Compensatiecommissie 211215
- Meer over dit onderwerp:
Compensatiecommissie 211215
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/compensatiecommissie-211215
COMPENSATIECOMMISSIE
Zaaknummer Compensatiecommissie 2015CC594
Zaaknummer Klachtencommissie 2011T293
datum uitspraak 21/12/2015
De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting Beheer & Toezicht i.z. Seksueel Misbruik in de R.-K. Kerk in Nederland (hierna ook te noemen: de Compensatiecommissie) geeft op grond van de Compensatieregeling R.-K. Kerk Nederland,
Compensatie na seksueel misbruik van minderjarigen (hierna ook te noemen: de Compensatieregeling), het volgende advies naar aanleiding van de aanvraag tot compensatie door:
X ,
geboren op [datum],
wonende te A.
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door: mr. R.A. Hebly, advocaat te Amersfoort,
te voldoen door:
Y ,
gevestigd te B,
hierna te noemen: verweerder.
1. Verloop van de procedure
1.1 Het aanvraagformulier voor het verkrijgen van compensatie wegens vastgesteld seksueel misbruik van een minderjarige door een persoon verbonden aan een R.-K. instelling in Nederland is ontvangen op 14 januari 2015 (bij brief van mr. Hebly van 13 januari 2015), tezamen met het advies van de Klachtencommissie d.d. 30 september 2014 met zaaknummer 2011T293, waarin het seksueel misbruik gegrond is verklaard en de brief d.d. 14 oktober 2014, waarin verweerder te kennen geeft de gegrondverklaring over te nemen. Het door verweerder ingevulde antwoordformulier is door de griffie ontvangen.
1.2 Bij brief van 8 apri l 2015 heeft de voorzitter van de Compensatiecommissie op de voet van artikel 19 van de Compensatieregeling nadere vragen gesteld aan verzoeker aangaande de geleden vermogensschade. Namens verzoeker is de schade van verzoeker schriftelijk onderbouwd bij brief d.d. 10 augustus 2015, opgesteld door mr. Hebly, in aanvulling op zijn eerdere brief van 13 januari 2015. Verweerder heeft bij brief van 1 oktober 2015 gereageerd.
1.3 Door het indienen van het aanvraagformulier heeft verzoeker aangegeven akkoord te gaan met de Compensatieregeling. Ook verweerder heeft zich aan de Compensatieregeling onderworpen. Beide partijen hebben afschriften gekregen van alle genoemde stukken die deel uitmaken van het dossier waarover de Compensatiecommissie beschikt.
2. De vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de aanvraag tot compensatie gaat de Compensatiecommissie uit van de feiten en omstandigheden, zoals deze door de Klachtencommissie in haar advies zijn vastgesteld en gegrond zijn bevonden. Kort weergegeven en nader beschreven in het advies van de Klachtencommissie gaat het in deze zaak om het navolgende seksueel misbruik.
Verzoeker is wegens het werk van zijn vader in maart/april 1959 naar C verhuisd. Daar kwam hij in de eerste klas van de D school. Na de zomervakantie ging hij naar de tweede klas en kreeg toen les van de heer E (hierna: broeder E). Verzoeker is vanaf de tweede tot en met de zesde klas van de lagere school door broeder E seksueel misbruikt en na die periode (nadat broeder E al naar F was verhuisd) nog vijf tot zes keer.
Het seksueel misbruik bestond eruit dat verzoeker en zijn klasgenoot met elkaar moesten stoeien, tegen elkaar aan moesten rijden en elkaar moesten betasten, terwijl broeder E masturbeerde onder zijn pij. Dit vond plaats in het materiaalhok van de gymzaal of in de kleedruimte. Ook vond in de jaren nadien misbruik van verzoeker plaats op de zolder van school als verzoeker daar naar toe werd genomen onder het mom van het doen van een klusje. Tevens vond het seksueel misbruik plaats na de zwemles. Verzoeker moest zijn kleding meenemen naar het badhokje, alwaar hij door broeder E oraal werd 'benaderd'. Tenslotte heeft broeder E er voor gezorgd dat verzoeker lid werd van de mondharmonicaclub en dat hij bijles kreeg. Tijdens deze bijles werd verzoeker uitgekleed door broeder E of moest hij zichzelf uitkleden, waarna verzoeker oraal en anaal werd gepenetreerd. Dit laatste vond plaats vanaf de vierde klas tot en met de zesde klas en nadien nog vijf tot zes keer. Alles bij elkaar is hij meer dan tientallen keren seksueel misbruikt, gedurende vijf schooljaren (van de tweede tot en met de zesde klas van de lagere school) en voorts nog vijf of zes keer nadien.
Verzoeker was bij aanvang van het misbruik acht jaar oud.
3. Het bewijs en de categorie-indeling
3.1 bewijs
Het bewijs van seksueel misbruik, van de aard daarvan en van de relevante bijkomende omstandigheden is door verzoeker geleverd door overlegging van het schriftelijke advies van de Klachtencommissie zoals vermeld onder 1.1, gegeven naar aanleiding van de klacht van verzoeker. In voornoemd advies is de klacht van verzoeker gegrond is verklaard. Dit advies is voorzien van de schriftelijke beslissing van de kerkelijke gezagsdragers van de aangeklaagde tot overname van het advies.
3.2 categorie-indeling
Gelet op het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en het geleverde bewijs daarvan zoals vermeld onder 3.1, oordeelt de Compensatiecommissie dat sprake is van 'uitzonderlijk seksueel misbruik', als bedoeld in de eerste zinsnede van artikel 5 sub 5 van de Compensatieregeling. De Compensatiecommissie komt tot dit oordeel gelet op de volgende en verzwarende omstandigheden:
- Het misbruik ving aan op de zeer jonge leeftijd van acht jaar.
- Het misbruik heeft zeer lang voortgeduurd, te weten vijf schooljaren van de tweede tot en met de zesde klas van de lagere school, en daarna ook nog vijf of zes keer.
- Het misbruik bestond uit betasting van intieme delen, gedwongen oraal seksuele handelingen en pogingen daartoe, meerdere anale verkrachtingen, masturbatie in het bijzijn van verzoeker, het moeten verrichten van seksueel getinte handelingen met een klasgenootje terwijl broeder E zichzelf onder zijn pij bevredigde.
- Het misbruik heeft al met al meer dan tientallen keren, plaatsgevonden.
Ten overvloede merkt de Compensatiecommissie op dat hoewel hier sprake kan zijn van seksueel misbruik dat in meerdere categorieën zou kunnen vallen, voor de te adviseren uitkering volgens de toelichting op de Compensatieregeling alleen de hoogste categorie geldt (zie Toelichting op de Compensatieregeling, paragraaf De categorieën, 4e alinea).
4. Bedrag financiële compensatie en kosten rechtsbijstand
algemeen
4.1 De Compensatieregeling kent, zoals de toelichting bij de Compensatieregeling het omschrijft, een tegemoetkoming naar billijkheid in de schade ontstaan door seksueel misbruik. In een aantal gevallen zal de compensatie de schade dekken, in een aantal gevallen zal dat niet zo zijn. De in deze regeling omschreven compensatie heeft het karakter van smartengeld ter erkenning van het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik en ter genoegdoening van het geschokte rechtsgevoel. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter verzachting van het gedurende vele jaren ondergane psychisch leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Tevens is de vergoeding, zoals de toelichting op de regeling vermeldt, bestemd voor vergoeding van sommige uitgaven die gedaan zijn ten gevolge van het misbruik, afgezien van de vergoeding voor vermogensschade, als bedoeld in artikel 5 onder 5 van de Compensatieregeling.
standpunt verzoeker
4.2 In reactie op de brief van de voorzitter van de Compensatiecommissie waarin krachtens artikel 19 van de Compensatieregeling verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om zijn vermogensschade veroorzaakt door het seksueel misbruik toe te lichten, heeft mr. Hebly bij brief van 10 augustus 2015, in aanvulling op zijn eerdere brief van 13 januari 2015, de gestelde vermogensschade nader toegelicht. Deze brieven laten zich als volgt samenvatten.
Alhoewel verzoeker goed kon leren, is hij door toedoen van broeder E naar de LTS gegaan. Deze opleiding heeft hij met hoge cijfers afgerond. Vervolgens heeft hij nog twee jaar HBS gedaan, hetgeen meer op zijn niveau was.
Verweerder heeft in 1985 zijn baan verloren en decompenseerde vervolgens volledig, hetgeen gerelateerd is aan met het seksueel misbruik samenhangende problemen van psychische aard. Nadien heeft verzoeker diverse uitkeringen ontvangen, waaronder een WW-uitkering, een WWV-uitkering en een RWW-uitkering. Pas per 18 maart 1993 heeft verzoeker een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd en deze is hem (na een uitspraak van de rechtbank Groningen d.d. 8 november 1996, sector bestuursrecht) met terugwerkende kracht vanaf 1985 toegewezen. De arbeidsongeschiktheidskering (er is sprake van volledige arbeidsongeschiktheid) is gebaseerd op 70% van het laatst verdiende loon. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat verzoeker in de hypothetische situatie dat hij niet seksueel zou zijn misbruikt en niet zou zijn uitgevallen circa 30% meer zou hebben verdiend dan thans het geval is geweest. De door verzoeker geleden vermogensschade is derhalve zeer fors, aldus mr. Hebly, en bedraagt alleen al over de jaren 1985-2015 circa € 107.524,--. Daarbij is dan geen rekening gehouden met pensioenschade en misgelopen carrièrekansen. Verzoeker maakt derhalve aanspraak op het maximaal toe te kennen bedrag aan compensatie.
standpunt verweerder
4.3 Verweerders standpunt, zoals vervat in de brief van 1 oktober 2015, laat zich als volgt samenvatten.
Verweerder erkent zonder meer dat sprake is geweest van ernstig seksueel misbruik en ook dat dit heeft bijgedragen aan zowel de materiële als immateriële schade die verzoeker heeft geleden. Wel merkt verweerder op dat de persoonlijke situatie van verzoeker complex is en dat er meerdere schadeveroorzakende factoren zijn aan te wijzen in verzoekers leven. De schadeveroorzakende gebeurtenissen die dateren van vóór het onderhavige seksueel misbruik (eerder misbruik en de moeilijke thuissituatie), kunnen niet worden toegeschreven aan het onderhavige misbruik. Evenmin is er, aldus verweerder, een oorzakelijk verband aan te wijzen dan wel aannemelijk tussen de latere schadeveroorzakende factoren (later seksueel misbruik, waaronder een verkrachting door een rijinstructeur) en het onderhavige seksueel misbruik. Tot slot wijst verweerder er op dat niet voldoende duidelijk is geworden dat de psychische klachten van verzoeker die tot volledige arbeidsongeschiktheid hebben geleid, specifiek zijn terug te voeren op het onderhavige seksueel misbruik. Verweerder refereert zich tot slot aan het oordeel van de Compensatiecommissie.
overweging Compensatiecommissie
4.4 Nu naar het oordeel van de Compensatiecommissie in deze zaak sprake is van een geval van 'uitzonderlijk seksueel misbruik' zoals bedoeld in categorie 5 geldt, aldus de toelichting, niet de voorwaarde, dat het causaal verband tussen het seksueel misbruik en de vermogensschade zonder gerede twijfel aanwezig dient te zijn. Gezien de bijzondere ernst van het bovengenoemde seksueel misbruik en gezien de bijkomende omstandigheden ligt in de visie van de Compensatiecommissie vermogensschade als gevolg van het misbruik in gevallen van 'uitzonderlijk seksueel misbruik' voor de hand. Wel dient ook in geval van uitzonderlijk seksueel misbruik de gestelde vermogensschade en het causaal verband met het seksueel misbruik in enige mate aannemelijk te zijn gemaakt.
4.5 Uit de door verzoeker overgelegde stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Groningen (zoals vermeld onder 4.3), blijkt dat verzoeker per 1985 op psychische gronden als volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd en aanspraak kan maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Uit de brief d.d. 13 oktober 1993 van G (als arts verbonden aan de .J.J. Beukemakliniek) blijkt dat verzoeker een gezonde man is met een gemiddelde intelligentie, maar 'wiens leven bepaald is door seksueel misbruik als slachtoffer.' Verzoeker is op 5 jarige leeftijd misbruikt door een vriend van zijn vader en voorts op zijn zevende tot zijn veertiende misbruikt door broeder E. Later, op zijn vijftiende jaar is hij verkracht door een rijschoolhouder en door een groep jongeren waarmee hij experimenteerde, aldus G in zijn brief. Eveneens maakt G melding van drugsgebruik; zo heeft verzoeker vanaf zijn 13e jaar hasj gebruikt en is hij later ook andere drugs gaan gebruiken. De verzekeringsans H vermeldt in zijn verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 9 april 2001 ook dat verzoeker in 1985 is uitgevallen op 'psycho-mentale' gronden. Hij stelt als diagnose onder meer een dissociale persoonlijkheidsstoornis, en een status na psychische stoornissen door multiple drugsgebruik. Ook in de verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 1 maart 1995 (opgesteld door I, verzekeringsgeneeskundige) wordt melding gemaakt van een persoonlijkheidsstoornis en poly druggebruik. In 1993, 1994 en 1995 is sprake geweest van een psychiatrische opname en daarvan was ook al eerder in zijn leven, in 1973, sprake, aldus de briefvan de GGZ Drenthe d.d. 21 mei 2015, en de door I opgestelde rapportage.
G geeft in zijn brief een beeld van het gezin van herkomst: Verzoeker is binnen zijn gezin niet voldoende emotioneel gesteund. Er was weinig aandacht voor hem. Verzoeker werd door zijn vader gepest met hetgeen op seksueel vlak. was voorgevallen en zij hadden vaak ruzie. Ook had vader traditionele opvattingen over seksualiteit. Verzoeker kon zijn hart niet luchten bij zijn ouders en bleef er maar mee rondlopen. Al met al waren er huiselijke problemen en is verzoeker op 17-jarige leeftijd weggelopen van huis.
4.6 Op basis van het hiervoor onder 4.5 vermelde, is aannemelijk dat het langdurige en ernstige door broeder E gepleegde seksueel misbruik, dat bovendien als uitzonderlijk is aangemerkt, een rol heeft gespeeld bij het ontstaan, voortduren of verdiepen van verzoekers psychische/psychiatrische problematiek. Dat niet exact is te bepalen welke rol dit heeft gespeeld in (het ontstaan van) de kennelijk persoonlijkheidsstoornis van verzoeker (met de blijvende volledige arbeidsongeschiktheid als gevolg) maakt dit niet anders. Ook acht de Compensatiecommissie het aannemelijk dat in ieder geval het op 13 jarige leeftijd beginnen met drugs (hash) in verband staat met het seksueel misbruik, nu deze periode samenvalt met het voortduren van het seksueel misbruik door broeder E.
Dit neemt niet weg dat, zoals verweerder ook stelt, in het leven van verzoeker ook sprake is van andere potentieel beschadigende factoren, waaronder eerder en later seksueel misbruik en een tekort aan geborgenheid binnen het ouderlijk gezin. De Compensatiecommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een causaal verband tussen het door broeder E gepleegde misbruik en het latere misbruik door de rijschoolhouder en een groep jongeren, zodat het misbruik door de rijschoolhouder en een groep jongeren als zelfstandig beschadigende factoren moeten worden beschouwd.
Aangezien diverse factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van verzoekers blijvende arbeidsongeschiktheid op psychische gronden, komt de Compensatiecommissie tot het oordeel dat de gestelde vermogensschade alleen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking kan komen. Daarnaast kan verzoeker uiteraard aanspraak maken op een aanzienlijk bedrag aan immateriële schadevergoeding, nu sprake is geweest van uitzonderlijk seksueel misbruik waarbij hij door broeder E jarenlang ernstig is misbruikt, met alle leed van dien.
4.7 Alle feiten en omstandigheden afwegend komt de Compensatiecommissie tot het oordeel dat betaling van een bedrag van € 85.000,-- voor zowel materiele als immateriële schade geadviseerd dient te worden.
4.8 Verzoeker heeft een tweetal nota's ter hoogte van € 3,495,73 respectievelijk € 4.022,23, in totaal derhalve € 7.517,96, inclusief kantoorkosten en BTW overgelegd aan de Compensatiecommissie ter zake van kosten van rechtsbijstand gemaakt in het kader van het aanvragen van de financiële compensatie. De Compensatiecommissie is van oordeel dat de in rekening gebrachte kosten, gelet op het juridisch beperkt complexe karakter van deze zaak aan de hoge kant voorkomen, en is van oordeel dat € 6.500,-- inclusief kantoorkosten en BTW ter zake van de redelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komt.
5. Slotsom
5.1 De Compensatiecommissie heeft kennisgenomen van alle stukken in het onderhavige dossier en is op grond daarvan tot het oordeel gekomen dat de onderhavige aanvraag gelet op de bepalingen van de Compensatieregeling dient te worden ingedeeld in categorie 5 als uitzonderlijk seksueel misbruik' en dat de hierna te vermelden bedragen voor betaling in aanmerking dienen te komen.
5.2 Betaling van compensatie en kosten van rechtsbijstand geschiedt zonder dat van de verzoeker tot compensatie finale kwijting ter zake van schadevergoeding wegens seksueel misbruik wordt verlangd.
5.3 Deze beslissing van de Compensatiecommissie geldt als bindend advies voor verweerder en is noch voor verzoeker, noch voor verweerder vatbaar voor enige vorm van beroep bij de Compensatieoommissie.
6. Het advies
De Compensatiecommissie komt tot een indeling van de aanvraag van verzoeker in categorie 5 als 'uitzonderlijk seksueel misbruik' en adviseert verweerder binnen zes weken te rekenen vanaf de dag nu deze uitspraak:
- een bedrag van € 85.000,-- te betalen aan verzoeker, alsmede
- aan de advocaat van verzoeker een bedrag van € 6.500,-- te betalen ter zake van kosten van rechtsbijstand.
Deze beslissing is gewezen door de Compensatiecommissie in de samenstelling mr. B. Holthuis (voorzitter), mr. D.J. van der Kolk en mr. K.H. Faase, bijgestaan door mr. E.B. Schaafsma-van Campen, griffier, op 21/12/2015 en is ondertekend door de voorzitter.
Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.