dat artikel bedoelde oproepingsbrieven aangetekend zullen worden verzonden;

               4.5.          houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. W. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.

 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-breda-080910