Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 200716

Beschikking 

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND 

Civiel recht 
handelskamer 

locatie Utrecht 

zaaknummer / rekestnumrner: C/16/413192/ HA RK 16-68 

Beschikking van 20 juli 2016 

in de zaak van 

[ verzoeker ] , 
wonende te [ woonplaats ] , 
hierna: [ verzoeker ] , 
verzoeker, 
advocaat mr. H.A. Zandijk, 

en 

de naamloze vennootschap 
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V., 
gevestigd te Gouda, 
hierna: Goudse, 
verweerster, 
advocaat mr. M. van der Bent. 

1. 
Verloop van de procedure 

1.1. 
[ verzoeker ] heeft op 7 april 2016 een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend. Daarbij is verzocht omtrent de in het verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen. 

1.2. 
Partijen zijn door de griffier van deze rechtbank opgeroepen tegen de terechtzitting van 6 juli 2016. Voorafgaand aan die zitting heeft Goudse op 27 juni 2016 een venveerschrift ingediend. 

1.3. 
Ter zitting van 6 juli 2016 zijn verschenen: 
[ verzoeker ] en zijn advocaat, mr. Zandijk, 
de heer F. namens Goudse, en de advocaat van Goudse, mr. Van der Bent. 

1.4. 
Tenslotte is de uitspraak bepaald op heden. 

2. 
De feiten 

2.1.
[ verzoeker ] legt aan zijn verzoek, kort gezegd, het volgende ten grondslag. In de nacht van 26 op 27 oktober 2013, omstreeks 24:00 uur, is [ verzoeker ] betrokken geweest bij een verkeersongeval. Als inzittende van een auto is [ verzoeker ] aangereden door een andere auto, waarbij [ verzoeker ] verwondingen heeft opgelopen in de vorm van zware kneuzingen. Goudse heeft, als WAM-verzekeraar van de auto die [ verzoeker ] heeft aangereden, aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Na het ongeval zijn bij [ verzoeker ] , onder andere, psychische klachten vastgesteld. Deze psychische klachten staan volgens revalidatiearts dr. B. in de weg van een succesvol revalidatietraject. Na de beschouwing van dr. B. is [ verzoeker ] op verwijzing van zijn huisarts voor verdere behandeling van zijn psychische klachten terechtgekomen bij de praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ) van zijn huisarts, en niet bij Altrecht of PsyQ. 

3. 
Het verzoek 

3.1. 
Volgens [ verzoeker ] is hij ten onrechte niet voor behandeling doorverwezen naar Altrecht of PsyQ en is hem gespecialiseerde psychiatrische hulp onthouden. [ verzoeker ] verzoekt de rechtbank een psychiater te benoemen als onafhankelijk deskundige, die bericht dient uit te brengen over de psychische gevolgen die het ongeval bij [ verzoeker ] heeft veroorzaakt, Daarnaast verzoekt [ verzoeker ] de rechtbank voorwaardelijk om een arbeidsdeskundige te benoemen, voor het geval dat de te benoemen psychiater van oordeel is dat er beperkingen op diens vakgebied bestaan. De arbeidsdeskundige dient bericht uit te brengen over de beperkingen van [ verzoeker ] op arbeidsgebied. 

4. 
Het verweer 

4.1. 
Goudse verweert zich tegen het verzoek en voert, kort gezegd, het volgende aan. 
Uit medische informatie van psycholoog C. blijkt dat er enerzijds nog behandeling en verbetering van de psychische klachten mogelijk is en anderzijds de lopende letselschadeprocedure de behandeling van de klachten en verbetering daarvan in de weg staat. Volgens Goudse is er nog geen sprake van een medische eindsituatie. De psychische klachten lijken de lichamelijke klachten in stand te houden en vice versa. Op zichzelf is Goudse het wel eens met de benoeming van een psychiater als deskundige, maar zij maakt bezwaar tegen de door [ verzoeker ] voorgestelde psychiater prof. dr. H.J.C. van Marle. In ieder geval dient volgens Goudse het doel van het onderzoek door de deskundige ook te zijn om te komen tot nadere afspraken over de te zetten vervolgstappen in de behandeling van 
[ verzoeker ] . Goudse merkt op dat [ verzoeker ] ook vóór het ongeval psychische klachten heeft gehad, zodat het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de huidige psychische klachten van [ verzoeker ] niet zonder meer aan te nemen is. Verder dient het voorwaardelijk verzoek tot benoeming van een arbeidskundige te worden afgewezen, omdat dat in dit stadium, waar geen sprake is van een medische eindsituatie, niet aan de orde is. 

5. 
Beoordeling van het verzoek 

5.1. 
Ter zitting van 6 juli 2016 heeft [ verzoeker ] zijn voorwaardelijk verzoek tot benoeming van een arbeidskundige ingetrokken, reden waarom dat deel van het verzoekschrift onbeoordeeld gelaten kan worden. 

5.2. 
De rechtbank stelt voorop dat de wettelijke regeling van het voorlopig deskundigenbericht er toe dient om een partij in de gelegenheid te stellen zekerheid te verkrijgen omtrent feiten enomstandigheden die voor haar bewijspositie in een eventuele procedure relevant kunnen zijn. Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht moet in beginsel door de rechtbank worden toegewezen. Dit is alleen anders indien het verzoek in strijd is met een goede proces orde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. 

5.3. 
Omdat Goudse op zichzelf geen bezwaren heeft aangevoerd tegen het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek en van overige afwijzingsgronden niet is gebleken, zal de rechtbank het verzoek tot benoeming van een psychiater als deskundige toewijzen, met inachtneming van het volgende. Goudse heeft bezwaren geuit tegen de benoeming van prof. dr. Van Marle als deskundige, waarbij zij stelt dat zijn rapportages discussie oproept of kan oproepen. Als onderbouwing van haar bezwaar is laatstgenoemde mededeling, zonder feitelijke onderbouwing, onvoldoende. Omdat Goudse geen verdere feiten of omstandigheden aanvoert aangaande haar bezwaar en de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de deskundigheid en de onpartijdigheid van prof. dr. Van Marle, zal deze hierna als deskundige worden benoemd. 

5.4. 
De hierna te benoemen deskundige wordt verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vragen: 

1. DE SITUATIE MET ONGEVAL 

Anamnese 
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? 

Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? 
Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 

Medische gegevens 
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: 

- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; 
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. 

Medisch onderzoek 
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? 

Consistentie 
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 

e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? 

Diagnose 
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven? 

Beperkingen 
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze 

weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? 
h. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-Guides, laatste editie), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging? 

Mediscbe eindsituatie 
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? 

j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u ? 
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 19)? 

2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL 

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt 
geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden. 

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval 
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 

b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? 

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval 
c. Zijn er concrete aanwijzingen dat er ook soortgelijke klachten en afwijkingen zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? 

d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongeval gerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)? 

3. OVERIG 

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 

4. OVERIGE ASPECTEN VAN DE HYPOTHETISCHE SITUATIE ZONDER ONGEVAL 

Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te weten of in het medisch dossier van betrokkene overigens feiten en omstandigheden voorkomen - ook buiten de huidige klachten en afwijkingen en/of uw eigen vakgebied 
gelegen - die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en 
rond de woning, 

a. Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn? 

5. HET GENEZINGSPROCES EN DE OPSTELLING VAN DE BETROKKENE DAARIN 

Op betrokkene rust krachtens het civiele aansprakelijkheidsrecht de verplichting om zijn schade zo veel mogelijk te beperken. Deze schadebeperkingsplicht is niet absoluut, er zijn grenzen aan wat de aansprakelijke partij in dit kader van betrokkene kan verlangen. 
Kort gezegd komt de schadebeperkingsplicht van betrokkene erop neer dat van hem mag worden verwacht dat hij zich - mede in aanmerking genomen zijn privéomstandigheden en zijn persoonlijkheidsstructuur - voldoende inspant om een bijdrage te leveren aan zijn 
herstelproces. Tegen die achtergrond zouden wij van u graag een antwoord ontvangen op de volgende vragen: 
a. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van betrokkene? 
b. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat? 
c. Indien niet alle medisch geïndiceerde behandelingen of therapieën zijn ingesteld of volledig afgerond, kunt u dan aangeven wat daarvoor de reden is geweest? Indien deze reden bestaat uit een weigering van betrokkene om deze behandelingen of therapieën te ondergaan ofvoort te zetten, kunt u dan aangeven: 
d. in hoeverre behandeling of voortzetting bij betrokkene zou hebben kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies (als bedoeld in vraag1g) en van de beperkingen (als bedoeld in vraag 1 h); 
e. of u aanleiding ziet om door een deskundige op een ander vakgebied (bijvoorbeeld een psychiater of een psycholoog) te laten onderzoeken of deze weigering verband houdt met, of kan worden gezien als een uitvloeisel van, de persoonlijkheidsstructuur of van betrokkene of het bij hem bestaande klachtenpatroon. 

5.5. 
Beide partijen dienen de deskundige te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij. 

5.6. 
De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat, aan verzoeker het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat verzoeker als eerste het conceptrapport van de deskundige dient te ontvangen en vervolgens, indien hij bij dat rapport zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste het definitieve rapport van de deskundige. 
De deskundige zal daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien verzoeker van zijn blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht. 

5,7. 
Goudse heeft haar aansprakelijkheid erkend. In de omstandigheid dat Goudse als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval in beginsel gehouden is de door de laatste veroorzaakte schade te vergoeden, daaronder begrepen redelijke kosten ter vaststelling van deze schade, vindt de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 Rv af te wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorshands door Goudse gedragen moeten worden. 

5.8. 
Nu de advocaat van Goudse van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is [ verzoeker ] niet gehouden Goudse op de voet van artikel 206 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een afschrift van deze beschikking te zenden. 

5.9. 
De rechtbank is ervan op de hoogte dat prof. dr. Van Marle vanaf september 2016 zijn praktijk hervat. De verwachting is, voor zover de procedure dat toelaat en verder geen vertragingen optreden, [ verzoeker ] de laatste week van september 2016 zou kunnen worden onderzocht. 

6. Beslissing 

De rechtbank: 

deskundigenonderzoek 

6.1. 
Beveelt dat een onderzoek door de deskundige zal worden verricht naar de in nummer 5.4 van deze beschikking geformuleerde vragen. 

6.2. 
Benoemt tot deskundige 
Prof. dr. HJ.C. van Marle, 
Prinsegracht 41 M, 
2512 EX Den Haag, 
e-mail: hjalmar@Xs4all.nl. 

kosten 

6.3. 
Bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende: 
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten; 
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen; 
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. L.C. Heuveling van Beek schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting; 
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag; 
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing. 

6.4. 
Bepaalt dat Goudse het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen. 

de werkwijze van deskundige 

6.5. 
Draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behoudens indien verzoeker zijn blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na 1 september 2016, met inachtneming van hetgeen onder 
5.9 is overwogen, zal inleveren ter griffie van deze rechtbank. 

6.6. 
Bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd. 

6.7. 
Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken. 

6.8. 
Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan verzoeker zal toezenden en dat hij schriftelijk aan verweerder zal laten weten dat hij het concept-rapport aan verzoeker heeft gezonden. 

6.9. 
Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan verweerder zal toezenden. 

6.10.
Bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop. 

6.11. 
Bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan verzoeker zal toezenden en dat hij schriftelijk aan verweerder zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan verzoeker heeft gezonden. 

6.12.
Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan erweerder. 

6.13. 
Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan verweerder. 

6.14. 
Bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen. 

overige beslissingen 

6.15. 
Draagt aan de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige processtukken door partijen binnen één week na de datum van deze beschikking zelf aan de deskundige worden toegezonden. 

6.16. 
Wijst af het meer of anders verzochte. 

Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Loots op 20 juli 2016 . 

Met dank aan mr.H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rbmne-200716