Compensatiecommissie 110215
- Meer over dit onderwerp:
Compensatiecommissie 110215
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/compensatiecommissie-110215
COMPENSATIECOMMISSIE
Zaaknummer Compensatiecommissie 2014CC461 a,b en c
Zaaknummer Klachtencommissie 2010T028 (1), 2010T028 (2) en 2010T028 (3)
datum uitspraak 11/02/2015
De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting Beheer & Toezicht i.z. Seksueel Misbruik in de R.-K. Kerk in Nederland (hierna ook te noemen: de Compensatiecommissie) geeft op grond van de Compensatieregeling R.-K. Kerk Nederland, Compensatie na seksueel misbruik van minderjarigen (hierna ook te noemen: de Compensatieregeling), het volgende advies naar aanleiding van de aanvraag tot compensatie door:
A,
geboren op X,
wonende te E,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door: mr. N.M.I. Bastiaans, advocaat te Amersfoort,
te voldoen door:
de Congregatie Broeders B
gevestigd te F,
hierna te noemen: B,
en
de Congregatie van de Priesters C,
gevestigd te G,
hierna te noemen: C,
bijgestaan door: mr. R.P. Baetens, advocaat te Tilburg
en
de Congregatie Broeders D,
gevestigd te H,
hierna te noemen: D,
bijgestaan door: mr. J. Doe, juridisch stafmedewerker KNR, gevestigd
te 's-Hertogenbosch,
tezamen te noemen: verweerders.
1. Verloop van de procedure
algemeen
1.1 Het aanvraagformulier voor het verkrijgen van compensatie wegens vastgesteld seksueel misbruik van een minderjarige door een persoon verbonden aan een R.-K. instelling in Nederland is door de griffie van de Compensatiecommissie ontvangen op 15 januari 2014, tezamen met de drie adviezen van de Klachtencommissie, waarin in het seksueel misbruik gepleegd door drie personen gegrond is verklaard, te weten,
-het advies d.d. 24 november 2011 met zaaknummer 2010T028 (1),
-het advies d.d. 24 november 2011 met zaaknummer 2010T028 (2),
-het advies d.d. 7 augustus 2013 met zaaknummer 2010T028 (3).
1.2 Advies Klachtencommissie d.d. 24 november 2011 met zaaknummer 2010T028 (1): (broeder I).
Naar aanleiding van het advies van de Klachtencommissie met zaaknummer 2010T028 (1) waarin het seksueel misbruik gepleegd door wijlen broeder I (hierna: broeder I) gegrond is verklaard, is de brief van de B d.d. 29 november 2011 ontvangen, waarin de Congregatie te kennen geeft de gegrondverklaring over te nemen. Het door de Congregatie ingevulde antwoordformulier is eveneens door de griffie ontvangen.
1.3 Advies Klachtencommissie d.d. 24 november 2011 met zaaknummer 2010T028 (2): C (pater J).
Naar aanleiding van het advies van de Klachtencommissie met zaaknummer 2010T028 (2) waarin het seksueel misbruik gepleegd door wijlen pater J (hierna: pater J) gegrond is verklaard, is de briefvan de C d.d. 17 december 2011 ontvangen, waarin C te kennen geeft de gegrondverklaring over te nemen. Het door C ingevulde antwoordformulier is eveneens door de griffie ontvangen.
1.4 Advies Klachtencommissie d.d. 7 augustus 2013 met zaaknummer 2010T028 (3): D (K).
Naar aanleiding van het advies van de Klachtencommissie met zaaknummer 2010T028 (3) waarin het seksueel misbruik gepleegd door K (hierna: K) gegrond is verklaard, hebben D bezwaar aangetekcnd tegen dit advies, maar dit bezwaar is door de Klachtencommissie bij advies van 25 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Daarop hebben de D bij brieven van 27 november en 27 december 2013 te kennen gegeven de gegrondverklaring van het advies van de Klachtencommissie d.d. 7 augustus 2013 alsnog over te nemen. Het door D ingevulde antwoordformulier, vergezeld van een brief van 10 februari 2014, opgesteld door mr. Doe, is eveneens door de griffie ontvangen.
1.5 Door het indienen van het aanvraagformulier heeft verzoeker aangegeven akkoord te gaan met de Compensatieregeling. Verweerders hebben zich ook aan de Compensatieregeling on-derworpen. Partijen hebben afschriften gekregen van alle genoemde stukken die deel uitma-ken van het dossier waarover de Cornpensatiecommissie beschikt.
2. De vaststaande feiten
2.1 Algemeen
Voor de beoordeling van de aanvraag tot compensatie gaat de Compensatiecommissie uit van de feiten en omstandigheden, zoals deze door de Klachtencommissie in de drie onder 1. genoemde adviezen zijn vastgesteld en gegrond zijn bevonden. Kort weergegeven en nader beschreven in deze drie adviezen van de Klachtencommissie, gaat het in deze zaak om het navolgende seksueel misbruik.
2.2.
a. Advies met zaaknummer 2010T028 (1): B (br. I)
Verzoeker volgde lager onderwijs op de Z school in E. Broeder I was aldaar leraar. In het schooljaar 1951/52 kwam verzoeker bij broeder I in de klas. Broeder I heeft verzoeker tijdens dit schooljaar meermalen seksueel misbruikt. Het misbruik bestond uit het telkens op dezelfde wijze betasten van verzoeker tijdens de lesuren en nam na de les ernstiger vormen aan. Tijdens de les boog broeder I zich over verzoeker heen en stak dan een liniaaltje in zijn korte broek. Ook ging hij met zijn hand in het broekje, waarna hij tastte naar verzoekers geslachtsdeel. Ook tijdens het nablijven, waarbij verzoeker moest schoonmaken, kwam broeder I dicht tegen verzoeker aan staan en knuffelde hem of reed tegen hem aan. Soms ging hij verder en dwong verzoeker bepaalde handelingen bij hem (broeder I) te verrichten teneinde hem tot een orgasme te brengen. Verzoeker rende na afloop altijd zo snel als mogelijk naar huis en was de volgende dag op school misselijk van angst dat hij weer zou moeten nablijven. Verzoeker was bij aanvang van het seksueel misbruik 8 jaar oud.
b. Advies met zaaknummer 2010T028 (2): C (pater J)
Verzoeker woonde met zijn moeder en haar twee andere kinderen in een woning te E, tot 1959. Financieel hadden ze het niet breed en de moeder was afhankelijk van giften van de kerk. Naast de woning lag het tehuis van L. Verzoeker kwam regelmatig op het terrein van dit tehuis. Pater J was in het begin van de jaren vijftig directeur van het tehuis. Op een keer is verzoeker uitgenodigd om een boek te komen lenen uit de bibliotheek. Daar is het seksueel misbruik door pater J begonnen. Het begon met stoeien. Ook speelde hij met verzoeker en gaf hem 'billenkoek'. Pater J liet verzoeker tijden het voorlezen tussen zijn benen staan, waarna pater J tegen verzoeker aan begon te rijden en zichzelf seksueel bevredigde. Op een keer trok pater J tijdens het stoeien het broekje van verzoeker uit en drong bij hem binnen, hetgeen erg pijnlijk was. Pater J waarschuwde verzoeker dat als hij ooit iemand zou vertellen wat er was gebeurd, zijn moeder haar woning zou moeten verlaten. Ook adviseerde pater J dat als verzoeker 's nachts anaal zou gaan bloeden, hij met zijn billen op het hoofdkussen moest gaan liggen, zodat het leek alsof hij een bloedneus had gehad. Deze raad heeft verzoeker, die inderdaad ging bloeden, opgevolgd. Zijn moeder ging de volgende dag met hem naar de huisarts, maar die kon niets vinden aan de neus. Het seksueel misbruik, onder meer bestaande uit anale penetraties ("hondje spelen"), heeft vanaf circa 1952 gedurende vijf jaren plaatsgevonden. aanvankelijk drie tot vier keer per week en later, zij het minder frequent (tot omstreeks 1957). Verzoeker was bij aanvang van het seksueel misbruik 9 jaar oud.
c. Advies met zaaknummer 2010T028 (3): D (K)
Het seksueel misbruik dat verzoeker tijdens zijn verblijf op M (observatiecentrurn te N) door K, die op M in de keuken werkzaam was, meerdere malen is aangedaan, laat zich omschrijven als strelen, kussen van verzoeker en het assisteren door verzoeker bij de seksuele bevrediging van K. Verzoeker was ten tijde van dit seksueel misbruik ongeveer 16 jaar oud.
3. Het bewijs en categorie-indeling
3.1 bewijs
Het bewijs van seksueel misbruik, van de aard daarvan en van de relevante bijkomende omstandigheden is door verzoeker geleverd door overlegging van de onder 1 genoemde schriftelijke adviezen van de Klachtencommissie, waarin het seksueel misbruik gepleegd door drie personen gegrond is verklaard en die niet meer voor bezwaar vatbaar zijn. Alle drie de adviezen zijn door verweerders voorzien van een schriftelijke beslissing tot overname van het advies, zoals onder 1 vermeld.
3.2 meerdere daders
In de onderhavige aanvraag is sprake van seksueel misbruik verricht door meerdere, te weten drie daders (hierna te noemen: meerdaderschap).
In zijn algemeenheid merkt de Compensatiecommissie in dat kader op dat ieder slachtoffer, ongeacht of het misbruik door één dader of door meerdere daders is gepleegd, aanspraak heeft op één vergoeding en dat deze vergoeding nooit meer bedraagt dan € 100.000,--. Blijkens de toelichting op de Compensatieregeling (paragraaf De categorieën, 4e alinea) geldt alleen de hoogste categorie in het geval dat het seksueel misbruik door meerdere daders binnen verschillende categorieën valt.
De Compensatiecommissie ziet geen grond om een slachtoffer dat door meerdere daders is misbruikt meerdere aanvragen te geven en daarmee het plafond binnen een bepaalde categorie te overstijgen, terwijl voor een slachtoffer dat door één dader meerdere keren is misbruikt wel het plafond zou gelden van de desbetreffende categorie. Het enkele feit dat sprake is van misbruik door meerdere daders, ziet de Compensatiecommissie wel als een verzwarende omstandigheid, die in zijn algemeenheid tot uitdrukking kan komen in de categorie-indeling of in het uit te betalen bedrag.
3.3 meerdere daders en verschillende R.K-instellingen
Het feit dat sprake is van meerdere daders verbonden aan verschillende R.K.-instellingen, doet aan bovenstaande niet af. Ook in die gevallen is de Compensatiecommissie van oordeel dat de totaal te verkrijgen compensatie niet hoger kan zijn dan het maximale bedrag binnen de -gezien de aard van het misbruik- van toepassing zijnde categorie. Een andere regeling van deze materie zou hebben geleid tot een niet goed uit te leggen ongelijkheid in behandeling van enerzijds een slachtoffer van meer daders verbonden aan dezelfde R.K- instelling en anderzijds een slachtoffer van meer daders verbonden aan verschillenden R.K-instelling.
3.4 categorie-indeling
a. categorie-indeling n.a. v. het misbruik door broeder I
Gelet op het door broeder I jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en het geleverde bewijs daarvan, zoals vermeld onder 3.1, oordeelt de Compensatiecommissie dat de aanvraag voor een financiële compensatie vanwege het misbruik verricht door broeder I ingedeeld dient te worden in categorie 3, zoals geformuleerd in artikel 5 sub 3 van de Compensatieregeling.
b. categorie-indeling misbruik pater J
Het door pater J jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en waarvan het bewijs is geleverd, zoals vermeld onder 3.1, dient naar het oordeel van de Compensatiecommissie als uitzonderlijk misbruik te worden aangemerkt. De Compensatie-commissie neemt daarbij de navolgende omstandigheden in aanmerking:
- het seksueel misbruik is zeer ernstig van aard, waaronder anale penetraties ("hondje spelen");
- het misbruik heeft zeer lang, gedurende vijf jaren, plaatsgehad;
- het misbruik heeft zeer frequent, aanvankelijk drie à vier keren per week, later alleen in het weekend, plaatsgehad;
- het misbruik vond plaats onder de dreiging dat, als verzoeker ooit iemand zou vertellen wat er was gebeurd, zijn moeder haar woning zou moeten verlaten.
c. categorie-indeling misbruik K
Het door K jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en waarvan het bewijs is geleverd, zoals vermeld onder 3.1, dient naar het oordeel van de Compensatiecommissie te worden ingedeeld in categorie 3, zoals geformuleerd in artikel 5 sub 3 van de Compensatieregeling.
d. conclusie categorie-indeling
Het voorgaande brengt met zich dat de Compensatiecommissie het misbruik door de drie hierboven vermelde personen gepleegd gezamenlijk beoordelende, de aanvraag van verzoeker indeelt in categorie 5 als 'uitzonderlijk seksueel misbruik', gelet op het feit dat het seksueel misbruik jarenlang heeft plaatsgevonden, jegens verzoeker is gepleegd door drie personen en de aard van het seksueel misbruik als zeer ernstig is aan te merken.
4. Bedrag financiële compensatie en kosten rechtsbijstand
4.1 De Compensatieregeling kent, zoals de toelichting bij de Compensatieregeling het omschrijft, een tegemoetkoming naar billijkheid in de schade ontstaan door seksueel misbruik. In een aantal gevallen zal de compensatie de schade dekken, in een aantal gevallen zal dat niet zo zijn. De in deze regeling omschreven compensatie heeft het karakter van smartengeld ter erkenning van het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik en ter genoegdoening van het geschokte rechtsgevoel. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter ver-zachting van het gedurende vele jaren ondergane psychisch leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Tevens is de vergoeding, zoals de toelichting op de regeling vermeldt, bestemd voor vergoeding van sommige uitgaven die gedaan zijn ten gevolge van het misbruik, afgezien van de vergoeding voor vermogensschade als bedoeld in artikel 5 onder 5 van de Compensatieregeling.
4.2 standpunt verzoeker
Het seksueel misbruik dat verzoeker is aangedaan heeft grote invloed gehad op zowel verzoekers privé- als maatschappelijke leven. Hij heeft de gebeurtenissen nooit los kunnen laten en is vaak langdurig onder behandeling geweest van psychiaters en hulpverleners in verband met herbelevingen en angsten, voortkomend uit het seksueel misbruik. Het leven is voor verzoeker een levenslange strijd, die hij niet kan winnen, maar ook niet wenst te verliezen. Verzoeker is van mening dat wanneer hij niet seksueel zou zijn misbruikt, hij net als zijn fa- milieleden in ieder geval een HBO- of universitaire opleiding had kunnen volgen en derhalve meer inkomsten had kunnen genieten. Intellectueel zou hij daartoe in staat zijn geweest, hetgeen is af te leiden uit het feit dat hij is geslaagd voor het zogeheten 'colloquium doctum'.
Maar verzoeker was dermate onzeker geworden door hetgeen hem was aangedaan, dat hij deze droom niet meer heeft durven najagen. Verzoeker is in zijn werkzaam leven begonnen als vrachtwagenchauffeur, heeft opleidingen afgerond en is opgeklommen. Hij is ook werk- zaam geweest in het buitenland bij een toonaangevend bedrijf: maar heeft dit moeten staken. Op zijn 62e jaar is verzoeker volledig arbeidsongeschikt verklaard op basis van psychische klachten. Hij ontvangt sinds 18 maart 2003 een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering.
De totale vermogensschade ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid wordt gesteld op € 30.537,--. Verzoeker maakt evenwel aanspraak op het maximaal te adviseren compensatiebedrag omdat ook zonder exacte berekening wel duidelijk is dat het smartengeld en de gele-den vermogensschade de € 100.000,-- overschrijden. Verzoeker meent dat dit bedrag ook te adviseren is op basis van alleen smartengeld.
4.3 standpunt B
Bij brieven van 29 april en 13 oktober 2014 hebben B te kennen gegeven af te zien van een inhoudelijke reactie
4.4 standpunt C
Mr Baetens heeft namens C bij brieven van 27 mei en 15 oktober 2014 -kort samengevat- het volgende gesteld. Uit de UWV-rapportages wordt het seksueel misbruik door religieuzen niet specifiek genoemd en in de overgelegde psychiatrische rapportages wordt tevens een scala van andere ingrijpende gebeurtenissen in de prille jeugd van verzoeker genoemd. Daarom is het aldus mr. Baetens, niet op zijn plaatst om de gestelde vermogensschade in zijn gehéél toe te rekenen aan het seksueel misbruik.
4.5 standpunt D
Bij brieven van 1 augustus en 18 november 2014 hebben D te kennen gegeven af te zien van een inhoudelijke reactie.
4.6 overwegingen Compensatiecommissie
In het onderhavige geval is naar het oordeel van de Compensatiecommissie sprake van 'uitzonderlijk seksueel misbruik' als bedoeld in artikel 5 van de Compensatieregeling. In dergelijke gevallen, geldt niet -aldus de Toelichting- de voorwaarde van het zonder gerede twijfel aanwezig zijn van een verband tussen het seksueel misbruik en de substantiële vermogensschade.
Gezien de bijzondere ernst van het bovengenoemde seksueel misbruik en gezien de bijkomende verzwarende omstandigheden ligt in de visie van de Compensatiecommissie in beginsel substantiële (vermogens) schade als gevolg van het misbruik voor de hand. Ook in de gevallen waarin sprake is van uitzonderlijk misbruik, dient evenwel de vermogensschade aan de hand van bewijsstukken in enige mate aannemelijk te zijn gemaakt.
Uit de overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportages van 29 juli 2003 en van 6 april 2004 blijkt dat verzoeker sinds 19 augustus 2002 is uitgevallen voor zijn werk en sinds 18 augustus 2003 een volledig arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. De arbeidsongeschikt-heid komt voort uit klachten van psychische aard. Er is sprake van een posttraumatisch stress- syndroom, flash-backs, suïcidepogingen, medicatie en psychiatrische opname. Duidelijk wordt dat verzoeker van medio 2001 tot en met medio 2002 ook arbeidsongeschikt is geweest wegens psychische klachten. De onderliggende reden voor het ontstaan van deze ernstige psychische klachten met uitval voor het werk tot gevolg is complex en multi-causaal te noemen, aldus de Compensatiecommissie.
Zowel in de brieven d.d. 23 augustus 2011 van JJ. van de Putte (psychiater) als in de hiervoor genoemde verzekeringsgeneeskundige rapportages wordt een complex geheel aan traumatische gebeurtenissen en omstandigheden genoemd die -zo valt redelijkerwijze aan te ne-men- tezamen hebben geleid tot de psychiatrische problemen, waar verzoeker in zijn leven mee kampt. Hoewel ook diverse andere negatieve factoren in de overgelegde stukken worden genoemd, is voor de Compensatiecommissie voldoende aannemelijk -zeker omdat in het onderhavige geval sprake is van uitzonderlijk seksueel misbruik- dat het seksueel misbruik dat verzoeker is aangedaan, één van de verstorende en beschadigende factoren is geweest, die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid. De Compensatiecommissie baseert zich daarbij op J.J. van Putte die in zijn brief van 23 augustus 2011 schrijft dat de seksuele traumatisering een betekenisvolle rol heeft gespeeld in het ontstaan van psychopathologie en disharmonie in de persoon van patiënt, ook al is sprake van meerdere negatieve factoren die reeds dateren van vóór het moment dat sprake was van seksueel misbruik.
De Compensatiecommissie acht gelet op de ernst en lange duur van het seksueel misbruik dat verzoeker door drie personen is aangedaan, aannemelijk dat bij verzoeker dientengevolge sprake is geweest van vermogensschade wegens verlies van arbeidsvermogen, alsmede van pensioenschade. Het is de Compensatiecommissie ambtshalve bekend dat seksueel misbruik, zeker op een zo jonge leeftijd als verzoeker is overkomen, tot de door hem beschreven gevolgen kunnen leiden. Gelet op het bestaan van ook andere beschadigende factoren in het leven van verzoeker, zal de Compensatiecommissie de vermogensschade voortkomend uit de arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking laten komen.
De Compensatiecommissie passeert de stelling van verzoeker dat hij in de hypothetische situatie zonder seksueel misbruik zeker een HBO- of universitaire opleiding had kunnen afronden en meer inkomen had kunnen genereren, nu daarvoor te weinig aanknopingspunten aangeboden zijn.
4.7 Gelet op ernst, omvang en duur van het seksueel misbruik en het feit dat sprake is geweest van seksueel misbruik verricht door drie personen, komt verzoeker daarnaast in aanmerking voor een substantiële vergoeding wegens immateriële schade. Het seksueel misbruik is ver-zoeker als kind aangedaan. Waar verzoeker op bescherming en liefdevolle behandeling en verzorging mocht rekenen, werd hij geconfronteerd met structureel seksueel misbruik, dat gezamenlijk beschouwd- als 'uitzonderlijk seksueel misbruik' is aangemerkt. Bij het vaststel-len van de toekenning van compensatie overweegt de Compensatiecommissie voorts dat de compensatie niet alleen bedoeld is voor min of meer objectief vast te stellen nadeel, maar ook ter verkrijging van genoegdoening en herstel van een geschokt rechtsgevoel.
4.8 Alle feiten en omstandigheden afwegend, is de Compensatiecommissie van oordeel dat in totaal betaling van een bedrag van € 85.000,-- aan verzoeker geadviseerd moet worden.
4.9 Gelet op het aandeel in het misbruik dat valt onder de kerkelijke verantwoordelijkheid van B, C en D komt het de Compensatiecommissie voor dat een verdeling, waarbij B € 15.000,--, C € 55.000,-- en D € 15.000,-- voor hun rekening nemen een passende verdeling zou zijn.
4.10 Verzoeker heeft een nota ter hoogte van € 4.800,13 inclusief kantoorkosten en BTW overgelegd aan de Compensatiecommissie ter zake van kosten van rechtsbijstand gemaakt in het kader van het aanvragen van de financiële compensatie. De Compensatiecommissie is van oordeel dat het hier om in redelijkheid gemaakte kosten van rechtsbijstand gaat, die integraal voor vergoeding in aanmerking komen, zij het aldus dat € 1.200,-- voor rekening komt van B, € 2.400, 13 voor rekening van C en € 1.200,-- voor rekening van D.
5. Slotsom
5.1 De Compensatiecommissie heeft kennisgenomen van alle stukken in het onderhavige dossier en is op grond daarvan tot het oordeel gekomen dat de onderhavige aanvraag gelet op de bepalingen van de Compensatieregeling dient te worden ingedeeld in categorie 5 als 'uitzon-derlijke seksueel misbruik' en dat de hierna te vermelden bedragen voor betaling in aanmerking dienen te komen.
5.2 Betaling van compensatie en kosten van rechtsbijstand geschiedt zonder dat van de verzoeker tot compensatie finale kwijting ter zake van schadevergoeding wegens seksueel misbruik wordt verlangd.
5.3 Deze beslissing van de Compensatiecommissie geldt als bindend advies voor verweerder en is noch voor verzoeker, noch voor verweerder vatbaar voor enige vorm van beroep bij de Compensatiecommissie.
6. Het advies
De Compensatiecommissie komt tot een indeling van de aanvraag van verzoeker in categorie 5 als 'uitzonderlijk seksueel misbruik' en adviseert:
- aan B om binnen zes weken te rekenen vanaf de dag na deze uitspraak een bedrag van € 15.000,-- aan verzoeker te betalen, alsmede ter zake van kosten van rechtsbijstand aan de advocaat van verzoeker een bedrag van € 1.200,-- inclusief kantoorkosten en BTW te betalen,
- aan C om binnen zes weken te rekenen vanaf de dag na deze uitspraak een bedrag van € 55.000,-- aan verzoeker te betalen, alsmede {terzake van kosten van rechtsbijstand aan de advocaat van verzoeker een bedrag van € 2.400,13-- inclusief kantoorkosten en BTW te betalen,
- aan D binnen zes weken te rekenen vanaf de dag na deze uitspraak een bedrag van € 15.000,-- aan verzoeker te betalen, alsmede ter zake van kosten van rechtsbijstand aan de advocaat van verzoeker een bedrag van € 1.200,-- inclusief' kantoorkosten.en BTW te betalen.
Deze beslissing is gewezen door de Compensatiecommissie in de samenstelling mr. B. Holthuis (voorzitter), mr. J.M. van de Laar en de heer E.S. Groot, bijgestaan door mr. E.B. Schaafsma-van Campen, griffier, op 11/02/2015 en is ondertekend door de voorzitter.
Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.