Overslaan en naar de inhoud gaan

Commissie SFG 201115

Commissie SFG 201115

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/commissie-sfg-201115

Uitspraak

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven 

Zaaknummer: 800517 

Datum uitspraak: 20 november 2015 

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna ook te noemen: de Commissie) geeft op grond van het statuut voor de buitengerechtelijke afhandeling van civiele vorderingen tot schadevergoeding in verband met seksueel misbruik van minderjarigen in Instellingen en pleeggezinnen (hierna ook te noemen: het Statuut) het volgende oordeel naar aanleiding van de aanvraag tot schadevergoeding door: 

De heer X 
geboren op XX-XX-XXXX 
wonende te A 
hierna te noemen: aanvrager 
gemachtigde: mr. R.A. Hebly 

tegen: 

Stichting Y 
gevestigd te B 
vertegenwoordigd door de heer F. Candel 
hierna te noemen: instelling 

Beslissing 

De Commissie vindt aannemelijk dat aanvrager in de periode 1968-1972 slachtoffer is geworden van seksueel misbruik in het tehuis Z. Dit tehuis is rechtsvoorganger van de instelling. Ook is voldoende gebleken dat aanvrager als gevolg van het misbruik substantiële vermogensschade heeft geleden. 

Aanvrager ontvangt op grond van het Statuut € 86.500,00 van de instelling. 

De Commissie heeft besloten dat aanvrager in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van categorie e ter hoogte van € 100.000,00. Aanvrager heeft vanuit de Tijdelijke regeling al € 15.000,00 ontvangen voor het misbruik. Daarom is dit bedrag op de tegemoetkoming in mindering gebracht. Daarnaast ontvangt aanvrager € 1.500,00 voor de kosten van rechtsbijstand. 

Het oordeel van de Commissie is bindend voor partijen en is niet vatbaar voor enige vorm van bezwaar of beroep.

1. Verloop van de procedure 

De Commissie heeft het aanvraagformulier met bijlagen ontvangen op 26 november 2014. 

Het dossier is op 12 juni 2015 doorgestuurd naar de instelling. De Commissie ontving op 27 juli 2015 de schriftelijke reactie van de instelling. 

Aanvrager en de instelling zijn op 21 september 2015 gehoord door de Commissie. 
Aanvrager werd vergezeld door zijn advocaat mr. R.A. Hebly. Namens de instelling zijn verschenen de heer R Candel (bestuurder) en mevrouw A. Nas (jurist). 

Na de hoorzitting heeft de Commissie nog aanvullende stukken ontvangen van de advocaat van aanvrager. Deze stukken zijn op 29 oktober 2015 doorgestuurd naar de instelling. 
De instelling heeft niet meer inhoudelijk gereageerd op deze aanvullende stukken. 

Op 20 november 2015 heeft de Commissie de aanvraag behandeld in de raadkamer. 

2. De aanvraag 

Aanvrager geeft aan dat hij uit huis geplaatst werd en dat hij toen naar het tehuis is gebracht. Hij verbleef daar in de periode 1968-1972. Tijdens het verblijf in het tehuis zou aanvrager misbruikt zijn door een groepsleider (hierna te noemen: beschuldigde). Het misbruik begon op zomerkamp. Aanvrager is toen in zijn tent misbruikt door beschuldigde. Daarbij is er sprake geweest van betasting en penetratie. Na het kamp ging het misbruik door. In totaal zou aanvrager ongeveer vijfentwintig keer door beschuldigde misbruikt zijn. 
Aanvrager geeft aan dat hij verschillende malen geprobeerd heeft om het misbruik te melden, maar hij werd telkens tegengehouden door beschuldigde. Aanvrager werd dan door beschuldigde achtervolgd. Beschuldigde heeft aanvrager daar verschillende keren voor gestraft en zelfs opgesloten in een bergkast. 

3. Reactie instelling 

De instelling geeft aan dat naar aanleiding van het dossier intern grondig is onderzocht welke informatie beschikbaar is die de beschuldiging van aanvrager onderbouwt. Er is uitgezocht of er gegevens te vinden zijn waaruit blijkt dat aanvrager in Z heeft gewoond. In de archieven is daarover niets meer beschikbaar omdat een cliëntdossier na vijftien jaar wordt vernietigd. De periode waarover gesproken wordt, is verder terug in de tijd. Hierdoor is geen informatie aanwezig over de periode van het verblijf van aanvrager. 
De instelling vindt op basis van de door aanvrager overgelegde documenten voldoende aannemelijk dat aanvrager in het tehuis heeft gewoond. 
De betreffende medewerker waarover wordt gesproken is niet meer in dienst bij de organisatie. Zijn dossier is eveneens vernietigd door het verstrijken van de bewaartermijn. 
Een personeelsdossier wordt zeven jaar na uitdiensttreding van een medewerker vernietigd. 
Ook alle andere medewerkers die hebben gewerkt bij het tehuis zijn niet meer in dienst van de instelling, waardoor het lastig wordt om informatie te achterhalen. 

4. Beoordeling (steun)bewijs 

De Commissie vindt voldoende aannemelijk dat aanvrager in de periode 1968-1972 verbleef in het tehuis Z. Dit tehuis is rechtsvoorganger van de instelling. 

De Commissie vindt ook voldoende aannemelijk dat aanvrager tijdens zijn verblijf bij de instelling misbruikt is door een medewerker van het tehuis. 

De Commissie baseert zich bij deze beoordeling, onder andere, op de verklaring van de moeder van aanvrager, de melding bij de commissie-Samson en medische informatie. De schriftelijke reactie van de instelling en hetgeen op de hoorzitting naar voren is gekomen neemt de Commissie mee in de beoordeling. 

5. Tegemoetkomingscategorie

Op basis van het Statuut kan naar billijkheid een tegemoetkoming in de schade, die ontstaan is door seksueel misbruik, toegekend worden. De tegemoetkoming heeft het karakter van smartengeld ter erkenning van het gepleegde seksueel misbruik. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter verzachting van het ondergane psychische leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Daarnaast is het toegekende bedrag bedoeld als een tegemoetkoming voor gemaakte onkosten die het gevolg zijn geweest van het misbruik.

De Commissie is van oordeel dat er sprake is van een uitzonderlijk geval van seksueel misbruik die overeenkomt met categorie e van artikel 6 lid 1 van het Statuut. De Commissie kent hiervoor € 50.000,00 toe.

De Commissie komt tot dit oordeel op grond van de volgende omstandigheden. 
Aanvrager is in een periode van ongeveer 4 jaar herhaaldelijk misbruikt door een medewerker van de instelling. De medewerker drong met zijn geslachtsdeel binnen bij aanvrager en betastte aanvrager.

Vermogensschade

Volgens artikel 6 lid 1 onder f van het Statuut kan in gevallen bedoeld in categorieën c, d en e waarin de vermogensschade van aanvrager door het seksueel misbruik substantieel is en het causaal verband tussen het seksueel misbruik en die schade voldoende aannemelijk is een bedrag worden toegekend.

De Commissie kent aanvrager € 50.000,00 toe voor vermogensschade. Hieronder licht de Commissie dit nader toe.

Uit het dossier blijkt dat aanvrager vanaf 1978 een Wajong-uitkering ontvangt. Deze uitkering is toegekend wegens (psychosomatische) rugklachten. In het arbeidskundig rapport uit 1978 wordt vermeld dat aanvrager psychische problemen heeft. In de rapportage van het arbeidsongeschiktheidsteam uit 1995 wordt vermeld dat aanvrager arbeidsongeschikt was met name op psychische gronden, en dat die wat naar de achtergrond gedrongen zijn door de rugklachten. In de stukken wordt beschreven dat aanvrager een problematische jeugd heeft gehad wegens alcoholgebruik door zijn moeder. 
In het medisch onderzoekaverslag van UWV uit 2006 wordt vermeld dat het op dat moment beter gaat met aanvrager en dat hij bezig is met het opstarten van een eigen praktijk op het gebied van natuurgeneeskunde. Aanvrager heeft aangegeven dat een eigen praktijk uiteindelijk niet gelukt is en dat hij sindsdien weer een Wajong-uitkering ontvangt. 
Aanvrager is in 2014 aangemeld bij Pro Persana voor behandeling van angstklachten (vermoedelijk PTSS naar aanleiding van een traumatische jeugd). Tijdens deze behandeling is de diagnose gesteld 'trekken van persoonlijkheidsstoornis'

Op basis van de door aanvrager overgelegde stukken vindt de Commissie voldoende aannemelijk dat aanvrager door het seksueel misbruik beperkingen heeft gekregen die hem sinds 1978 verhinderen om actief te zijn op de arbeidsmarkt. De Commissie houdt hierbij wel rekening met de omstandigheid dat aanvrager tijdens zijn jeugd ook andere traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt. De Commissie vindt echter ook dat het seksueel misbruik waarschijnlijk een grotere impact heeft gehad op het leven van aanvrager dan het alcoholgebruik door de moeder. Aanvrager was 11 jaar toen hij uithuisgeplaatst werd.

Aanvrager ontving in 1996 een jaarlijkse bruto uitkering van € 9.688,00 (f 21.350,00). 
De maandelijkse bruto uitkering bedroeg in november 1998 € 732,00 (f 1615,00). De netto uitkering was in die maand € 574,00 (f 1.266,00). De huidige uitkering bedraagt € 800,55 netto per maand. Dit zal neerkomen op circa € 980,00 bruto per maand. 

De Commissie vindt aannemelijk dat aanvrager op basis van zijn afgeronde HBO-opleiding Natuurgeneeskunde vanaf 2006 een hoger inkomen had kunnen verdienen als hij geen fysieke en psychische beperkingen had gehad. De Commissie volgt hier de zienswijze van de advocaat van aanvrager. De Commissie vindt aannemelijk dat aanvrager in ieder geval minimaal € 2.000,00 bruto had kunnen verdienen. Dit heeft tot gevolg dat aanvrager € 1.000,00 bruto per maand meer zou hebben verdiend dan de uitkering die hij nu ontvangt. Uit het verslag van UWV uit 2006 blijkt dat aanvrager in die periode bezig was met het opstarten van een eigen praktijk. Dat is niet gelukt. Dit betekent dat aanvrager de afgelopen tien jaar circa € 120.000,00 minder inkomsten heeft gehad dan hij verdiend zou kunnen hebben als hij als natuurgeneeskundige werkzaam was geweest. 
De Commissie houdt er rekening mee dat de geleden vermogensschade ook voor een deel veroorzaakt zou kunnen zijn door de andere traumatische gebeurtenissen in de jeugd van aanvrager. De Commissie vindt echter wel voldoende aannemelijk dat d.e vermogensschade als gevolg van het misbruik hoger is dan € 50.000,00. 
Het Statuut kent geen ruimte om de volledige vermogensschade te vergoeden. Volgens het Statuut kan namelijk een maximale tegemoetkoming van € 100.000,00 toegekend worden. 
Omdat de Commissie aan aanvrager al € 50.000,00 toekent wegens het misbruik, resteert er € 50.000,00 voor vermogensschade. 

6. Kosten rechtsbijstand 

Aanvrager heeft voor de procedure een advocaat ingeschakeld die hem vergezeld heeft bij de hoorzitting. Aanvrager heeft geen toevoeging ontvangen volgens de Wet op de rechtsbijstand. Daarom kan aanvrager op grond van het Statuut een vergoeding voor de advocaatkosten ontvangen. Op grond van de aard en zwaarte van de zaak, en het feit dat de advocaat aanwezig was bij de hoorzitting, vindt de Commissie € 1.500,00 passend voor de kosten van rechtsbijstand. 

7. Verrekening 

Aanvrager heeft vanuit de Tijdelijke regeling al € 15.000,00 ontvangen voor het misbruik in het tehuis. Dit bedrag wordt verrekend met de tegemoetkoming die aanvrager van de instelling ontvangt. Het bedrag dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanuit de Tijdelijke regeling aan aanvrager heeft betaald dient door de instelling aan het Schadefonds terugbetaald te worden. 

8. Betaling 

De Commissie draagt de instelling op het bedrag van € 86.500,00 te betalen aan aanvrager. 
Dit bedrag wordt binnen 30 dagen na ontvangst van de uitspraak van de Commissie door de instelling betaald. 

De tegemoetkoming wordt betaald zonder dat van aanvrager finale kwijting met betrekking tot het seksueel misbruik wordt verlangd. Dit betekent dat het voor aanvrager mogelijk blijft om de instelling in de toekomst aansprakelijk te stellen. 

De uitspraak is gedaan door de civiele kamer van de Commissie en is ondertekend door de vice-voorzitter.

Vice-voorzitter, 
mr. S. de Pauw Gerlings-Döhm 

Met dank aan mr. J. Roth, SAP Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.