Rb Oost-Brabant 300118
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 300118
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-oost-brabant-300118
beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/336423 / EX RK 17-167
Beschikking in deelgeschil van 30 januari 2018
in de zaak van
X,
wonende te [ woonplaats ]
verzoeker,
advocaat mr. R.W. Marijnissen-Smit,
tegen
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING JEROEN BOSCH ZIEKENHUIS,
gevestigd te 's-Hertogenbosch.
2. de onderlinge waarborgmaatschappij met beperkte aansprakelijkheid CENTRAMED B.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerders,
advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht.
Verzoekster zal hierna X worden genoemd. Verweerders zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als JBZ en afzonderlijk als Jeroen Bosch Ziekenhuis respectievelijk Centramed.
1.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- de mondelinge behandeling en het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
2.
De feiten
2.1.
X is op 6 november 2007 geopereerd in het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Het ging om een sigmoïdresectie (verwijdering van een deel van de dikke darm). De operatie is uitgevoerd door dr. Z, arts-assistent chirurgie in het vijfde jaar van haar opleiding. De operatie vond plaats onder supervisie en met assistentie van dr. Y. Dr. Y was sinds 1 januari 2007 geregistreerd als algemeen chirurg.
2.2.
Naar aanleiding van de operatie zijn complicaties opgetreden. X is daarom op 12 november 2007 opnieuw geopereerd aan zijn buik. De heroperatie is uitgevoerd door dr. Y als eerste en dr. Z als tweede operateur. Bij de tweede operatie is een stoma aangebracht.
2.3.
Na de tweede operatie bleef X (buik)pijnklachten houden en had hij koorts. Vanwege de aanhoudende klachten van X werd hij op 25 november 2007 opnieuw geopereerd. door chirurg dr. A. Tijdens de operatie werd een darmperforatie vastgesteld. met als gevolg een infectie en gedeeltelijke afsterving van de buikwand. Het stoma is tijdens de operatie verplaatst. Ook is er een kunststofmat ingehecht om de buikwand te kunnen sluiten.
2.4.
Op 21 december 2007 is X ontslagen uit het ziekenhuis. Tijdens een operatie op 9 juni 2008 is het stoma weer verwijderd.
2.5.
Bij brief van 25 januari 2010 heeft X JBZ aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden en nog lijdt als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst tussen X en JBZ.
2.6.
JBZ heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het delay tussen de tweede operatie op 12 november 2007 en de derde operatie op 25 november 2007. Voor het overige heeft JBZ aansprakelijkheid afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 30 september 2013 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op verzoek van X een voorlopig deskundigenonderzoek gelast. X en JBZ hadden daarbij overeenstemming bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige prof. dr. H.W. Tilanus en de aan hem voor te leggen vragen.
2.8.
Op 26 augustus 2014 heeft Tilanus zijn definitieve rapport aan de rechtbank toegezonden.
3.
Het verzoek en de beoordeling
3.1.
X heeft JBZ aansprakelijk gesteld omdat dr. Y bij de operatie van 6 november 2007 niet heeft gehandeld conform de destijds geldende medisch professionele standaard. Hij verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar de conclusies in het rapport van Tilanus. JBZ is het niet eens met de bevindingen van Tilanus en betwist dat dr. Y onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.2.
Om de impasse te doorbreken heeft X het deelgeschil aanhangig gemaakt, waarin hij verzoekt dat de rechtbank:
1. beslist dat JBZ gebonden is aan het op gezamenlijk verzoek uitgebrachte deskundigenbericht van Tilanus:
2. beslist dat daarmee rechtens vaststaat dat dr. Y toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de met X bestaande behandelingsovereenkornst en dr. Y en/of Jeroen Bosch Ziekenhuis dan wel Centramed aansprakelijk zijn voor de door X opgelopen schade als gevolg van het onzorgvuldig medisch handelen tijdens de operatie van 6 november 2007:
3. de kosten van X in het deelgeschil begroot en Centramed tot betaling daarvan veroordeelt.
3.3.
JBZ stelt dat het rapport van Tilanus niet kan worden gevolgd en dat partijen daaraan niet gebonden kunnen zijn. In geschil is dus of partijen gebonden zijn aan het rapport. dat als voorlopig deskundigen bericht in de zin van artikel 202 Rv is uitgebracht. Partijen waren het daarbij eens over de persoon van de deskundige Tilanus en de voor te leggen vragen. Tilanus is benoemd, heeft gerapporteerd en de aan hem voorgelegde vragen beantwoord zoals hierna weergegeven. Hij heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op zijn conceptrapport. Tilanus heeft op de opmerkingen en vragen van JBZ naar aanleiding van het conceptrapport gereageerd. Dit gaf geen aanleiding tot aanpassing van het rapport. In beginsel dient de rapportage van Tilanus daarom uitgangspunt te zijn bij de verdere beoordeling van het geschil ten gronde tussen X en JBZ. Alleen indien er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de (wijze van totstandkoming van de) rapportage kunnen de bevindingen en conclusies van Tilanus terzijde worden geschoven. De voorliggende vraag is of van dergelijke bezwaren sprake is.
3.4.
Van de partij die een deskundigenbericht bekritiseert mag worden verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de door partijen benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Van zwaarwegende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie. inzichtelijkheid en logica. Kortom, het rapport moet deugdelijk gemotiveerd zijn, wat onder meer inhoudt dat de deskundige inzichtelijk maakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hoe zijn oordeel zich verhoudt tot de gebruikelijke zienswijzen en richtlijnen binnen zijn beroepsgroep, alsmede dat hij een eventuele afwijking deugdelijk motiveert.
3.5.
Het standpunt van JBZ komt erop neer dat het rapport van Tilanus niet deugdelijk gemotiveerd is. In het rapport is geen enkele verwijzing opgenomen naar toepasselijke richtlijnen, protocollen, literatuurgegevens, onderzoeksgegevens, wetenschappelijke inzichten of andere objectiveerbare gegevens. Het rapport steunt alleen op zijn particuliere opvatting, aldus JBZ.
3.6.
Zoals hiervoor al weergegeven onder de feiten heeft JBZ aansprakelijkheid voor het delay tussen de tweede en de derde operatie erkend. Het verzoek in dit deelgeschil is beperkt tot het handelen van dr. Y tijdens de operatie op 6 november 2007. De rechtbank zal zich daarom beperken tot dat onderdeel van het rapport van Tilanus.
3.7.
De concept-rapportage van Tilanus dateert van 23 april 2014. Van de kant van JBZ en X is daarop gereageerd. Tilanus heeft zijn reactie op de opmerkingen en vragen van JBZ verwerkt in zijn definitieve rapport van 26 augustus 2014. Daarin schrijft hij, voor zover hier van belang, het volgende:
"( ... )
Ad2
Bespreking.
Er zijn een aantal punten waarbij in dit ziekte beloop niet volgens de professionele standaard is gehandeld.
-Een sigmoïdresectie valt binnen de gastro-intestinale chirurgie in de groep operaties met de hoogste zwaarteklasse (klasse V). Het is daarmee een operatie die mijns inziens dient te worden verricht door, of minstens onder supervisie dient te staan van een gastro-intestinaal chirurg. Y was tijdens de operatie van de heer X sinds 10 maanden geregistreerd als algemeen chirurg. Hij was in het Jeroen Bosch Ziekenhuis werkzaam als chirurg-in- vervolg opleiding voor de longchirurgie dus niet als gastro-intestinaal chirurg of als gastro-intestinaal chirurg in vervolgopleiding. Y was dus weliswaar chirurg en bevoegd om te opereren maar dat is niet hetzelfde als bekwaam om een sigmoïdresectie in de hoogste zwaarte klasse te verrichten die in dit geval bemoeilijkt werd door een aantal bekende infectie episodes in de voorgeschiedenis en een fors gewicht van patiënt.
Dit gebrek aan ervaring en daarmee gebrek aan bekwaamheid is dr. Y niet persoonlijk te verwijten: geen enkele jonge chirurg heeft grote ervaring met een dergelijke ingreep in deze hoogste zwaarteklasse.
Een op 7 juli 2014 door KBS advocaten aangeleverde lijst omvat de 29 door dr. Y in het Jeroen Bosch Ziekenhuis verrichtte 'gerelateerde ingrepen' als eerste of tweede operateur.
Deze lijst bevond zich niet bij de oorspronkelijk aangeleverde stukken. Van die 29 'gerelateerde ingrepen' zijn slechts zes van die ingrepen te vergelijken met een sigmoïdresectie. Bij drie van die zes patiënten werd een stoma aangelegd. Bij deze ingreep is de kans op levensbedreigende complicaties aanzienlijk kleiner omdat geen anastomose, geen naad, wordt aangelegd. Slechts bij drie van deze operaties werd een anastomose aangelegd. Een van deze drie operaties betrof de ingreep bij de heer X.
Het is daarmee mijns inziens niet aannemelijk dat chirurg Y gedurende zijn opleiding tot chirurg en gedurende de eerste 10 maanden na zijn opleiding in het Jeroen Bosch Ziekenhuis voldoende sigmoïdresecties zelfstandig of onder supervisie heeft verricht om deze operatie bij deze patiënt onder deze omstandigheden succesvol uit te voeren. Ik heb ernstige twijfel, niet over de bevoegdheid van chirurg Y maar wel over zijn ervaring en bekwaamheid. Y verrichtte daarnaast de operatie niet zelf maar hij liet de operatie uitvoeren door een assistent geneeskundige in opleiding tot chirurg. mevrouw Z, waarbij hij assisteerde. Deze eerste operatie leidt niet tot het gewenste resultaat maar tot een ernstige complicatie namelijk een naadlekkage met een buikvliesontsteking.
( ... )
Concluderend hebben de betrokken chirurgen op bovenstaande punten niet gehandeld in overeenstemming met de anno 2007 geldende medische professionele standaard.
( ... )
Ad4.
( ... )
Indien de heer X geheel volgens de medische professionele standaard zou zijn behandeld namelijk geopereerd door of de operatie zou zijn gesuperviseerd door een ervaren gastro-intestinaal chirurg, moet de kans op een naadlekkage bij de eerste operatie en een 'gat' in dikke darm bij de tweede operatie aanzienlijk lager worden ingeschat. Indien een sigmoïdresectie zonder complicaties verloopt zijn er vrijwel geen gevolgen voor de gezondheidssituatie.
( ... )
Ik sprak telefonisch met dr. Y. Daarbij werd mijn indruk bevestigd dat dr. Y er onverstandig aan heeft gedaan om de eerste ingreep onder deze omstandigheden bij deze patiënt te laten verrichten door een assistent in opleiding tot chirurg en tevens werd mijn indruk bevestigd dat hij bij de eerste en de tweede operatie en de daarop volgende behandeling van de complicaties onvoldoende is gesuperviseerd.
( ... )
Concluderend hebben de betrokken chirurgen rond de chirurgische behandeling van de heer X niet gehandeld in overeenstemming met de anno 2007 geldende medische professionele standaard.
De betrokken chirurgen hebben niet gehandeld zoals een bevoegd en redelijk bekwaam handelend chirurg onder dezelfde omstandigheden hoort te handelen. Ik concludeer uit de gegevens dat dr. Y wel bevoegd was maar niet voldoende ervaren was in het verrichten van een sigmoïdresectie en zeker niet als tweede operateur. Hij was geen gastro-intestinaal chirurg en hij was daartoe ook niet in opleiding. De juiste gang van zaken zou zijn geweest dat Y de eerste operatie had verricht onder supervisie van een gastro-intestinaal chirurg en dat de tweede operatie zou zijn verricht door Y met van een gastro-intestinaal chirurg als eerste of tweede operateur. Dit is niet gebeurd. Bij de eerste operatie assisteerde chirurg Y een assistent in opleiding tot chirurg bij een operatie in de hoogste zwaarteklasse waarvoor hij zelf als niet gekwalificeerd moeten worden beschouwd.
Dit heeft geleid tot levensbedreigende complicaties na de eerste en na de tweede operatie. Met name na de tweede operatie zijn de klachten van patiënt en daarmee de A van het ziektebeeld systematisch onderschat.
( .. .)"
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van Tilanus niet blijkt waarop hij zijn oordeel baseert dat dr. Y niet heeft gehandeld conform de destijds geldende medisch professionele standaard, anders dan op zijn eigen inschatting van het handelen van dr. Y. Weliswaar gaat het erom dat Tilanus vanuit zijn eigen deskundigheid een oordeel geeft over het handelen van dr. Y, maar dat oordeel moet wel toetsbaar zijn. En daar schort het in dit geval aan, mede gelet op wat door JBZ tegen het rapport van Tilanus is aangevoerd. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
3.9.
JBZ heeft naar aanleiding van het rapport van Tilanus een eigen deskundige benaderd, chirurg prof. dr. I.A.M.J. Broeders, die op 13 februari 2015 een rapport heeft uitgebracht. Met betrekking tot de bevoegdheid van dr. Y schrijft Broeders onder meer dat in de opleiding tot chirurg de laatste jaren een transitie heeft plaatsgevonden van"algemeen chirurg" tot "chirurg met differentiatie". Chirurgen moeten zich bij hun registratie tot chirurg tevens registreren in hun aandachtsgebied. Volgens Broeders heeft Tilanus gelijk dat een sigmoïdresectie in 2015 uitgevoerd dient te worden onder leiding van een chirurg met differentiatie gastro-intestinale chirurgie. Dit wordt volgens Broeders onderschreven door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) en de Nederlandse Vereniging voor Gastro-intestinale Chirurgie (NVGIC). Tot 31 december 2013 konden chirurgen zich registreren als gastro-intestinaal chirurg, op basis van hun klinische activiteiten in de voorgaande jaren. Volgens Broeders was er op 6 november 2007 nog geen sprake van een formele en op papier vastgelegde richtlijn, waarin is vastgelegd dat een sigmoïdresectie is voorbehouden aan een geregistreerd gastro-intestinaal chirurg. Deze ingreep werd destijds in Nederland op grote schaal door algemeen chirurgen uitgevoerd.
Met betrekking tot de bekwaamheid van dr. Y schrijft Broeders dat dr. Y zijn opleiding tot algemeen chirurg heeft afgerond en dus door zijn opleiders bekwaam is bevonden. De bekwaamheid van chirurg Y wordt volgens Broeders onderschreven door het feit dat hij tijdens zijn opleiding ruim 200 ingrepen aan het maagdarmkanaal heeft uitgevoerd. Een geplande sigmoïdresectie in verband met herhaalde aanvallen van peridiverticulitis kan in zwaarte variëren van eenvoudig tot zeer complex. Het is in een opleidingskliniek gebruikelijk dat chirurgen in het vijfde jaar van hun opleiding onder supervisie dergelijke ingrepen uitvoeren. Indien de situatie complex is, wisselt de positie van de eerste operateur van chirurg in opleiding naar supervisor. Het scenario zoals beschreven op 7 november 2007 was, en is nog steeds gebruikelijk, met die aanpassing dat in 2015 de ingrepen worden uitgevoerd door chirurgen in opleiding, met differentiatie gastro-intestinale chirurgie, aldus Broeders.
3.10.
X stelt dat de geloofwaardigheid en waarde van het eenzijdige rapport van Broeders in twijfel moeten worden getrokken. Hij was namelijk al eerder door partijen benaderd om als deskundige op te treden. maar heeft toen aangegeven dat hij niet benoemd kon worden. De reden was dat er fusiegesprekken gaande waren tussen de chirurgenmaatschap waartoe Broeders behoorde en de chirurgen maatschap waarvan chirurg Z deel uit maakte. Door op verzoek van JBZ alsnog te rapporteren, heeft het er alle schijn van dat Broeders, gelet op zijn eerdere weigering, vooringenomen is. De rechtbank volgt X hierin niet. JBZ wijst er terecht op dat Broeders alleen is gevraagd om een oordeel te geven over het handelen van dr. Y. Het handelen van dr. Z. de reden waarom het Broeders niet vrij stond om tot deskundige te worden benoemd, is niet aan Broeders voorgelegd.
3.11.
X heeft ook inhoudelijke kritiek op het rapport van Broeders.
Samengevat komt die op het volgende neer. Tilanus vond dr. Y gelet op het aantal uitgevoerde vergelijkbare operaties waarbij een anastomose werd aangelegd - slechts drie, waarvan één de operatie van X was - onvoldoende ervaren. Verder gaat Broeders er volgens X aan voorbij dat het volgens Tilanus in 2007, ondanks het ontbreken van officiële richtlijnen van de NVvH en NVGIC al Good Clinical Practice was dat dr. Y. met geringe ervaring op het gebied van sigmoïdresecties in de hoogste zwaarteklasse, een dergelijke operatie niet als eindverantwoordelijk chirurg mocht uitvoeren. Verder is de richtlijn weliswaar in 2013 op papier gezet, maar in de jaren daarvoor moet er al sprake zijn geweest van voortschrijdend inzicht. Een richtlijn komt in veel gevallen juist tot stand omdat in de praktijk blijkt dat op een dergelijke manier werken het beste is.
3.12.
Om met het laatste, het 'voortschrijdend inzicht' te beginnen; dit standpunt is overgenomen uit de reactie van de medisch adviseur van X., chirurg D, op het rapport van Broeders. Chirurg D zegt dat de medisch professionele standaard meer omvat dan richtlijnen. Het gaat om het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medische beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkend uit de opleiding(seisen), inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen, gedragsregels, wettelijke bepalingen en jurisprudentie. Chirurg D zegt verder dat er sprake was van voortschrijdend inzicht en dat de feitelijke situatie, die vanaf begin 2014 is geformaliseerd, in veel opleidings- en overige klinieken al geruime tijd aanwezig zal zijn geweest. De rechtbank overweegt dat het bestaan van dit inzicht door X niet is aangetoond. Noch Tilanus. noch chirurg D verwijst naar een objectieve bron waaruit blijkt van het bestaan van de bedoelde inzichten in 2007. Ter zitting is door X ook aangegeven dat hij niet weet of de inzichten er in 2007 al waren.
3.13.
Met betrekking tot de door X genoemde "Good Clinical Practice" overweegt de rechtbank het volgende. Deze term wordt door Tilanus in zijn rapport niet gebruikt. Wat hij in dit geval onder de Good Clinical Practice verstaat blijkt uit de afzonderlijke reactie bij brief van 26 augustus 2014 op de opmerkingen van JBZ op het concept-rapport. Tilanus schrijft dat hij meent dat het van Good Clinical Practice getuigt om van de binnen de maatschap aanwezige gastro-intestinale expertise gebruik te maken en de operaties minstens te laten superviseren/assisteren door een ervaren gastro-intestinaal chirurg. De vertaling van de Good Clinical Practice in het in dit geval volgens Tilanus vereiste handelen is wel in het rapport weergegeven. Uit niets blijkt echter dat dit méér is dan zijn eigen mening. Dat is, gelet op de eisen die aan een deskundigenbericht worden gesteld, onvoldoende.
3.14.
Met betrekking tot het aantal door dr. Y uitgevoerde vergelijkbare operaties waarbij een anastomose werd aangelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Voor zover het aantal verrichte operaties van belang is voor de toepassing van de Goed Clinical Practice, verwijst de rechtbank naar wat daarover hiervoor onder 3.13. is overwogen. De Good Clinical Practice is niet onderbouwd. Voor de vraag of het aantal door dr. Y verrichte vergelijkbare operaties de conclusie rechtvaardigt dat hij niet bekwaam was om de operatie uit te voeren, overweegt de rechtbank dat Tilanus ook op dit punt zijn conclusie niet onderbouwt. Tilanus geeft ook niet aan hoeveel vergelijkbare operaties een chirurg verricht zou moeten hebben om wel voldoende bekwaam te zijn. Uit niets blijkt dat het gaat om meer dan zijn persoonlijke mening. Daar staat tegenover dat JBZ onder verwijzing naar het rapport van Broeders heeft gesteld dat en waarom dr. Y wel voldoende bekwaam was om de operatie onder zijn supervisie te laten uitvoeren.
3.15.
Verder heeft JBZ ook nog een rapport overgelegd van prof. dr. H. van Goor. Ook daarin wordt - kort gezegd - aangegeven dat naar de huidige eisen en normen het noodzakelijk is dat een sigmoïdresectie door een gastro-intestinaal chirurg moet worden geassisteerd, maar dat dat in 2007 nog niet zo was.
3.16.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank met JBZ van oordeel dat het rapport van Tilanus niet aan de eisen voldoet die daaraan in de jurisprudentie worden gesteld. In de rapporten van Broeders en Van Goor wordt beschreven wat in 2007 de gangbare praktijk was. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze twee rapporten, het rapport van Tilanus, waarin geen enkele verwijzing naar een objectieve bron is opgenomen en waaruit op geen enkele wijze valt af te leiden dat zijn conclusies zijn gebaseerd op meer dan zijn persoonlijke overtuiging, niet kan worden gevolgd. De conclusies van Tilanus zijn aan de hand van zijn eigen rapport niet te toetsen.
3.17.
Het vorenstaande betekent dat het verzoek van X om te beslissen dat partijen gebonden zijn aan het deskundigenbericht van Tilanus zal worden afgewezen. Dat brengt met zich dat het daarop voortbordurende verzoek omtrent het vaststellen van de aansprakelijkheid van dr. Y en/of Jeroen Boseh Ziekenhuis en/of Centramed ook zal worden afgewezen. Met betrekking tot de kosten van het deelgeschil overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, dit in beginsel ook indien een verzoek wordt afgewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het laatste is echter niet het geval nu X beschikte over een voorlopig deskundigenbericht en naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd kan worden dat hij voorafgaand aan deze procedure bekend was of behoorde te zijn met de onbruikbaarheid van dat rapport.
3.19.
Volgens X bedragen de kosten tot en met het indienen van het verzoekschrift € 9.177,00 (26,5 uur à € 270,00, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en BTW). Dit bedrag moet nog worden vermeerderd met de nog te besteden tijd voor het bestuderen van het verweerschrift, de voorbereiding van de mondelinge behandeling en het bijwonen van de zitting. In het verzoekschrift gaat X uit van nog eens tien uur tegen voormeld tarief. JBZ betwist de hoogte van de gemaakte kosten. Het uurtarief van € 270,00 exclusief kantoorkosten en BTW is (te) hoog. Verder beval de overgelegde urenspecificatie de post 'opstellen dagvaarding' van in totaal vijftien uur. Het betreft echter een verzoekschriftprocedure. JBZ acht een totale tijdbesteding van zestien uur redelijk.
3.20.
De rechtbank acht het redelijk dat X kosten heeft gemaakt voor het deelgeschil. De omvang van de kosten is naar het oordeel van de rechtbank echter niet redelijk. Ter zitting heeft X toegelicht dat aanvankelijk werd overwogen een bodemprocedure te starten, maar dat dat is omgebouwd naar een deelgeschilprocedure. Dat verklaart waarom er op de urenspecificatie wordt gesproken van 'opstellen dagvaarding'. Ook wanneer ervan uit wordt gegaan dat de posten 'opstellen dagvaarding' zien op het opstellen van het verzoekschrift, komt het totaal aantal uren dat daarmee gemoeid is op 20,5 uur. De rechtbank acht dit, gelet op het hoge specialistische uurtarief dat door de advocaat van X in rekening wordt gebracht, niet redelijk. Verder staat er nog een niet nader toegelichte post "niet-declarabele werkzaamheden' op de specificatie, waarmee 1,5 uur is gemoeid en rekent X nog eens tien uur voor de voorbereiding en het bijwonen van de zitting. Gelet op de aard van het geschil, met één overzichtelijk beslispunt acht de rechtbank het redelijk dat voor het deelgeschil zestien uren in rekening worden gebracht, te vermeerderen met kantoorkosten en BTW. Het uurtarief is weliswaar hoog, maar niet onredelijk hoog. Tegenover dat hoge tarief staat dat van een gespecialiseerde letseladvocaat, zoals de advocaat van X, verwacht mag worden dat minder uren aan de zaak hoeven te worden besteed dan wanneer een niet-gespecialiseerde advocaat de zaak zou behandelen. De rechtbank begroot de kosten derhalve op 16 x € 270 = € 4.320.00, vermeerderd met 6% kantoorkosten, BTW en griffierecht (€ 287.00), dus in totaal € 5.827,53.
3.21.
X verzoekt dat Centramed zal worden veroordeeld in de kosten van het deelgeschil te voldoen. JBZ heeft immers aansprakelijkheid voor het delay tussen de tweede en de derde operatie erkend. JBZ stelt - en naar het oordeel van de rechtbank terecht
- dat voor veroordeling in de kosten geen grond bestaat, omdat de in dit deelgeschil voorliggende vraag los moet worden gezien van de erkenning van de aansprakelijkheid voor het delay. Ook al zouden alle operaties zijn uitgevoerd onder de paraplu van dezelfde geneeskundige behandelingsovereenkomst, zoals X stelt, dan nog houdt een erkenning van aansprakelijkheid op een onderdeel daarvan niet in dat daarmee ook aansprakelijkheid op andere onderdelen is erkend. Veroordeling in de kosten van het deelgeschil is alleen aan de orde als de aansprakelijkheid voor de door de benadeelde geleden schade vast staat. Dat JBZ aansprakelijk is voor de schade die X stelt te hebben geleden als gevolg van de eerste operatie staat nog niet vast. Het verweer van JBZ slaagt. Het verzoek zal op dit punt worden afgewezen.
4.
De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af.
4.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 5.827,53.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M.A. van der Put en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.