Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 101019

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-101019

beschikking

RECHTBANK OOST -BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven

zaaknummer / rekestnummer: C/01/345709/ EX RK 19-66

Beschikking van 10 oktober 2019 in een deelgeschil

in de zaak van

[ verzoeker ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verzoeker,
hierna: [ verzoeker ] ,
advocaat mr. B. Leemhuis te Weert,

tegen

naamloze vennootschap
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Gouda,
verweerster,
hierna: Goudse,
advocaat mr. M. van der Bent te Middelburg.

1.
De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties,
- het verweerschrift, met producties
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 20 augustus 2019 en de daarin aangeduide stukken.

Tenslotte is een datum.voor uitspraak bepaald.

2.
Het verzoek en het verweer

2.1.
[ verzoeker ] Fverzoekt de rechtbank bij beschikking:
- te bepalen dat de ouders van [ M ] , de heer [ B ] en mevrouw [ R ] aansprakelijk zijn voor de door [ verzoeker ] geleden en te lijden materiële en immateriële schade en
- te bepalen dat Goudse gehouden is tot vergoeding van de schade van [ verzoeker ] , en
- de. kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 8.470,--·inclusief btw te begroten en te beslissen dat Goudse gehouden is tot vergoeding hiervan, en
- te beslissen dat Goudse gehouden is tot vergoeding van hetdoor [ verzoeker ] verschuldigde griffierecht in twee verzoekschriftprocedures (voorlopig getuigenverhoor en deelgeschil) en
- te beslissen dat Goudse gehouden is tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten die [ verzoeker ] heeft gemaakt in de periode vóór het voorlopig getuigenverhoor ( a) en gedurende het voorlop ig getuigenverhoor (b), respectievelijk te begroten op € .3.285,70
inclusief btw en € 6.292,-- inclusief btw.

2.2.
Goudse voert verweer.

2.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna onder de beoordeling worden ingegaan.

3.
De beoordeling

3.1.
Tussen partijen kan als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken onder meer van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

3.1.1.
Op 11 maart 2018 bezocht [ verzoeker ] de zesde verjaardagvan de minderjarige [ M ] , zoon van [ B ] en [ R ], bekenden van [ verzoeker ] en zijn vrouw.

3.1.2.
[ M ] had een karatepakje en karatehandschoenen (Lego Ninjago) gekregen voor zijn verjaardag en speelde daarmee. Door aanwezigen, onder wie de vrouw van [ verzoeker ] , is [ M ] op enig moment naar [ verzoeker ] gestuurd met de mededeling, bij wijze van grap: "'je mag hem wel in zijn buik slaan". [ M ] heeft vervolgens op een speelse manier tegen [ verzoeker ] gebokst, Daarbij werd [ verzoeker ] op een bepaald moment in zijn testikels geraakt, hetgeen reden was voor [ verzoeker ] om het boksen op dat moment te beëindigen.

3.1.3.
Ongeveer een half uur later, terwijl het feestje nog in volle gang was, kwam [ verzoeker ] op weg naar de keuken [ M ] opnieuw tegen. [ M ] wilde opnieuw tegen [ verzoeker ] boksen. [ verzoeker ] zei daarop met een lach: 'Ga weg, je hebt me vandaag al goed geraakt' of woorden van gelijke strekking, terwijl.hij zijn handen voor zijn testikels hield. Vervolgens heeft [ M ] op de handen van [ verzoeker ] en richting zijn gezicht geslagen, waarbij hij de kin van [ verzoeker ] heeft geschampt. [ verzoeker ] is vervolgens, om [ M ] serieus toe te spreken en contact met hem.te maken, op zijn knieën gaan zitten om uit te leggen dat [ M ] zichzelf en anderen op deze manier zou kunnen bezeren. Daarop heeft [ M ] [ verzoeker ] met een klap op het oog geraakt met oogletsel bij [ verzoeker ] tot gevolg, bestaande uit een gescheurd hoornvlies en het verlies van de natuurlijke lens.

3.1.4.
Op 1 oktober 2018 is bij [ verzoeker ] een hoornvliestransplantatie uitgevoerd. Ook is bij die operatie een kunstlens ingebracht, [ verzoeker ] heeft na de operatie nog steeds klachten. Het zicht aan het linkeroog is niet goed, hij heeft geen scherp beeld, geen constante oogdruk en hij is vaak duizelig en zijn oriëntatie kwijt.

3.1.5.
[ verzoeker ] heeft de ouders van [ M ] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De ouders van [ M ] hebben de schade gemeld bij hun aansprakelijkheidsverzekeraar, Goudse. Goudse heeft aansprakelijkheid afgewezen.
Correspondentie hierover tussen partijen heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.1.6.
[ verzoeker ] is een voorlopig getuigenverhoor gestart, waarbij [ verzoeker ] drie getuigen heeft doen horen, onder wie hijzelf.

3.1.7.
Na het voorlopig getuigenverhoor heeft nog kortstondig correspondentie tussen partijen plaatsgevonden, maar dit heeft niet tot wijziging van de over en weer ingenomen standpunten geleid.

3.2..
[ verzoeker ] richt zich in dit deelgeschil rechtstreeks tot de verzekeraar op grond van artikel 7:954 BW. Hij legt samengevat aan zijn verzoek ten grondslag dat de ouders van [ M ] aansprakelijk zijn op grond van altikel 6: 169 BW omdat het handelen van [ M ] , zijn jeugdige leeftijd weggedacht, jegens hem onrechtmatig is op grond van artikel 6:162 BW.

3.3.
Goudse betwist dat de ouders van [ M ] op grond van artikel 6: 169 BW aansprakelijk zijn voor de door [ verzoeker ] geleden schade. [ M ] heeft volgens Goudse geen potentieel onveilige situatie of gevaarlijke situatie gecreëerd met voorzienbaar oogletsel bij [ verzoeker ] , niet alleen gelet op de beperkte lengte van[ M ] (hij komt qua lengte net iets onder de. borstkas van [ verzoeker ] ) maar ook vanwege beperkte armkracht van een zesjarige.
Slechts indien [ M ] gericht op de ogen van [ verzoeker ] zou hebben geslagen, zou volgens Goudse de vraag actueel zijn of de waarschijnlijkheid van oogletsel.dermate groot was dat [ M ] van zijn gedrag had moeten afzien gelet op de jegens [ verzoeker ] betamende zorgvuldigheld. Dat [ M ] gericht op het oog van [ verzoeker ] heeft geslagen staat volgens Goudse niet vast. Volgens Goudse is sprake van een sport- en spelsituatie-waarin een verhoogde aansprakelijkheidedrempel geldt. Die drempel wordt niet gehaald. Ook zonder sport- en spelsituatie is volgens Goudse geen sprake van onrechtmatig handelen. [ M ] heeft ongelukkigerwijs het rechteroog van [ verzoeker ] geraakt zonder dat sprake was van opzet of een gerichte stoot.

3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ouders van [ M ] op grond van artikel 6: 169 jo. 6: 162. BW aansprakelijk voor de door [ verzoeker ] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en is Goudse gehouden die schade te vergoeden. Daartoe
wordt het volgende overwogen.

3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank dient bij de vraag of de ouders van [ M ] aansprakelijk zijn voor het handelen van [ M ] op grond van artikel 6: 169 BW geabstraheerd te worden van de jonge leeftijd van [ M ] en moet aldus de vraag worden beantwoord of het handelen van [ M ] een onrechtmatige daad oplevert als hij volwassen zou zijn geweest. Daarbij dient dus te worden beoordeeld ofhet maken van een boksbeweging door een volwassene naar het hoofd van [ verzoeker ] onder dezelfde omstandigheden en waarbij [ verzoeker ] oogletsel oploopt, een onrechtmatige daad oplevert. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Uit de overgelegde getuigenverklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat [ M ] , zij het spelenderwijs, gerichte slaande bewegingen heeft naar [ verzoeker ] . Dat volgens Goudse een zesjarig jongetje beperkte armkracht heeft is voor het aansprakelijkheidsoordeel niet relevant nu vaststaat dat de slagkracht in dit concrete geval zodanig is geweest dat dit ernstig oogletsel bij [ verzoeker ] heeft veroorzaakt. Voor het toebrengen van oogletsel is bovendien niet veel kracht vereist. Dat [ verzoeker ] tot op zekere hoogte slaande bewegingen van de zesjarige [ M ] heeft getolereerd om zijn pret en de sfeer op een verjaardagsfeestje niet te bederven, is begrijpelijk. Dat daardoor sprake is geweest van. een wederzijdse stoeipartij of een situatie die op één lijn is te stellen met een sport- en spelsituatie waarin minder strenge zorgvuldigheidsnormen moeten gelden, is niet aannemelijk geworden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Goudse ook onvoldoende toegelicht, voorzover al sprake zou zijn van een verhoogde aansprakeliikheidsdrempel, waarom die drempel in dit concrete geval dan niet wordt gehaald, Dat [ M ] ongelukkigerwijs het oog van [ verzoeker ] heeft geraakt zonder dat sprake was van opzet of een gerichte stoot zoals Goudse heeft betoogd, volgt geenszins uit de getuigenverklaringen tijdens het voorlopig getuigenverhoor en is gelet op het door [ M ] vertoonde gedrag (boksen) ook niet aannemelijk Het beroep van Goudse op de specifieke context of particuliere sfeer gaat in dit geval niet op. Dat de opzet van [ M ] niet gericht was op het door[ verzoeker ] opgelopen oogletsel is evident maar doet aan het aansprakelijkheidsoordeeI niet af. Bewijs van voorwaardelijke opzet is voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW evenmin noodzakelijk.

3.6.
Goudse heeft betoogd dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [ verzoeker ] . Onderzocht moet daarom worden of.de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [ verzoeker ] kan worden toegerekend. Het enkele
gegeven dat [ verzoeker ] op zijn hurken is gaan zitten om zijn vermaning aan [ M ] kracht bij te zetten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een dergelijke omstandigheid worden beschouwd.

3.7.
Er is door Goudse geen specifiek verweer gericht tegen de begroting van buitengerechtelijke kosten door [ verzoeker ] , anders dan dat Goudse aanvoert slechts gehouden te zijn tot vergoeding van dat deel van de kosten dat correspondeert met het aansprakelijkheidspercentage, Uit het voorgaande volgt dat dat percentage 100% is.
De kostenbegroting door [ verzoeker ] komt de rechtbank redelijk voor zodat het verzoek ook op dit punt toewijsbaar is.

4.
De beslissing

De rechtbank

4.1.
bepaalt dat de ouders.van [ M ] , de heer [ B ] en mevrouw [ R ] aansprakelijk zijn voor de door [ verzoeker ] geleden en te lijden materiële en immateriële schade;

4.2.
bepaalt dat Goudse gehouden is tot vergoeding van deze schade van [ verzoeker ] ;

4.3.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 8.470,-- inclusief btw en bepaalt dat Goudse gehouden is tot vergoeding hiervan;

4.4.
bepaalt dat Goudse gehouden is tot vergoeding van het door [ verzoeker ] verschuldigde griffierecht in twee verzoekschriftprocedures (voorlopig getuigenverhoor-en deelgeschil); .

4.5.
bepaalt dat Goudse gehouden is tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten die [ verzoeker ] heeft gemaakt in de periode vóór het voorlopig getuigenverhoor (a) en gedurende het voorlopig getuigenverhoor (b), respectievelijk € 3.285,70 inclusief btw en
€ 6.292,-'- inclusief btw.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M.A. van der Put en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019.

w.g. de griffier

Voor eerste grosse

De griffier vande rechtbank Oost-Brabant.

w.g. de rechter

Met dank aan de heer mr. B. Leemhuis, De Peel Letselschade Advocaten B.V., voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-101019