Rb Gelderland 310517
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 310517
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-gelderland-310517
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 5662751 \ AZ VERZ 17-3
uitspraak van 31 mei 2017
beschikking
in de zaak van
X
wonende te <woonplaats>,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. L. Nauta,
procederende krachtens toevoegingsnummer (...),
en
1. de besloten vennootschap Svedex Deuren B.V.
, gevestigd te Varsseveld,
2. de buitenlandse vennootschap naar Brits recht AIG Limited Europe,
gevestigd te Londen,
verwerende partijen,
gemachtigde mr. R.H.J. Wildenburg.
Partijen worden hierna X en Svedex c.s. genoemd. Verwerende partijen zullen individueel worden aangeduid als Svedex en AIG.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift
-het verweerschrift
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 27 maart 2017.
2. De feiten
2.1. Svedex is een producent en leverancier van houten binnendeuren en -kozijnen. X was vanaf 27 november 2014 via uitzendbureau Randstad te Raalte (hierna:"Randstad") bij Svedex, op de afdeling Panelen, werkzaam als productiemedewerker. De werkzaamheden van X bestonden naast het aangeven, inpakken en verzendklaar maken van deuren onder meer uit het opruimen van verpakkingsmateriaal.
2.2. Voorafgaand aan de werkzaamheden heeft X via Randstad algemene werkinstructies ontvangen. Hierin staat, onder meer, het volgende vermeld:
"(. . .) Beleidsverklaring met hetrekking tot veiligheid, gezondheid. welzijn en milieu
Een van de bedrijfsdoelstellingen van Svedex is het zo goed mogelijk waarborgen van de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers en van derden, alsmede de zorg voor het milieu.
Dit beleid is erop gericht om persoonlijk letsel, en materiële en milieuschade zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beleid heeft prioriteit in de beleidsvoering. (. . .) Svedex tracht dit doel te bereiken door de werknemers te instrueren en/of te scholen over (. . .) risico 's, voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen, kritisch materieel regelmatig te keuren en incidenten die plaats vinden in het bedrijf te onderzoeken.
(. . .)
Eerste werkdag:
Tijdensje sollicitatiegesprek of tijdens de eerste werkdag zal er een introductie plaatsvinden door je teamchef. Tijdens deze introductie word je rondgeleid door de afdeling. Hierbij zal ook de nodige aandacht worden besteed aan veiligheid, o.a. omgaan met noodsituaties en het volgen van vluchtwegen zullen aan bod komen. De teamchefs zijn verplicht deze introductie uit te voeren. (...)"
2.3. Op 28 november 2014 rond 07:00 uur is X tijdens zijn werkzaamheden ten val gekomen. Terwijl hij met kartonnen verpakkingsmateriaal in zijn handen op weg was naar een 25 meter verderop staande container, is hij met zijn linkervoet tegen een opstaand houten latje gestoten en als gevolg daarvan gevallen, waarbij hij met zijn arm/schouder op een pallet terecht is gekomen. Dit loszittend latje was als opvulling aangebracht in een goot tussen twee betonnen vloerdelen, waar voorheen een rails liep.
2.4. X heeft door deze val, onder meer, zijn linkerschouder op twee plaatsen gebroken. Tijdens de operatie op 2 december 2014 is er bij X een philosplaat geplaatst.
2.5. De advocaat van X heeft bij brief van 6 mei 2015 Svedex aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van het ongeval door X geleden en nog te lijden (im)materiële schade.
2.6. De zorgverzekeraar van X heeft op 28 mei 2015 het ongeval gemeld bij de Inspectie SZW.
2.7. De Inspectie SZW heeft op 29 mei 2015 onderzoek verricht naar de toedracht van het X overkomen ongeval. In een op 4 augustus 2015 gedagtekend boeterapport (hierna: het "boeterapport") staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"(. . .) Boeterapport
(. . .)
Gegevens overtreder: Svedex (. . .)
Gegevens overtreding
Datum : 28 november 2014
Tijdstip : 07:00
Locatie : Svedexweg 21 VARSSEVELD
Korte omschrijving overtreding: Ten gevolge van een oneffenheid in de vloer (een ca. 3 tot 6 mm omhoog stekend latje) is slachtoffer ten val gekomen.
Overtreding van: artikel 16, lid 10 van de Arbeidsomstandighedenwet. juncto artikel 3.11. lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, zijnde een overtreding waar een bestuurlijke boete voor kan worden opgelegd volgens artikel 9.9b, eerste lid, onder c van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Artikel 9, lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, bestuurlijk beboetbaar gesteld in artikel 33, lid 1 van diezelfde wet.
Slachtoffer: ( .. .) X (. . .)
Ziekenhuisopname: Ja
Blijvend Letsel: Ja, naar redelijk oordeel
(. . .)
Waarnemingen Arbeidsinspecteur (. .. ) Ik zag dat in de hal (hal 28, materiaalvoorbereiding van de afdeling Panelen, rb) tussen twee betonnen vloerdelen een tussenruimte / goot aanwezig was. Ik zag dat deze goot tussen de betonnen vloeren over
de gehele lengte van de hal aanwezig was. Ik zag dat over het overgrote gedeelte van deze goot zich een stalen rail bevond. Ik zag dat deze rail aan één zijde onlosmakelijk verbonden was met de betonnen vloer. Ik zag dat in een klein gedeelte van deze goot geen stalen rail aanwezig was. Ik zag dat er op deze plek een houten lat was geplaatst (. . .).
Ik hoorde de heer Visschers zeggen dat de heer X over deze houten lat was gestruikeld. Ik voelde dat de houten lat los in de goot zat. Ik heb met mijn rolmaat de breedte en de lengte van deze houten lat gemeten. Ik zag dat deze houten lat 7 cm breed en 163 cm lang was (. .. ). Ik heb met mijn rolmaat gemeten hoever de houten lat boven de betonnen vloer uitkwam. Ik zag dat dit tussen de ca. 3 mm en 6mm was.
Bevindingen: (. . .) Het slachtoffer was bezig verpakkingsmateriaal, hetgeen voornamelijk karton betrof, naar de afvalcontainer te brengen. Het slachtoffer liep hierbij enigszins schuin naar voren omdat het materiaal in zijn handen zijn zicht naar voren belemmerde. Bij het verplaatsen van zijn linker voet stootte het slachtoffer op een bepaald moment tegen een loszittend latje aan welke als opvulling was aangebracht in een goot. Deze goot bevond zich tussen twee betonnen vloerdelen. Het latje dat als opvulling diende had een dusdanige dikte dat deze tussen de 3 mm en 6 mm boven de betonnen vloerdelen uitkwam. Al struikelend is het slachtoffer vervolgens ongelukkig met zijn linkerzijde/arm op een stalen bok gevallen, waarbij hij zijn linker
bovenarm brak en er botsplinters van de kom van zijn bovenarm zijn los gekomen.
(. . .)
De vloer van de arbeidsplaats op de locatie materiaalvoorbereiding van de afdeling Panelen was niet zoveel mogelijk vrij van oneffenheden, aldus zijnde een overtreding van artikel 16, 10e lid, van de Arbeidsomstandigheden wet, juncto artikel 3.11, 1e lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit, bestuurlijk beboetbaar gesteld in artikel 9.9b, 1 e lid onder c van datzelfde besluit.
(. . .)
1. Risico 's geinventariseerd en maatregelen getroffen
( .. .) In maart 2009 is een RI&E en plan van aanpak opgesteld door mevrouw A, arbeidshygiënist in dienst van Arbo Unie B. V. In deze RI&E staat aangegeven dat er o.a. valgevaar aanwezig was in de productiehal van de afdeling Panelen als gevolg van "dakgoten" in de vloer alwaar bedrading was weggewerkt. Als advies was toentertijd gegeven dat deze goten dienden te worden weggewerkt, doch tevens dat val gevaar als apart aandachtspunt diende te worden meegenomen in de periodieke veiligheidsrondgangen ( .. .).
Op grond van deze inventarisatie heeft de werkgever periodieke Arbo inspectie rondes gehouden, waarmee de technische dienst van Svedex is belast (zie voorbeelden actiepuntenlijsten. bijlage 8).
(, .. )
Tijdens de rondgangen door de technische dienst is de specifieke ongevallocatie (materiaalvoorbereiding afdeling Panelen), waarbij de lat in de goot een paar millimeter hoger lag dan de betonnen vloer niet als potentieel struikelgevaar opgemerkt.
2. Voorlichting & Onderricht
Ten aanzien van de werkzaamheden van het slachtoffer in de materiaalvoorbereiding van de afdeling Panelen is ten aanzien van. de arbeidsplaats geen specifieke instructie gegeven. Het slachtoffer is door middel van het uitreiken van algemene informatie ( .. .) o.a. op de hoogte gesteld ten aanzien van controle arbeidsomstandigheden, de veiligheidsregels en gedragsregels. Verdere specifieke instructies aan de uitzendkrachten worden verzorgd door de afdelingsleiders, waarbij ook senior medewerkers een rol spelen.
3. Toezicht
Uit verklaring van de heer B is gebleken dat de afdelingsleiders en senior medewerkers verantwoordelijk zijn voor het houden van toezicht. De heer C,, een senior medewerker (hierna: "C") was de direct toezichthouder van het slachtoffer en was als zodanig altijd op de werkvloer aanwezig. De heer C was ook getuige van de valpartij en direct ter plaatse.
Aanleiding tot boeterapport ( .. .)
Bij controle eind april 2015 heeft het slachtoffer in het ziekenhuis van zijn arts vernomen dat zijn arm waarschijnlijk nooit meer helemaal zal herstellen en hij minder kracht in zijn arm zal overhouden en tevens zal hij pijn kunnen blijven houden. ( .. .)
2.8. In een als bijlage 3 bij het boeterapport gevoegde verklaring slachtoffer heeft X, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
"( .. .) Ik was erg verrast dat ik daar ben gestruikeld. Ik was die ochtend daar al vaker overheen gelopen. ( .. .) Het was mij vooraf ook niet opgevallen dat er iets uit de vloer stak. (. .. )"
2.9. In een als bijlage 4 bij het boeterapport gevoegde verklaring getuige heeft C, voor zover relevant, het volgende verklaard:
"(. . .) Het viel mij nog op dat hij (X, rb) dit karton niet klein gemaakt had, want in mijn beleving kon hij hierdoor niet veel voor zich zien. (. .. ) Toen ik dus op hem wachtte zag ik plotseling dat hij struikelde. Het was me al eerder opgevallen dat deze man vrij groot was en met grote passen rondliep. Ik vond ook dat zijn motoriek enigszins minder gecontroleerd overkwam. Ik zag dat hij met karton in zijn hand schuin liep, waarschijnlijk om iets beter zicht te hebben waar hij naar toe ging. Ik zag dat hij toen struikelde en schuin voorover viel. Ik zag dat hij het karton vrij lang bleef vasthouden en toen op zijn zij viel. (. .. ) Ik weet dat er in de hal een gootje zit waar vroeger de traverse wagens overheen hebben gelopen. Ik weet ook dat op de plek waar hij is gevallen de traverse goot is opgevuld met een latje. Ik ga daar veel overheen met mijn heftruck maar ook lopend en het is mij nog nooit opgevallen dat hier een risico van struikelen is. In mijn beleving is de vloer daar ook vlak. Ik denk dat deze man veel pech heeft gehad en mogelijk net zijn voet verkeerd heeft geplaatst. Ik denk ook dat door het karton wat hij droeg hij niet goed zicht had waar hij zijn voeten neer zette. Hij liep ook niet recht vooruit, maar liep iets zijwaarts, waarschijnlijk om dan iets meer zicht te hebben. ( .. )
2.10. Op een als bijlage 5 bij het boeterapport gevoegd formulier melding ongeval, op de dag van het ongeval ingevuld door D, afdelingsleider Panelen bij Svedex (hierna: "D"), staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"( ... )
Beschrijving van het ongeval
Datum en tijd van het ongeval. 28-11-2014 07.00uur
Plaats ongeval (zo exact mogelijk). Hal 28 t.h.v. stijlenzaag
Beschrijving van het ongeval. X is gestruikeld over strip in de vloer. Hij is toen gevallen op een bok met houten stijlen.
Getuigen / EHBO.: E, C, F
C en G hebben X naar huis gebracht. Ook is er contact geweest met de zus van X, zij heeft hem thuis opgewacht.
Hoe had het ongeval voorkomen kunnen worden: X had beter moeten opletten, je moet namelijk nogal moeite doen om over deze strip te struikelen. Het mooiste is natuurlijk dat de vloer wordt geëgaliseerd
( .. )"
2 .11. Bij het boeterapport is door de inspecteur als bij lage 6 een drietal foto' s gevoegd.
Deze worden hieronder weergegeven. (...)
2.12. In drie overzichten Actiepunten ARBO-rondgang (mei 2013 tot en met mei 2014) van Svedex (bijlage 8 bij het boeterapport) staat steeds als laatste punt, voorzien van prioriteit 3 (op termijn), vermeld "Traversewagens lopen op opliggende rails. Hierdoor grote kans op struikelen. Vervangen door vlakliggende rails in de toekomst (2017?)". Deze rondgangen betreffen de volgende locaties: hal 12-24 (Nabewerking) en hal 23-31 (Persen Zagen).
2.13. AIG, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Svedex, heeft bij e-mail van 30 september 2015 op de in randnummer 2.5 genoemde aansprakelijkheidsstelling van X, voor zover relevant, als volgt gereageerd:
"( .. ) Van onze verzekerde vernamen wij dat de betreffende situatie al enige tijd bestaat zonder dat er eerdere incidenten zijn geweest. Verzekerde verklaart dat bij het opstellen van de risico 's voor RI&E deze situatie niet als risico is aangemerkt, ook niet door de Arbeidsinspectie die bij de rondgang aanwezig was. ( .. .) Uitgaande van de criteria van de Hoge Raad ( ... ) was de kans op een ongeval verwaarloosbaar en derhalve voor onze verzekerde niet voorzienbaar. De werkzaamheden die uw cliënt uitvoerde ten tijde van het ongeval waren niet risicovol en behoefde geen nadere instructie ( .. .). De val van uw cliënt is helaas een ongelukkige samenloop van omstandigheden gebleken. Op basis van voornoemde zijn wij van mening dat onze verzekerde niet aansprakelijk is voor het uw cliënt overkomen ongeval. ( .. .)"
2.14. In reactie op een e-mail van 5 oktober 2015 (en na rappel van 26 oktober 2015) van de advocaat van X, waarin hij onder andere melding maakt van de RI&E uit 2009 en het boeterapport van de Inspectie SZW, heeft AIG bij e-mail van 17 november 2015, voor zover relevant, het volgende geschreven:
"( ... ) Onze verzekerde verklaart dat zij de betreffende productiehal pas in 2010 in gebruik heeft genomen, na het faillissement van Svedex Kasten B. V. Svedex Kasten B. V. is een ander bedrijf met andere eigenaren dan onze verzekerde. De door u -en de Arbeidsinspectie- aangehaalde RI&E uit 2009 heeft geen betrekking op de betreffende hal waar het ongeval heeft plaatsgevonden. ( ... )"
2.15. Bij beschikking van 3 mei 2016 heeft de Inspectie SZW aan Svedex een boete opgelegd van in totaal € 4.500,00, waarvan € 1.800,00 vanwege overtreding van artikel 16, 10e lid van de Arbeidsomstandighedenwet, juncto artikel 3.11, 1 e lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het restant van de boete (€ 2.700,00) is opgelegd, omdat Svedex het ongeval niet onverwijld heeft gemeld bij de Inspectie ZSZW, waar dat wel had gemoeten.
2.16. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen deze beschikking is ongebruikt verstreken.
2.17. X heeft in een e-mail van 1 september 2016 aan uitzendbureau Seesing onder andere gemeld dat hij weer helemaal is hersteld van zijn dubbele arm- en schouderbreuk.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. X verzoekt dat de kantonrechter bij beschikking
- voor recht zal verklaren dat Svedex aansprakelijk is voor de door X geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voortvloeiende uit het ongeval van 28 november 2014;
- Svedex en AIG hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure overeenkomstig artikel 6:96 BW en betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 10.841,18 overeenkomstig artikel 1019a Rv juncto artikel 6:96 BW.
3.2. X stelt daartoe dat Svedex aansprakelijk is voor de door hem ten gevolge van het arbeidsongeval geleden schade nu zij ter zake niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. In het bijzonder stelt X dat er geen sprake was van een veilige werkvloer en dat er door Svedex onvoldoende adequate instructies zijn gegeven en onvoldoende toezicht werd gehouden. Svedex heeft aldus in strijd met haar zorgplicht gehandeld. Als aansprakelijkheidsverzekeraarvan Svedex is voorts AIG gehouden om op grond van artikel 7:954 BW rechtstreeks aan X uitkering te verstrekken.
3.3. Svedex en AIG voeren gemotiveerd verweer waarop hierna nader wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van de vraag of Svedex op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die X stelt te hebben geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, geldt het volgende op de wet en de rechtspraak gebaseerde
toetsingskader .
4.2. Artikel 7:658 lid 1 BW vereist een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (vgl. HR 11 april 2008, NJ 2008/465). Svedex is als inlener van X op grond van artikel 7:658 BW gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:658 lid 4 BW is de inlenende werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de
bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.3. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW wordt het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling:
i) De werknemer dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim mag worden genomen. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook dient te bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is (vgl. HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR:2001:AB1430 en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432).
ii) Indien komt vast te staan dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekort geschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid I BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgverplichting heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen, indien hij stelt en bewijst dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Van bewust roekeloos handelen is slechts sprake indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging, van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest.
4.4. Wanneer vorenstaande uitgangspunten worden toegepast op de onderhavige kwestie, leidt dit tot de volgende overwegingen.
4.5. Vaststaat dat X tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden op 28 november 2014 een ongeval is overkomen en dientengevolge schade heeft geleden. Weliswaar heeft Svedex met verwijzing naar het in randnummer 2.17 genoemde e-mailbericht vraagtekens gesteld bij het bestaan van schade, maar gelet op - onder meer - de operatie, de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de, onbetwiste, pijn van X als gevolg van het ongeval, wordt hieraan voorbij gegaan. Het is aannemelijk dat X schade heeft geleden als gevolg van het ongeval. Daarmee heeft X aan zijn stelplicht in het kader van artikel 7:658 BW voldaan.
4.6. Vervolgens is het aan Svedex om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat Svedex aan haar zorgplicht voor een veilige werkomgeving heeft voldaan. Vaststaat immers dat ten tijde van het ongeval in een relatief klein gedeelte van de oorspronkelijke rails, namelijk in de lengterichting 163 centimeter, een loszittend houten latje was geplaatst, terwijl het overige deel van de rails - die oorspronkelijk van de ene kant van de productiehal naar de andere kant liep - reeds was dichtgestort en daarmee wel vrij van oneffenheden was. Bedoeld houten latje, dat 3 tot 6 millimeter boven de betonnen vloerdelen uitstak, was bovendien geplaatst in het gedeelte van de goot waar het pad door de productiehalliep, met andere woorden, daar waar het meeste 'verkeer' plaatsvindt. Zoals de Inspectie SZW ook al heeft vastgesteld, was de vloer van de arbeidsplaats op de locatie materiaalvoorbereiding van de afdeling Panelen niet zoveel mogelijk vrij van oneffenheden, hetgeen een overtreding oplevert van artikel 3.11, 1e lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Daarbij is tevens van belang dat het houten latje, na verwijdering van de oorspronkelijke rails, door Svedex in de daarmee ontstane goot is geplaatst en dat C, de directe toezichthouder namens Svedex, wist van die plaatselijke oneffenheid (randnummer 2.9). Afdelingsleider D, tot slot, heeft direct na het ongeval onder meer verklaard dat het het mooiste zou zijn als de vloer wordt geëgaliseerd. Dat X, door C, D of iemand anders, op het losliggend, opstekend latje is gewezen, is gesteld noch gebleken.
4.7. Svedex heeft tevens gesteld dat X voorafgaande aan de onderhavige werkzaamheden de in randnummer 2.2 genoemde algemene werkinstructies heeft ontvangen, inclusief de vermelding dat een van de bedrijfsdoelen van Svedex is het zo goed mogelijk waarborgen van de veiligheid van haar medewerkers en van derden. X heeft die werkinstructies ondertekend. Daarmee alleen heeft Svedex echter niet aan haar zorgplicht voldaan. Dat betekent dan ook niet zonder meer dat de gevolgen van het losliggende, opstaande latje haar niet kunnen worden aangerekend. Immers, vaste rechtspraak is ook dat de werkgever rekening dient te houden met het algemene ervaringsfeit dat de dagelijkse uitoefening van de werkzaamheden de werknemer er gemakkelijk toe kan brengen om niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongevallen geraden is. Toegespitst op de onderhavige kwestie betekent een en ander dat Svedex er rekening mee had moeten houden dat X een niet in alle opzichten meest logische of handige wijze van het wegbrengen van het karton zou kiezen, bijvoorbeeld door, anders dan X in dit geval heeft gedaan, het karton eerst klein te maken of minder grote hoeveelheden in één keer weg te brengen.
4.8. Een werkgever schendt zijn zorgplicht niet indien hij niet waarschuwt voor algemeen bekende gevaren, welke gevaren noodzakelijk aan het verrichten van de werkzaamheden zijn verbonden. Het gaat daarbij om situaties waarbij de voorzichtigheid van de werknemer zelf bepalend is en niet zozeer de inrichting van de onderneming of de door de werkgever ter beschikking gestelde productiemiddelen ("huis-, tuin- en keuken ongevallen"). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in het onderhavige geval echter geen sprake. Hoewel het wegbrengen van papierlkarton als een dagelijkse bezigheid moet worden beschouwd, is het wegbrengen van grote hoeveelheden karton naar een verderop staande container in een
voor X relatief onbekende productiehal die - op het punt waar hij is gevallen - oneffen was, dat niet. De situatie waarin het ongeval zich heeft voorgedaan, is dan ook niet aan te merken als een situatie die veelal ook buiten de werksituatie voorkomt en waar de werkgever weinig invloed op heeft. Svedex had er immers voor kunnen kiezen de gehele goot dicht te storten en niet, zoals zij heeft gedaan, een gedeelte van de goot op te vullen met een losliggend, opstaand latje. Dat het daarbij gaat om een minimale oneffenheid (3-6 millimeter) leidt niet tot een ander oordeel. Het stellen van een grens is in dit kader niet mogelijk en elk niveauverschil, hoe gering ook, kan het door X ondervonden gevaar veroorzaken op de plaats waar hij zijn werkzaamheden uitvoerde.
4.9. Op grond van vorenstaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat Svedex op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de gevolgen van het onderhavige bedrijfsongeval. De gevorderde verklaring voor recht is in na te melden vorm toewijsbaar.
4.10. Op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv dienen de kosten begroot te worden. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze situatie is in dit geval geen sprake. Dat X procedeert met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) staat daaraan evenmin in de weg. Ingevolge artikel 34g Wrb wordt de toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken indien X de kosten kan verhalen op een derde.
4.11. X heeft aangevoerd dat de kosten van de deelgeschilprocedure € 10.841,18 bedragen (34,5 uur x € 245,00, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw). Svedex c.s. heeft aangevoerd het aantal opgevoerde uren alsmede het gehanteerde uurtarief niet redelijk te vinden, gelet op het relatief eenvoudige feitencomplex en het feit dat ook de juridische aspecten geen werkzaamheden van deze omvang rechtvaardigen. De kantonrechter zal evenwel uitgaan van het uurtarief van € 245,00, aangezien zij dit tarief in dit geval redelijk acht. Gelet op de omvang van het dossier komt het aantal opgevoerde uren de kantonrechter hoog voor. Het deelgeschil betreft nagenoeg uitsluitend de vraag of Svedex aansprakelijk is op de voet van het bepaalde in artikel 7:658 BW. Een tijdsbesteding van 20 uur komt de rechtbank in dit geval redelijk voor. Dat betekent dat de kosten van het deelgeschil zullen worden begroot op € 6.284,74 (20 x € 245,00, vermeerderd met 6 %kantoorkosten en vermeerderd met 21% btw). Tevens zal een bedrag van € 78,00 aan griffierecht in aanmerking worden genomen.
4.12. Omdat Svedex aansprakelijk is en X ten aanzien van AIG een terecht beroep gedaan heeft op de directe actie (artikel 7:954 BW), zullen Svedex en AIG, zoals verzocht, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.
5. De beslissing
De kantonrechter,
5.1. verklaart voor recht dat Svedex aansprakelijk is voor de door X geleden en nog te lijden materiele en immateriële schade voortvloeiende uit het ongeval van 28 november 2014; .
5.2. begroot de kosten die aan de zijde van X bij de behandeling van het verzoek zijn gemaakt op € 6.362,74 en veroordeelt Svedex en AIG hoofdelijk tot betaling van dat bedrag aan X.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017
Met dank aan mr. L. Nauta, Damsté advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.