Rb Rotterdam 201115
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 201115
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/rb-rotterdam-201115
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 3502559 CV EXPL 14-49557
uitspraak: 20 november 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S B.V.,
mede handelend onder de naam B,
gevestigd te R,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Velthuizen te Rotterdam,
tegen
X,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J. Dennekamp te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid met 'B' en 'X '.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
• de dagvaarding van 8 oktober 2014 met de akte overleggen producties;
• de conclusie van antwoord met producties van 16 december 2014;
• het tussenvonnis van 16 december 2014 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• de akte met producties van B van 6 maart 2015;
• het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 april 2015;
• de conclusie na comparitie van B van 25 augustus 2015;
• de conclusie na comparitie van X met één productie van 22 september 2015.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Er wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Deze feiten zijn door de ene partij gesteld en door de andere partij erkend of niet weersproken.
2.1 X is op 23 november 2011 betrokken geraakt bij een ongeluk. Daarbij zijn bij haar medische complicaties ontstaan en/of verergerd en is schade ontstaan. De verzekeraar van de aansprakelijke pattij (ASR Schadeverzekering N.V.) heeft de aansprakelijkheid erkend. Er bestaat verschil van inzicht over de hoogte van de schade en over de causaliteit tussen (een deel van) de schadeposten en het ongeluk.
2.2 B en X zijn in maart 2013 op basis van 'no cure no pay' een overeenkomst van opdracht aangegaan, waarbij overeengekomen is dat B werkzaamheden zou verrichten gericht op het verhaal van de door X geleden schade.
2.3 De op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalen in artikel 15 lid 1:
Indien client(e) de zaak tussentijds terugneemt, d.w.z. voordat naar het deskundig oordeel van B de zaak in gebruikelijke zin is afgewikkeld, is B niet gehouden aan de onder de artikelen 8 tot en met 12 genoemde regeling en is gerechtigd aan cliënt(e) de tot dan toe gemaakte kosten en honorarium in rekening te brengen.
2.4 B schrijft in een brief aan X van 7 juli 2014, voor zover nu van belang:
Sinds begin 2014 tracht ik met u al een afspraak te maken om de kwestie aanvullend met u te bespreken voor wat betreft de voortgang, eventuele op te starten procedures en aansprakelijkstelling van de werkgever.
Reeds 2 maal eerder bent u de afspraken voor een bespreking te mijne kantore (21-05-2014 en 18-06-2014) - zonder opgaaf van reden - , niet nagekomen.
Ook constateer ik dat voor de schaderegeling benodigde informatie, zoals salarisschalen 20-25, uitkomsten van aanvullende bezoeken aan de bedrijfsarts, al dan niet gemaakte afspraken, terzake werkuitbreiding en de daarover door de werkgever vastgestelde voortgangsrap portages, niet door u worden toegezonden. Verder informeert u niet voor wat betreft de uitkomst van het op 13 mei 2014 voorgenomen 2de onafhankelijk deskundige onderzoek bij het UWV, ondanks diverse verzoeken daartoe.
Kortom er ontbreekt veel relevante en onderbouwende informatie die een adequate behandeling van uw zaak frustreren.
( ... )
Ik trek uit deze handelwijze thans de conclusie dat u - eenzijdig - de behandeling van uw zaak door B heeft teruggetrokken, voordat de kwestie naar het deskundig oordeel van B BV is afgewikkeld of anderszins is geregeld.
3. De stellingen van partijen
3.1 B vordert X te veroordelen € 21.279,41 te betalen, met rente en met veroordeling van X in de (na)kosten van de procedure (waaronder begrepen de beslagkosten).
B stelt dat X de overeenkomst van opdracht heeft beëindigd voordat B de afgesproken vergoeding heeft kunnen verkrijgen. B komt echter wel een vergoeding toe voor de in opdracht van X verrichte werkzaamheden. B stelt deze vergoeding vast op € 20.301,40 (waarbij zij rekening houdt met een al betaald bedrag van € 2.887,05) en zij vordert betaling van dit bedrag. In verband met de uitblijvende betaling van dit bedrag is X ook € 978,01 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.2 X concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van B in de kosten van de procedure. X voert aan dat B niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de overeenkomst. Als zij dit wel zijn is er aanleiding ze te vernietigen. X voert daarnaast aan dat het einde van de overeenkomst aan B te wijten is en niet aan haar en tot slot voert zij verweer tegen de hoogte van het bedrag dat B vordert.
4. De beoordeling
4.1 'S B.V.' handelt onder andere onder de naam 'B' . Dit blijkt uit het door B als productie 15 overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hoewel het verwarring schept dat B achter haar handelsnaam 'B.V.' gebruikt, uit het genoemde uittreksel kan afgeleid worden dat X door de juiste wederpartij is gedagvaard. B is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.2 Of X de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding. In de overeenkomst staat dat daarop onverkort de algemene voorwaarden van B van toepassing zijn. X heeft dit aanbod van B door ondertekening van de overeenkomst aanvaard. De algemene voorwaarden die B hanteert zijn daarom op die overeenkomst van toepassing.
4.3 Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar als (1) dit beding onredelijk bezwarend is voor X of (2) als aan X geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 BW). X doet op beide gronden een beroep op vernietiging van artikel 15 van de algemene voorwaarden.
4.4 X voelt aan dat artikel 15 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend voor haar is omdat dit beding het uitsluitend aan B overlaat om te beoordelen of de zaak 'in gebruikelijke zin afgewikkeld is'. De kantonrechter acht dit in deze zaak niet onredelijk bezwarend. Partijen zijn een 'no cure no pay' -overeenkomst aangegaan, waarbij het procesrisico aan B is overgedragen. Dit houdt in dat het honorarium van B een bepaald percentage van het te verhalen bedrag bedraagt. Met andere woorden: blijkt er geen bedrag te verhalen (no cure), dan hoeft X niets aan B te betalen (no pay). Tegenover dit uitgangspunt staat wel dat B in de gelegenheid moet worden gesteld 'het onderste uit de kan' te kunnen halen. Het is gelet op de bepaling van de hoogte van het honorarium niet onredelijk dat B (in beginsel) bepaalt wat daarvoor nodig is.
4.5 In de door X ondertekende overeenkomst staat dat de algemene voorwaarden die daarop van toepassing zijn bij die overeenkomst zijn gevoegd. X verklaart zich daarnaast in de als productie 15 overgelegde 'machtiging' bekend en akkoord met de 'ter hand gestelde algemene voorwaarden'. Ook die machtiging is door haar ondertekend. Gelet hierop is het enkele feit dat de algemene voorwaarden zelf niet door X zijn ondertekend, onvoldoende om tot de conclusie te komen dat aan X geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
4.6 Zoals hiervoor onder 4.4 ook overwogen moet B in de gelegenheid worden gesteld 'het onderste uit de kan' te kunnen halen. Het is aan X om B te voorzien van de informatie die B daarvoor nodig heeft of denkt te hebben. B heeft X bij herhaling om informatie gevraagd maar deze informatie is uitgebleven. Het gaat te ver om, zoals X nu doet, bijvoorbeeld te zeggen 'B had de salarisschalen waarom zij vroeg ook van internet kunnen halen'. X moest B 'gewoon' de gevraagde informatie geven. De kantonrechter is het met B eens dat het prematuur is om een 'second opinion' te vragen als er door gebrek aan informatie en medewerking nog niets eens een 'first opinion' ligt. De houding van X heeft bij B tot de terechte conclusie kunnen leiden dat X de behandeling van haar zaak door B teruggetrokken heeft.
4.7 Dat X de behandeling van haar zaak door B teruggetrokken heeft, betekent dat B op grond van artikel 15 van de algemene voorwaarden gerechtigd is aan X de tot dan toe gemaakte kosten en honorarium in rekening te brengen. Een redelijke uitleg van deze bepaling kan echter niet meebrengen dat B 'maar raak' kan declareren en kost en kan maken, te meer niet nu artikel 7:405 lid 2 BW bepaalt dat als de hoogte van het loon niet door partijen is bepaald, en dat is in deze zaak niet gebeurd, X het op de gebruikelijke wijze berekende loon of bij gebreke daarvan een redelijk loon verschuldigd is. B heeft niets gesteld waaruit afgeleid kan worden wat de gebruikelijke wijze is om in zaken als deze het loon te berekenen, zodat X een redelijk loon aan B verschuldigd is.
4.8 Aan de berekening van wat een redelijk loon is kan geen nauwkeurige berekening ten grondslag worden gelegd. Om desondanks een redelijk loon vast te stellen acht de kantonrechter het van belang dat de werkzaamheden en de hoogte van het loon in een acceptabele verhouding staan tot de verwachte 'opbrengst' van de zaak. Hierbij wordt aangesloten bij hetgeen artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden bepaalt over de 'opbrengst' en het percentage daarover dat B als haar kosten in rekening brengt, bij een 'opbrengst' tot een bedrag van € 100.000,00 (als voorbeeld) 20. B stelt dat er mogelijk een schadeuitkering van € 325.000,00 had kunnen volgen, maar als B X verwijt onvoldoende informatie verstrekt te hebben komt de vraag op hoe B aan dit bedrag komt. ASR heeft haar voorstel om € 20.000,00 uit te keren gemotiveerd met het standpunt dat de aanrijding niet erg groot is geweest, nu de schade aan de auto minder dan € 500,00 bedroeg. Bij gebrek aan andere informatie om van uit te gaan, houdt de kantonrechter het op een 'opbrengst' van de zaak van € 20.000,00. Het is redelijk om een percentage van 20% van dat bedrag als loon voor B vast te stellen, dus een bedrag van € 4.000,00. Er is reeds € 2.887,05 aan B betaald, zodat een nog door X te betalen bedrag van € 1.112,95 resteert. De vorde-ring van B wordt tot dit bedrag toegewezen. De rente over dit bedrag is zoals gevorderd toewijsbaar met ingang van de dag van de dagvaarding.
4.9 Nu beide partijen op punten in het (on)gelijk zijn gesteld, bestaat er aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure (waaronder de buitengerechtelijke incassokosten en de beslagkosten) draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt X om aan B € 1.112,95 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6: 119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening;
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.