Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 030117

Rb Rotterdam 030117

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-rotterdam-030117

Beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team kanton

Zaaknummer: 5518171 HA VERZ 16-238

Beschikking van 3 januari 2017

in de zaak van

X,
wonende te Y
verzoekster,
advocaat mr. J.N.R.M. Aarts,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOKHEIM NETHERLANDS B.V.
gevestigd te Dordrecht,
verweerster,
advocaat mr. mr. P.P.H.. Verheijden.

Partijen zullen hierna X
en Tokheim genoemd worden,

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met producties, binnengekomen op 16 november 20l6.
- het verweerschrift, met producties, binnengekomen op 13 december 2016,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 15 december 2016.
- de door mr. Verheijden overgelegde producties.

Op 27 januari 2015 heeft de kortonrechter in deze rechtbank, op verzoek van X om voorlopig getuigenverhoor te bevelen toegewezen. Op 29 mei 2015 heeft de kantonrechter
getuigen gehoord, bij welke verhoren beide partijen aanwezig waren (productie 27 bij verzoekschrift).

2. De vaststaande feiten

2.1.
X, een gekwalificeerde elektricien, was voor bepaalde tijd bij Tokheim in dienst in de periode van 1 juli 2010 tot 29 februari 2012.

2.2.
Op 19 januari 2012 heen Tokheim X opgedragen een defecte energiezuil op te Statenplein te Dordrecht te repareren. Bij die gelegenheid heeft Yekta een elektrische schok
gekregen (verder te noemen het ongeval). Hij is door zijn leidinggevende naar het ziekenhuis gebracht. Hij is dezelfde dag uit het ziekenhuis ontslagen.

3. Het geschil
3.1. X verzoekt dat de kantonrechter:
- zal verklaren voor recht dat Tokheim jegens X aansprakelijk is voor het arbeidsongeval van 19 januari 2012 en de daaruit voortvloeiende letselschade en gehouden
is deze schade aan hem te vergoeden;
- de kosten als bedoeld in art. 1019aa lid 1 Rv zal begroten op een bedrag van € 4.473,08 en Tokheim tot betaling van dit bedrag zal veroordelen.

3.2. De conclusie van Tokheim strekt tot afwijzing van het verzoek.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang ingegaan.

4. De beoordeling

Behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1
Het verzoek van X berust op artikel 10I9w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dat artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomsr. De investering in tijd, geld en moeite
moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkomirrg van een minnelijke regeling kan leveren.

4.2
Tokheim heeft als verweer aangevoerd dat X niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat X steeds aansprakelijkheid heeft afgewezen en duidelijk kenbaar heeft gemaakt niet in onderhandeling te willen treden.

4.3
Niet kan worden uitgesloten dat een beslissing op het verzoek van X kan bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst. Over de aansprakelijkheid en de uitgangspunten bij de eventuele schade kan een beslissing worden gegeven in deze procedure.
Het kan bovendien niet zo zijn dat de opstelling van de verwerende partij bepalend is voor het antwoord op de vraag of een geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat op die wijze de deelgeschilprocedure eenvoudig zou worden gefrustreerd. Voormeld standpunt van Tokheim vormt dan ook geen (zelfstandige) grond om het verzoek op basis van artikel 1019z Rv af te wijzen.

Aansprakelijkheid van de werkgever

4.4
Ingevolge het bepaalde in art. 7:658 BW is de werkgever jegens de werknemer in beginsel aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.
Vast staat dat X tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden een elektrische schok heeft gekregen. Indien hij daardoor letsel heen bekomen, is Tokheim daarvoor in beginsel aansprakelijk.

4.5
Tokheim voert als verweer aan dat zij heeft voldaan aan haar in art 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht en dat de schade in belangrijke mate is te wijten aan bewuste roekeloosheid van X.

4.5.1
Tokheim stelt in dit verband het volgende.
Tokheim heeft er alles aan gedaan om te waarborgen dat veilig gewerkt wordt (toolbox bijeenkomsten, VGM handboek, nieuwsbrieven, cursussen, schriftelijke waarschuwing van 31 januari 2012 over handelen met veiligheidsinstructie op 3 januari 2012) en zij heeft alle kleding en overige zaken die nodig zijn voor veilig werken ter beschikking gesteld. X heeft in strijd met de veiligheidsinstructies gehandeld: hij had niet mogen werken omdat het vochtig weer was; hij heeft de hoofdschakelaar en die verwarmingsschakelaar van de (zuil) voor hij met het werk begon niet uitgezet en hij had de spanning niet doorgemeten, waardoor de werkplek niet veilig was.

4.5.2 Materialen
Tokheim heeft niet betwist dat zij X geen isolerende rubberen handschoenen, rubberen mat en extra grote parasol tegen de regen (met zijkant die regen tegenhoudt) of witte rubberen laarzen ter beschikking heeft gesteld. Tokheim wijst er op dat X meestal onder luifels bij pompstations werkt, zodat deze spullen voor hem niet nodig zijn. Dit mag zo zijn, maar voor deze opdracht waren de genoemde spullen wel van belang, nu vast staat dat het regenachtig weer was terwijl er niet onder een luifel van een pompstation werd gewerkt.

4.5.3 Schakelaars
Bij de mondelinge behandeling is namens Tokheim verklaard dat Y na het ongeval ter plaatse was en dat hij gezien heeft dat de hoofdschakelaar en de verwarmingsschakelaar uitgeschakeld waren. Tokheim voert echter aan dat X deze schakelaars ná het ongeval uitgeschakeld kan hebben. Z zou niet mee hebben mogen lopen naar de meterkast. Deze veronderstelling wordt niet onderbouwd door de verklaringen die Y en Z als getuigen hebben afgelegd.
Y verklaart dat Z tegen hem heeft gezegd dat de spanning er waarschijnlijk niet af was gezet en dat hij niet mocht gaan kijken; dat X zelf na het ongeval naar de verdeelkast was gegaan.
Z verklaart echter zelf dat hij na het ongeval vooral bezig was geweest om X tot bedaren te brengen en dat zij steeds op die plaats waren gebleven.
Dat X na het ongeval van de plaats van het ongeval is weggelopen is niet bewezen en bovendien heeft niemand gezien dat X na het ongeval aan de schakelaars heeft gezeten.

4.5.4 Doormeten spanning
X heeft als getuige verklaard dat hij de spanning bij de energiezuil heeft doorgemeten Tokheim acht deze verklaring niet geloofwaardig (verweerschrift onder 4.5.3), omdat de verwarmingsschakelaar nog aan zou staan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waren beide schakelaars wel uitgeschakeld. Tokheim dient te stellen en zonodig te bewijzen dat
X onveilig heeft gewerkt. Daarin is zij niet geslaagd. want geen van de getuigen kan iets verklaren over het al dan niet meten van spanning.

4.5.5 Werken bij nat weer
Vast staat dat het te tijde van het ongeval regende. Tevens staat Tokheim aan X geen materiaal voor regen (zie hiervoor onder 4.5.2) had meegegeven.
Tokheim stelt dat X niet had mogen beginnen aan deze werkzaamheden. omdat het regende. Y, destijds de leidinggevende van X verklaart als getuige dat je bij vochtig weer niet aan het werk kan gaan, tenzij je zelf inschat dat het wel kan en in dit geval had het volgens Y niet gekund. Tokheim kan zich bevrijden van aansprakelijkheid indien zij aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van of bewuste roekloosheid van de werknemer (artikel 7:658 lid 2, laatste zin BW).
Dat er sprake is van opzet stelt Tokheim niet en evenmin kan het handelen van X als bewust roekeloos worden aangemerkt. Mede gelet op de middelen die X ter beschikking waren gesteld, is hooguit sprake van een inschattingsfouti van X.

4.5.6 Aansprakelijkheid Tokheim
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, faalt het verweer van Tokheim en is zij in beginsel aansprakelijkjegens X.

Schade en causaal verband

4.6.
X stelt dat hij door het ongeval ernstig lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen en dat het lichamelijke letsel nagenoeg restloos is genezen, maar de psychische klachten niet. Hij benoemt het letsel in zijn verzoekschrift niet, maar verwijst naarin de producties (6 t/m 12 bij verzoekschrift) gegeven medische informatie. Ter zitting heeft hij uitgelegd, dat hij aan de schade nog weinig aandacht heeft besteed, omdat eerst de aansprakelijkheid moet vast staan. Indien X geen (letsel)schade lijdt of heeft geleden, kan de verzochte verklaring voor recht echter niet worden toegewezen.

4.7
In de overgelegde producties maken behandelaars melding van een posttraumatische stress stoornis (PTSS), die in verband wordt gebracht met het ongeval. Tokheim betwist de aanwezigheid van PTSS niet, maar wijst er op dat er in de medische verslaglegging melding wordt gemaakt van andere oorzaken (traumatische ervaring door zorgen om gezondheid dochter; doodsbedreigingen in Iran).

4.8
Met de medische verslagen heeft X voldoende onderbouwd, dat het één van de oorzaken van de PTSS. Dat er ook andere oorzaken aan te wijzen zijn, betekent niet dat Tokheim niet of verminderd aansprakelijk is voor dit letsel (art 6:99 BW).

Hoogte van de schade

4.9
De hoogte van de schade is nog niet relevant voor de toewijzing van het verzoek, maar als X met succes in onderhandeling wil treden met Tokheim, zal hij een realistische schadeberekening moeten opstellen. Voor de berekening van de schade moel de situatie zonder ongeval vergeleken worden met de situatie met ongeval.

4.10
X begroot het verlies aan verdienvermogen door het letsel op € 19.850,-- Hij neemt als uitgangspunt dat hij, het ongeval weggedacht, een vaste aanstelling bij Tokheim gekregen zou hebben. Hij rekende daar op omdat hij zijn werk altijd goed heeft uitgevoerd. Tokheim betwist dat zij X een vast dienstverband zou hebben aangeboden zonder ongeval.

4.11
X stelt niet dat zijn verwachting gebaseerd was op verklaringen of gedragingen van Tokheim. Het enkele feit dal een werknemer goed werk aflevert is onvoldoende om daaruit te mogen afleiden dat hij om die reden een vast contract zal krijgen. Het uitgangspunt bij de berekening van de schade kan dan ook niet zijn dat X zonder ongeval op een vast dienstverhand bij Tokheim had mogen rekenen. Als X op 1 april 2012 weer aan het werk is gegaan, zoals Tokheim aanvoert heeft hij vanaf die datum in beginsel geen schade door verlies aan verdienvermogen. Mede gelet op de deskundigen die mogelijk nog ingeschakeld moeten worden (over medische eindtoestand en beperkingen door het letsel) doen partijen er goed aan eerst eens een goed onderbouwde
schadeberekening te bespreken.

Kosten deelgeschil

4.12 Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aart de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.13 Tokheim heeft de door X berekende kosten als bedoeld in art. 1019aa lid 1 Rv niet betwist, zodat deze, gelet op de gedeeltelijke toewijzing. van het verzoek, zullen worden toegewezen. Anders dan Tokheim aanvoert is van misbruik van procesrecht door X geen sprake. Tokheim heeft dan ook geen recht op schadevergoeding.

Met dank aan mr. J.N.R.M. Aarts, Aarts advocatuur, voor het inzenden van deze uitspraak.