Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 220217

Rb Noord-Holland 220217

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-noord-holland-220217

RECHTBANK NOORD-HOLLAND 

Afdeling privaatrecht 
Sectie Handel & Insolventie 
Zittingsplaats Alkmaar 
ACH/SvR 

zaaknummer / rolnummer: C/15/242040 / HA ZA 16-251 

Vonnis van 22 februari 2017 

in de zaak van 

EISERES 
wonende te 
eiseres in conventie, 
verweerster in voorwaardelijke reconventie, 
advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Utrecht, 

tegen 

GEDAAGDE, 
wonende te 

gedaagde in conventie, 
eiser in voorwaardelijke reconventie, 
advocaat mr. G. Loman te Assen. 

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden. 

1. 
De procedure 

1.1. 
Het verloop van de procedure blijkt uit: 

- de dagvaarding met 10 producties; 
- de akte houdende overlegging productie 11 d.d. 20 april 2016; 
- de conclusie van antwoord in conventie tevens voorwaardelijke eis in reconventie; 
- het tussenvonnis van 6 juli 2016; 
- het proces-verbaal van comparitie van 11 januari 2017; 
- de akte overlegging producties 12 t/m 14 tevens conclusie van antwoord in voorwaarde1ijke reconventie. 

1.2. 
Ten slotte is vonnis bepaald. 

2. 
Het geschil 

in conventie 

2.1. 
Eiseres vordert - samengevat - dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden en nog te lijden schade die is voortgevloeid uit het ski-ongeval van 28 februari 2015 en voorts dat zij gedaagde zal veroordelen tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten. 

2.2. 
Gedaagde voert verweer. 

2.3. 
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

in voorwaardelijke reconventie 

2.4. 
Gedaagde vordert - samengevat - voor het geval de rechtbank zou concluderen tot aansprakelijkheid van gedaagde, te verklaren voor recht dat zijn schadevergoedingsverplichting op grond van artikel 6:101 BW is vervallen dan wel deze 
verplichting te bepalen op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen percentage, zijnde minder dan 100%, met veroordeling van eiseres in de proceskosten. 

2.5. 
Eiseres voert verweer. 

2.6. 
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

3. 
De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie 

3.1. 
Op 28 februari 2015 heeft in het skigebied Willingen in Sauerland (Duitsland) een ski-ongeval plaatsgevonden waarbij eiseres en gedaagde betrokken waren. Als gevolg van dit ongeval heeft eiseres ernstig knieletsel opgelopen. 
Partijen hebben uiteenlopende verklaringen afgelegd over de toedracht van het ongeval. 

3.2. 
Eiseres stelt dat het ongeval en de door haar opgelopen schade zijn veroorzaakt door het onvoorzichtige skigedrag van gedaagde, die haar met hoge snelheid van boven komend van achteren is genaderd en haar op zodanig korte afstand is gepasseerd dat hij met zijn ski ('s) de rechter ski van eiseres heeft "meegenomen", als gevolg waarvan zij ten val kwam. 

3.3. 
Volgens gedaagde treft hem geen verwijt ter zake van het ontstaan van het ongeval en is het juist eiseres geweest die een of meer fouten heeft gemaakt die tot het ongeval hebben geleid. 
Gedaagde stelt dat eiseres degene was die van boven kwam, dat zij zeer plotseling in de baan van gedaagde verscheen en dat gedaagde haar met geen mogelijkheid meer kon ontwijken. Gedaagde benadrukt dat niet hij, maar eiseres de inhalende skiër was. 

3.4. 
De rechtbank overweegt dat, gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv., op eiseres de bewijslast rust van de (door gedaagde betwiste) feiten die zij aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank zal haar dan ook, overeenkomstig haar aanbod, tot bewijslevering toelaten op de wijze als hieronder is aangegeven. 

3.5. 
Indien de uitkomst van de onder 3.4 bedoelde bewijslevering mocht zijn dat gedaagde geheel of gedeeltelijk aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en derhalve gehouden tot betaling van schadevergoeding, dan rust vervolgens op hem, gelet op het door hem gedane beroep op artikel 6:101 BW, de bewijslast met betrekking tot omstandigheden (met name: fouten van eiseres) die leiden tot vermindering van zijn vergoedingsplicht. 

3.6. 
Uit overwegingen van proceseconomie zal de rechtbank in dit vonnis ook een bewijsopdracht gedaagde formuleren, zodat, indien het in conventie tot bewijslevering door getuigen komt, desgewenst meteen de vragen aan de orde kunnen komen die van belang zijn voor de bewijslevering in reconventie. Deze praktische benadering doet er overigens niet aan af dat de bewijsopdracht in reconventie, evenals de vordering in reconventie, een voorwaardelijk karakter draagt, zodat de rechtbank eerst aan beoordeling van die vordering toekomt indien de voorwaarde (gedaagde wordt aansprakelijk geacht) is vervuld. 

4. 
De beslissing 

De rechtbank 

in conventie 

4.1. 
laat eiseres toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat gedaagde haar, eiseres, op 28 februari 2015 op een skipiste in het skigebied Willingen (Sauerland) in gevaar heeft gebracht en schade heeft berokkend door haar met hoge snelheid van boven komend van achteren te naderen en haar (vervolgens) op zodanig korte afstand in te halen dat hij met zijn skies) de rechterski van eiseres beeft geraakt, waardoor eiseres ten val is gekomen, 

4.2. 
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 maart 2017 voor uitlating door eiseres of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel, 

4.3. 
bepaalt dat eiseres, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen, 

4.4. 
bepaalt dat eiseres, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2017 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, 

4.5. 
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.C. Haverkate in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2, 

4.6. 
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen, 

4.7. 
houdt iedere verdere beslissing aan. 

in voorwaardelijke reconventie 

4.8. 
laat gedaagde toe tot het bewijs van feiten én/of omstandigheden waaruit blijkt dat eiseres op 28 februari 2015 op een skipiste in het skigebied Willingen (Sauerland) een botsing met hem, gedaagde, heeft veroorzaakt door, van boven komend, onvoldoende afstand tot gedaagde in acht te nemen en door van koers te veranderen en zo plotseling in de baan van gedaagde te verschijnen dat die haar niet meer kon ontwijken, 

4.9. 
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 maart 2017 voor uitlating door gedaagde of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel, 

4.10. 
bepaalt dat gedaagde, indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen, 

4.11. 
bepaalt dat gedaagde, indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2017 tot en met juli 2017 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, 

4.12. 
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.C. Haverkate in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van EItenweg 2, 

4.13. 
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen, 

4.14. 
houdt iedere verdere beslissing aan. 

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017. 

Met dank aan mr. A.N.L. de Hoogh, KBS Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.