Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 050723

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBNHO-050723

(Later ook op rechtspraak.nl: Rechtbank Noord-Holland 5 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6383 )

vonnis
 
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Civiel recht

Zittingsplaats Alkmaar

Zaaknummer: C/15/334096 / HA ZA 22-708

Vonnis van 5 juli 2023

in de zaak van

[ EISERES ],
te [ woonplaats ] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [ eiseres ],
advocaten: mr. G.H.B. Andriol en mr. R.M. Mast te Enschede,

tegen

1 . VvAA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Utrecht,
2. [ X ] ,
te [ woonplaats ] ,
3. de maatschap DE MAATSCHAP ,
te p[ vestigingsplaats ] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: VvAA c.s.,
en ieder afzonderlijk: VvAA, [ X ]  en de maatschap,
advocaat: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.

De zaak in het kort

[ eiseres ] heeft zich met nek- en hoofdpijnklachten gewend tot de praktijk De maatschap  waar [ X ]  als manueel therapeut en fysiotherapeut werkzaam is. Tijdens het tweede bezoek op 10 augustus 2021 heeft [ X ]  een hoog cervicale manipulatie toegepast (het 'kraken' van de nek). [ eiseres ] verwijt [ X ]  dat hij die behandeling zonder medische indicatie en zonder overleg met [ eiseres ] heeft verricht. Na de behandeling is er bij [ eiseres ] een dissectie van de halsslagader opgetreden en vervolgens een herseninfarct ontstaan. [ eiseres ] wijt dit aan fouten van [ X ]  en vordert vergoeding van de schade. De rechtbank oordeelt dat [ X ]  bij zijn werkzaamheden niet de zorg van een goed hulpverlener in acht heeft genomen, omdat de tractie manipulatie die hij bij [ eiseres ] heeft verricht niet geïndiceerd was volgens de geldende professionele standaard. [ X ]  is aansprakelijk voor de schade die [ eiseres ] als gevolg van deze behandeling heeft geleden. [ X ]  en VvAA zijn gehouden de schade te vergoeden.
 

1.   
De procedure

1.1.   
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-    de dagvaarding van 11 november 2022 met producties 1-11;
-    de conclusie van antwoord met producties 1-2;
-    het tussenvonnis van 25 januari 2023, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
-    het e-mailbericht van 16 mei 2023 aan partijen dat de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer.

1.2.    
Op 24 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op de zitting is verschenen [ eiseres ], vergezeld door mr. G.H.B. Andriol. Daarnaast zijn verschenen [ X ]  voor zichzelf en in hoedanigheid van maat in de maatschap, en [ Y ]  en [ Z ]  in hoedanigheid van maat in de maatschap, en namens VvAA [ A ] , schadebehandelaar, vergezeld door mr. E.J.C. de Jong.

1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Andriol heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.

1.4.    
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat op 5 juli 2023 vonnis zal volgen.

2.   
De feiten

2. 1.
[ X ]  is fysiotherapeut en manueel therapeut. Hij maakt deel uit van de maatschap De maatschap. De maatschap bestaat uit drie maten.
VvAA is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de praktijk die door de maatschap geëxploiteerd wordt.

2.2.   
Op 4 augustus 2021 is [ eiseres ] in de praktijk door [ X ]  gezien. [ eiseres ] had daartoe zelf telefonisch een afspraak gemaakt, omdat zij sinds anderhalve week last had van nek- en hoofdpijn zonder aanwijsbare oorzaak.

2.3.   
[ X ]  heeft tijdens het eerste bezoek de anamnese afgenomen en [ eiseres ] vervolgens lichamelijk onderzocht en behandeld. Na de eerste behandeling is direct een vervolgafspraak gepland op 10 augustus 2021. Tijdens deze tweede afspraak heeft [ X ]  een tractie manipulatie techniek toegepast voor het kraken van wervelniveau C I -C2 (hoog cervicale wervelkolom).

2.4.   
Direct na deze behandeling ervaarde [ eiser ] hoofdpijn, misselijkheid, tintelingen aan haar rechterarm en draaiduizeligheid. Om de klachten te verhelpen besloot [ X ]  een triggerpointbehandeling in de hoog cervicale wervelkolom rechts uit te voeren. Toen bleek dat de vegetatieve verschijnselen niet binnen tien minuten verbeterden, heeft [ X ]  in overleg met een collega 112 gebeld vanwege een verdenking op een cerebro vasculair accident (CVA).

2.5.   
[ eiseres ] is vervolgens met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Na het verrichten van onderzoeken heeft de behandelend neuroloog in zijn brief van 10 augustus 2021 aan de huisarts van [ eiseres ] de volgende conclusie genoteerd: "Vertigo, hypesthesie rechter arm, hoofdpijn en onstabiele looppatroon met valneiging naar rechts op basis van een vertebrobasilair infarct zeer verdacht bij vertebralis dissectie '

2.6.   
[ eiseres ] ervaart nog steeds klachten na het herseninfarct, zoals halfzijdige gevoelsstoornis, hoge bloeddruk, zenuwpijn aan de linkerkant van haar lichaam, moeheid en prikkelgevoeligheid.

2.7.   
Bij brief van 23 september 2021 heeft (de advocaat van) [ eiseres ] [ X ]  aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de behandeling op 10 augustus 2021. [ X ]  heeft de brief doorgestuurd naar VvAA ter verdere behandeling.

2.8.   
Bij brief van 28 september 2021 heeft VvAA [ eiseres ] uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek bij [ eiseres ] thuis. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Naar aanleiding hiervan heeft VvAA een concept-bezoekrapportage GOMA opgesteld. [ eiseres ] heeft hierop gereageerd, waarna de rapportage op 8 december 2021 definitief is gemaakt.

2.9.   
Bij brief van 16 februari 2022 heeft VvAA aan [ eiseres ] bericht dat zij uit het onderzoek naar de aansprakelijkheid heeft geconcludeerd dat [ X ]  niet geheel zorgvuldig heeft gehandeld (vanwege een niet gegeven informed consent), maar dat het de vraag is of daardoor schade is opgetreden. VvAA heeft [ eiseres ] voorgesteld om een deskundige voor dit punt te benaderen.

2.10.   
Bij brief van 26 april 2022 heeft (de advocaat van) [ eiseres ] dit voorstel van VvAA afgewezen. [ eiseres ] heeft in deze brief aangegeven dat [ X ]  niet alleen vanwege een niet gegeven informed consent onzorgvuldig heeft gehandeld. [ eiseres ] heeft VvAA verzocht om volledige aansprakelijkheid namens [ X ]  te erkennen en tot vergoeding van de geleden schade over te gaan. VvAA heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.

3.   
Het geschil

3.1 .
[ eiseres ] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat gedaagde partijen hoofdelijk volledig aansprakelijk zijn voor de door [ eiseres ] geleden schade als gevolg van het incident op 10 augustus 2021 ;
II. gedaagde partijen veroordeelt om aan [ eiseres ] te betalen een schadebedrag op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III.    gedaagde partijen veroordeelt om aan [ eiseres ] te betalen een bedrag van € 12.696,53 aan buitengerechtelijke kosten;
Vl. gedaagde partijen veroordeelt tot betaling van de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Standpunt van [ eiseres ]

3.2.    
[ eiseres ] legt aan haar vordering - samengevat - het volgende ten grondslag.
 
3.2.1.
Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 6:74 BW. [ X ]  is hiervoor aansprakelijk. [ X ]  heeft namelijk een beroepsfout gemaakt door niet te handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. [ eiseres ] maakt [ X ]  de volgende drie verwijten.

3.2.2.
Ondanks dat [ eiseres ] tijdens het bezoek op 10 augustus 2021 had meegedeeld dat het na de eerste (effectief gebleken) behandeling een stuk beter ging - de klachten waren gereduceerd en vrijwel verdwenen - heeft [ X ]  een manipulatie toegepast van de hoog cervicale wervelkolom (het 'kraken' van de nek, hierna ook genoemd: tractie manipulatie). Een dergelijke behandeling was, gelet op de aard en ontwikkeling van haar klachten, niet geïndiceerd en in strijd met de toepasselijke richtlijn Nekpijn van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). [ X ]  had moeten afzien van deze interventie die ingrijpend en risicovol is voor de patiënt. Zonder enige onderbouwing is [ X ]  afgeweken van de geldende professionele standaard. Door niet te kiezen voor de meest passende en minst ingrijpende behandelmethode heeft [ X ]  niet de zorg van een goed hulpverlener in de zin van artikel 7:453 BW in acht genomen.

3.2.3.
Ten tweede verwijt [ eiseres ] [ X ]  dat voorafgaand aan de tractie manipulatie geen informed consent heeft plaatsgevonden. Als de informed consent wel was gegeven, en [ eiseres ] dus was geïnformeerd over de aan de tractie manipulatie verbonden risico's, had zij niet voor deze behandeling gekozen en was het letsel niet opgetreden.

3.2.4.
Ten derde verwijt [ eiseres ] [ X ]  dat hij in strijd met de beroepsnorm van de Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie (NVMT) heeft nagelaten om haar voorafgaand aan de nektractie 30 seconden in een pre manipulatieve positie te houden om te controleren of er ongewenste effecten zouden optreden. Omdat hiermee een veiligheidsnorm is geschonden, is de omkeringsregel van toepassing.

3.2.5.
Volgens [ eiseres ] leiden deze drie verwijten er, ieder op zichzelf, toe dat gedaagde partijen hoofdelijk volledig aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de tractie manipulatie op 10 augustus 2021. Door deze behandeling is een vertebralis dissectie ontstaan, die tot een vertebrobasilair infarct heeft geleid. [ eiseres ] heeft hierdoor blijvend letsel opgelopen. Ten tijde van het incident was [ eiseres ] in dienst van haar makelaarskantoor en was zij daarvan voor 25% aandeelhouder. Gedaagde partijen zijn gehouden om de door [ eiseres ] geleden schade te vergoeden.

Standpunt van VVAA c.s.

3.3.    
VvAA c.s. stelt dat de vordering van [ eiseres ] moet worden afgewezen. VvAA c.s. voert daartoe - samengevat - het volgende aan.

3.3.1.
VvAA c.s. betwist dat de tractie manipulatie niet geïndiceerd was. De indicatie was er wel degelijk en blijkt ook uit het patiëntdossier van [ X ] . [ X ]  heeft daarin beschreven dat er bewegingsbeperkingen van de nek waren, in het bijzonder bij het passief bewegen van het hoofd. Volgens [ X ]  kon een zeer beperkte cervicale manipulatie nuttig zijn, ook omdat rechts het beoogde effect al kon worden bereikt met mobiliseren, maar links niet. [ X ]  dacht dat met een zeer lichte amplitude een tractie manipulatie naar rotatie links de pijn- en bewegingsbeperking kon verhelpen.
Verder heeft [ X ]  in zijn reflectie op de verleende zorg in het calamiteitenrapport beschreven dat hij weinig kracht gaf, dat hij twee cavitaties hoorde en dat de patiënt verder in orde leek.
Het beroep van [ eiseres ] op de KNGF-richtlijn Nekpijn gaat volgens VvAA c.s. niet op, omdat deze richtlijn uitsluitend ziet op nekpijn en niet op nekpijn en hoofdpijn waarmee [ eiseres ] zich tot [ X ]  wendde.

3.3.2.
Het tweede verwijt met betrekking tot schending van het informed consent-vereiste is terecht gemaakt. VvAA c.s. erkent dat voorafgaand aan de tractie manipulatie niet specifiek aan [ eiseres ] is gevraagd of zij daarvoor toestemming gaf en met haar zijn ook niet specifiek de mogelijke risico's van die behandeling besproken. Wel betwist VvAA c.s. het causaal verband tussen deze erkende tekortkoming enerzijds en de schade van [ eiseres ] anderzijds. [ eiseres ] heeft geen objectieve gegevens naar voren gebracht op grond waarvan haar stelling kan worden onderbouwd dat zij bij voldoende informatie zou hebben afgezien van de tractie manipulatie.

3.3.3.
Het derde verwijt van [ eiseres ] dat [ X ]  heeft nagelaten om voor het toepassen van de nektractie [ eiseres ] in een pre manipulatieve positie te brengen is volgens VvAA c.s. zonder grond. Uit het calamiteitenrapport blijkt namelijk dat [ X ]  voorafgaand aan de tractie manipulatie wel degelijk de nek van [ eiseres ] in de pre manipulatieve positie heeft neergelegd. Voor zover [ eiseres ] beoogt te stellen dat de pre manipulatieve positie niet gedurende 30 seconden is aangehouden, betwist VvAA c.s. primair dat deze test anno 2021 nog obligaat was en subsidiair dat uit die test, indien deze wel zou zijn uitgevoerd, gekomen zou zijn dat van de tractie manipulatie had moeten worden afgezien. [ eiseres ] heeft dit niet voldoende onderbouwd. Omdat van schending van een veiligheidsnorm geen sprake is, kan de omkeringsregel niet aan de orde zijn.

3.3.4.
Verder ontbreekt, aldus nog steeds VvAA c.s., het voor aansprakelijkheid vereiste causaal verband. VvAA c.s. betwist dat de dissectie bij [ eiseres ] is ontstaan door de tractie manipulatie. De kans daarop is 1 op 2.869.020. Een andere oorzaak is allerminst onaannemelijk.

3.3.5.
VvAA c.s. voert tot slot verweer tegen de in deze procedure gevorderde buitengerechtelijke kosten.

3.3.6.
Voor zover de vordering is gericht tegen (de leden van) de maatschap, stelt VvAA c.s. nog dat deze een juridische grondslag ontbeert.

3.4.   
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.   
De beoordeling

4.1.   
Kern van het geschil betreft de vraag of [ X ]  bij zijn werkzaamheden als manueel therapeut een beroepsfout heeft gemaakt en daardoor contractueel aansprakelijk is jegens [ eiseres ] voor de schade als gevolg van de therapie op 10 augustus 2021. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. Zij licht dit als volgt toe.
 
Maatstaven

4.2.    
De behandeling van een patiënt vindt in beginsel plaats in het kader van een overeenkomst inzake geneeskundige behandeling. 1  De behandelingsovereenkomst wordt door of ten behoeve van de patiënt gesloten met een hulpverlener. Dat kan zijn een individuele behandelaar, een groep behandelaars dan wel een ziekenhuis of andere zorginstelling. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van dit geschil van uit dat [ eiseres ] een behandelingsovereenkomst heeft gesloten met [ X ] . Dit wordt overigens door VvAA c.s. ook niet betwist.

4.3.    
De behandelingsovereenkomst verplicht de hulpverlener in de eerste plaats tot zorg van een goed hulpverlener. 2 De zorg van een goed hulpverlener verwijst naar het handelen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener en vereist voorts dat de hulpverlener handelt in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard en kwaliteitsstandaarden.3  De hulpverlener heeft verder onder meer een inlichtingenplicht die samenhangt met het vereiste van informed consent voor behandelingen 4 en een dossierplicht.5

4.4.    
De verwijzing naar de professionele standaard in artikel 7:453 BW beoogt de zorg van een 'goed hulpverlener' nader in te vullen. De professionele standaard omvat enerzijds het geheel van (private) regels en normen zoals die blijken uit de opleidingseisen voor medici, de inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur en protocollen en gedragsregels waaraan de hulpverlener is gebonden (ook wel de medisch professionele standaard genoemd). Anderzijds omvat de professionele standaard normen die van buiten de beroepsgroep afkomstig zijn, zoals de rechten van patiënten en andere maatschappelijke regelingen.

4.5.   
Bij het bepalen van de medisch-professionele standaard wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van richtlijnen, standaarden en protocollen. Dit zijn handelingsinstructies voor zorgvuldig professioneel handelen in de zorg. Over de juridische status van richtlijnen en protocollen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze in beginsel in acht moeten worden genomen, maar dat daarvan kan of zelfs moet worden afgeweken als op die manier wel de zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener wordt verleend. Dat brengt mee dat een afwijking door de hulpverlener moet worden beargumenteerd en dat het volgen van een protocol of richtlijn niet zonder meer betekent dat de hulpverlener juist heeft gehandeld.6

4.6.
De vraag of de hulpverlener heeft voldaan aan de verbintenissen die voortvloeien uit de behandelingsovereenkomst dient te worden beantwoord aan de hand van de inzichten die bestaan ten tijde van de behandeling.

4.7.
Indien de hulpverlener is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis uit de behandelingsovereenkomst, berust diens (contractuele) aansprakelijkheid om de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden op artikel 6:74 e.v. BW.

4.8.
Tegen de achtergrond van deze maatstaven beoordeelt de rechtbank de vordering van [ eiseres ].

De verwijten

4.9.     [ eiseres ] verwijt [ X ]  dat hij
i) een niet-geïndiceerde behandeling heeft uitgevoerd,
ii) zonder informed consent heeft behandeld en
iii) geen pre manipulatieve test heeft gedaan.

Alle drie verwijten houden verband met de behandeling die [ X ]  op 10 augustus 2021 bij [ eiseres ] heeft verricht. Deze behandeling bestond uit onder meer de manipulatie van de hoog cervicale wervelkolom.

Was de tractie manipulatie geïndiceerd?

4.10.
Het is aan [ eiseres ] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [ X ]  niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend manueel therapeut in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht. [ eiseres ] is immers de partij die zich op het rechtsgevolg van de tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst door [ X ]  beroept.

4.1l .
Uit de vaststaande feiten blijkt dat [ eiseres ] zich op 4 augustus 2021 tot [ X ]  heeft gewend met hoofd- en nekpijnklachten. [ X ]  heeft allereerst de anamnese afgenomen. Hierover heeft hij in het patiëntdossier het volgende, voor zover van belang, genoteerd:
"Beloop:
Sinds 1,5 week last. Geen aanwijsbare oorzaak. Het is uit het niets ontstaan. Misschien slecht geslapen. De klacht wisselt. Het is nu wel iets minder geworden.

Voorgeschiedenis:
Verder klachtenvrij
( ... )
Aard locatie:
Beide zijkanten van de nek. Het trekt naar boven toe. Strakke band om het hoofd. Soms L aan de achterkant van het oog. Zeurende hoofdpijn.

Tijd:
Soms de hele dag last ervan. Avonds wat meer last.
( ... )
Samenhang:
Werken vermindert de klacht.
Ik weet verder niet wat de klacht verergert.

Werk: makelaar. Weinig computeren.
( ... )
 
Ik denk wel dat stress met de klachten te maken kan hebben. Bij hoge werkdruk kan ik ineens nekklachten krijgen.
Beloop: Afgenomen
Duur klacht: Dagen
Aangedane zijden: beide zijden
Stoornissen in functie: NRS 7 op pijn, op een schaal van 0 (geen pijn) tot 10 (zeer hevige pijn)
Beperkingen in activiteiten: nek bewegen (PSK ) waarde: 5)


4.12.
[ X ]  heeft [ eiseres ] vervolgens lichamelijk onderzocht en als voorlopige fysiotherapeutische diagnose "aspecifieke nekpijn" gesteld. [ X ]  heeft het behandelplan bepaald, met als hoofddoel "Volledig herstel op activiteit nek bewegen van PSK 5 naar PSK <=1 ". Daarna is hij gestart met de uitvoering daarvan.
De behandeling bestond uit een zogenaamde Nelson CTO (manipulatie van de cervicale wervelkolom), het informeren van [ eiser ] over de oorzaak en beloop van haar klacht, het adviseren wat wel en niet te doen en het doornemen en meegeven van huiswerkoefeningen. [ X ]  heeft in het patiëntdossier genoteerd dat de behandeling conform de richtlijn Nekpijn plaatsvindt.

4.13.
De richtlijn Nekpijn is de richtlijn van het KNGF, uitgegeven in november 201 6, op het gebied van diagnostiek en behandeling van patiënten met nekpijn. Deze richtlijn beschrijft het aanbevolen fysiotherapeutisch en manueel-therapeutisch handelen bij patiënten met nekpijn. Daarbij is het uitgangspunt dat de richtlijn gevolgd wordt bij patiënten bij wie nekpijn de primaire klacht is.
Volgens de richtlijn moet tijdens het diagnostisch proces onderscheid worden gemaakt tussen nekpijn graad I t/m IV. Vervolgens moet op basis van de anamnese en de bevindingen uit het lichamelijk onderzoek het behandelproflel toegepast worden dat past bij de graad van de nekpijn, het beloop van de klachten (normaal vs. afwijkend) en de aanwezigheid van psychosociale herstel belemmerende factoren (wel vs. niet dominant aanwezig).
Er zijn vier behandelprofielen ontwikkeld op basis van de bevindingen in de literatuur over patiënten met nekpijn.

4.14.
De rechtbank gaat er bij het bepalen van de medisch-professionele standaard van uit dat de richtlijn Neklijn in dit geval van toepassing is. Het klachtenpatroon van [ eiseres ] wijst namelijk op mogelijke spanningshoofdpijn vanuit de nek en [ X ]  heeft ook als werkdiagnose 'aspecifieke nekpijn' aangehouden en de richtlijn Nekpijn gehanteerd. Voor zover VvAA c.s. betwist dat nekpijn de primaire klacht van [ eiseres ] was, gaat de rechtbank daaraan bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing voorbij.
[ X ]  heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij na de anamnese en het lichamelijk onderzoek van [ eiseres ] uitkwam bij nekpijn graad I, met behandelprofiel A uit de richtlijn Nekpijn. De rechtbank zal daar ook van uit gaan, gelet op de inhoud van de anamnese.

4.15.
Volgens de richtlijn Nekpijn is nekpijn graad I nekpijn zonder tekenen of symptomen die kunnen wijzen op grote structurele pathologie en die niet of nauwelijks invloed heeft op activiteiten in het dagelijks leven. Behandelprofiel A luidt als volgt:
 


C.1         Behandelprofiel A
 
Nekpijn graad I/III-normaal beloop: nekpijn welke (in meer of mindere mate) intefereert met activiteiten in het dagelijks leven, en een normaal beloop in herstel van pijn en activiteiten heeft

Vanwege het normale beloop in herstel van pijn en activiteiten. zou gestreefd moeten worden naar een kortdurende behandeling.
De behandeling moet zich beperken tot het informeren van de patiënt weer het normale beloop en het faciliteren van een adequate copingsstijl, ter voorkoming van een afwijkend beloop. De patiënt heeft naar verwachting geen additionele therapie nodig.

Informatie en advies

- Stel de patiënt gerust door uit te leggen dat het beloop van de nekpijn bij veel patiënten gunstig is, dat nekpijn niet schadelijk is en dat een toename van dit type pijn niet geassocieerd is met schade aan lichaamsstructuren.
- Adviseer de patiënt om actief te blijven. Leg uit dat het herstel bevorderd wordt door een matig en geleidelijk toenemend niveau van oefenen. een geleidelijk toenemend niveau van activiteiten en het continueren van of terugkeer naar werk (indien nodig. met aanpassingen van werkzaamheden of arbeid gerelateerde zorg).
- Vermijd aanbevelingen die de patiënt zouden kunnen stimuleren om passief te blijven, en adviseer een fysiek actieve leefstijl en een actief copingstijl.

Aanvullend bij werk gerelateerde nekpijn

- Leg uit dat werk waaraan hoge kwantitatieve eisen worden gesteld, werk waarbij weinig steun uit de sociale of werkomgeving is, werk dat bestaat uit repeterende werkzaamheden, werk met een sedentaire werkpositie, werk waarbij regelmatig en langdurig de nek in een voorwaartse flexiehouding is gepositioneerd, werken met een slechte bureau-instelling en in een slechte werkhouding, bij precisiewerk, en de werkomgeving (bijvoorbeeld onprettige omgang met collega's en leidinggevenden, een onprettige werksfeer) mogelijke risicofactoren zon voor het krijgen van nekpijn.
- Overweeg een consult te adviseren bij. of de patiënt door te verwijzen naar, een bedrijfs- of arbeidsfysiotherapeut, wanneer er sprake is van arbeidsverzuim of productieverlies zonder arbeidsverzuim.

Afsluiting
Streef naar een maximum aantal van ongeveer drie behandelsessies.



4.16.
Het tweede bezoek van [ eiseres] op 10 augustus 2021 heeft [ X ]  geen aanleiding gegeven om de graad van de nekpijn of het behandelprofiel bij te stellen. Uit het patiëntdossier en het door [ X ]  opgestelde calamiteitenrapport blijkt dat [ eiseres ] tijdens dat bezoek heeft verklaard twee dagen hoofdpijn gehad te hebben van de eerste behandeling, maar dat het daarna wel beter was geworden. Zij ervaarde minder hoofdpijn en nekpijn. [ X ]  heeft vervolgens opnieuw de Nelson CTO manipulatie bij [ eiseres ] verricht en de rotatie onderzocht op het Cl -C2 segment naar rechts, wat direct een cavitatie (krakend geluid) gaf. Toen hij hetzelfde wervelsegment naar links onderzocht, voelde hij een stug eindgevoel en geen cavitatie. Omdat stugheid van de nekwervel hoofdpijn kan genereren, besloot [ X ]  een tractie manipulatie (naar rotatie links) toe te passen voor het kraken van wervelniveau Cl-C2. Naar eigen zeggen verrichtte [ X ]  deze behandeling destijds als hoofdpijnspecialist dagelijks, zonder problemen en vrijwel altijd zonder overleg met de patiënt.

4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond voor het toepassen van een tractie manipulatie bij [ eiseres ] echter geen medische rechtvaardiging. Gelet op de richtlijn Nekpijn schrijft de norm van 'het goed hulpverlenerschap' een gereserveerd behandelbeleid voor bij nekpijn graad I en behandelprofiel A. De behandeling moet zich in zo'n geval beperken tot  het informeren van de patiënt over het normale beloop en het faciliteren van een adequate copingstijl, ter voorkoming van een afwijkend beloop.
Dat [ eiseres ] additionele therapie nodig had heeft [ X ]  onvoldoende beargumenteerd met de enkele stelling dat de wervel van [ eiseres ] links stug aanvoelde en het rotatie-onderzoek een bewegingsbeperking opleverde. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank met name van belang dat [ eiseres ] een blanco medische voorgeschiedenis had en dat haar (lichte, kortdurende) klachten na het eerste bezoek aan [ X ]  vrijwel waren verdwenen.
 
4.18.
[ X ]  heeft met de hoog cervicale manipulatie een behandeling bij [ eiseres ] toegepast, waarvan hij - zo heeft hij ter zitting verklaard - op de hoogte was dat deze interventie risico's op mogelijk ernstige en ingrijpende complicaties met zich bracht (de meest ernstige: scheuring van bloedvaten). [ X ]  was er ook mee bekend dat met de inzet van deze behandeling volgens de richtlijn Nekpijn terughoudend moet worden omgegaan (bij patiënten met nekpijn graad III).
Onder de gegeven omstandigheden was ook geen indicatie aanwezig voor de tractie manipulatie op grond van de destijds geldende NVMT Beroepsnorm Hoogcervicale Manipulaties (2012) 7 en/of het protocol bij hoofdpijn van de NVMT.
Er waren bovendien adequate alternatieve vormen van behandeling gericht tegen stijfheid beschikbaar met geen of minder kans op complicaties, zoals het mobiliseren en manipuleren van de middenrug en nek. Daarbij is van belang dat [ X ]  zelf al na de eerste, milde behandeling van [ eiseres ] concludeerde dat sprake was van een effectieve therapie.
Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt dan ook niet in te zien dat de door [ X ]  gemaakte keuze voor toepassing van een tractie manipulatie noodzakelijk was en voldoet aan de professionele standaard.

4.19.
Gelet op het voorgaande is het verwijt dat de tractie manipulatie niet geïndiceerd was terecht door [ eiseres ] naar voren gebracht. [ X ]  heeft met zijn toenmalige wetenschap en mogelijkheden niet zorgvuldig professioneel gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend manueel therapeut mocht worden verwacht. Deze onzorgvuldigheid moet worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op [ X ]  rustende verbintenis uit de behandelingsovereenkomst.

Causaal verband (in de zin van conditio sine qua non)

4.20.
De vraag is of het causaal verband, in de zin van conditio sine qua non-verband, aanwezig is tussen de tekortkoming en de (gestelde) schade. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe overweegt zij als volgt.

4.20.1.
Uit de vaststaande feiten blijkt dat direct volgend op de tractie manipulatie plotseling een heftige lichamelijke reactie optrad. [ eiseres ] kreeg last van hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en tintelingen in de hand. Die verschijnselen passen bij de later in het ziekenhuis vastgestelde dissectie arteria vertebralis rechts (een scheur in de binnenwand van de halsslagader).

4.20.2.
In de overgelegde medische informatie uit het ziekenhuis vindt de rechtbank ook een aanwijzing voor een causale relatie. De behandelaars gaan er (op grond van een MRI scan) vanuit dat als gevolg van de tractie manipulatie een dissectie is ontstaan, wat de basis vormde voor een vertebrobasilair infarct (een herseninfarct).

4.20.3.
[ X ]  vermoedde volgens zijn eigen calamiteitenrapport zelf ook "een CVA op basis van een arteriële dissectie ten gevolge van de hoog cervicale manipulatie". Hij reageerde hierop nog tijdens de behandeling met een triggerpointbehandeling in de hoop dat de situatie van [ eiseres ] zou verbeteren.

4.20.4.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat binnen de beroepsgroep van manueel therapeuten algemeen bekend is dat bij een tractie manipulatie een dissectie als ernstige complicatie kan optreden, ook al komt zo'n complicatie zelden voor.

4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee in beginsel het causaal verband tussen het toepassen van de tractie manipulatie en de dissectie vast. Een andere aannemelijke oorzaak heeft VvAA c.s. geenszins aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet in het procesdossier geen concrete aanwijzingen die ertoe leiden dat de dissectie is ontstaan ofwel tijdens een eerdere gebeurtenis die de klachten van [ eiser ] heeft veroorzaakt, ofwel door het eerdere onderzoek dat [ X ]  heeft verricht ofwel door alledaagse bewegingen, zoals VvAA c.s. stelt. VvAA c.s. heeft ook niet aan de hand van objectieve gegevens weersproken de gemotiveerde stelling van [ eiseres ] dat de kans op het optreden van een spontane dissectie verwaarloosbaar klein is.

4.22.
De rechtbank concludeert gegeven de omstandigheden van dit geval dat er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de tractie manipulatie de dissectie tot gevolg heeft gehad. Dat is voldoende voor het aannemen van het causaal verband (in de zin van conditio sine qua non-verband) dat voor de vestiging van aansprakelijkheid vereist is.

Conclusie aansprakelijkheid [ X ]

4.23.
Het voorgaande leidt tot volledige contractuele aansprakelijkheid van [ X ] . De andere twee verwijten die [ eiseres ] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en de weren daartegen behoeven daarom geen verdere bespreking.
De rechtbank zal de vordering van [ eiseres ] onder I. toewijzen, in zoverre dat zij voor recht zal verklaren dat [ X ]  aansprakelijk is voor de schade die [ eiseres ] als gevolg van de tractie manipulatie op 10 augustus 2021 heeft geleden.
Voor toewijzing van het overige onder I. gevorderde ziet de rechtbank geen grond. Daartoe overweegt zij als volgt.

De Maatschap aansprakelijk "in de lijn van artikel 7:462 BW"

4.24.
Anders dan [ eiseres ] meent, kan de maatschap wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade van [ eiseres ]. Dit licht de rechtbank als volgt toe.

4.25.
[ eiseres ] stelt dat een behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen met de maatschap, waarvan [ X ]  deel uitmaakt. [ eiseres ] meent dat het in de lijn van artikel 7:462 BW gerechtvaardigd is om de maatschap aansprakelijk te houden, omdat de wetgever beoogt een patiënt een ruime mogelijkheid te bieden tot aansprakelijkheid te komen, zonder zich te bekommeren om de onderliggende contractuele verhoudingen.

4.26.
De rechtbank overweegt ten eerste dat een vrijgevestigde maatschap van fysiotherapeuten geen ziekenhuis is als bedoeld in artikel 7:462 BW. Het betoog van [ eiseres ] dat het desondanks gerechtvaardigd is om "in de lijn" van dit artikel toch een centrale aansprakelijkheid aan te nemen, vindt geen steun in het recht.

4.27.
Uit een arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013 volgt dat indien een overeenkomst van opdracht wordt gesloten met een maatschap, de individuele maten jegens  de wederpartij persoonlijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap. 8 Daaruit voortvloeiende vorderingen dienen dan te worden ingesteld tegen de gezamenlijke personen die ten tijde van de dagvaarding maat zijn, waarbij in de dagvaarding kan worden volstaan met vermelding van de naam van de maatschap. De mogelijkheid om aldus de maatschap in rechte te betrekken doet niet af aan de daarnaast bestaande (en eventueel daarmee te combineren) mogelijkheid om de individuele (rechts)personen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst maat waren, in rechte te betrekken ter zake van hun persoonlijke aansprakelijkheid.

4.28.
Voor het bovenstaande is wel vereist dat de overeenkomst met de maatschap is gesloten. Hierover is echter door [ eiseres ] in reactie op de betwisting van VvAA c.s. niet meer of anders gesteld dan wat hiervoor onder 4.26 reeds is verworpen. Daarom moet deze vordering worden afgewezen voor zover deze is gericht tegen de maatschap.

VvAA aansprakelijk op grond van artikel 7:954 BW?

4.29.
[ X ]  is verzekerd tegen aansprakelijkheid bij VvAA. Op grond van artikel 7:954 BW heeft [ eiseres ] een bevoegdheid om rechtstreeks van VvAA betaling van de door [ X ]  verschuldigde schade te vorderen. Maar VvAA is zelf niet aansprakelijk voor de schade. [ eiseres ] houdt voor zijn schade één debiteur, dat is de verzekerde, in dit geval [ X ] . VvAA is daarom niet hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van [ eiseres ].

Schade

4.30.
Begroting van de materiële en immateriële schade is in dit geding, bij gebreke van voldoende concrete aanknopingspunten daarvoor, niet mogelijk, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten die hierna worden besproken. De schade dient, zoals door [ eiseres ] onder II. gevorderd, nader te worden opgemaakt bij staat. Voldaan is aan de hiervoor geldende voorwaarde dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.

4.31.
De rechtbank zal [ X ]  en VvAA, die op grond van artikel 6: 102 BW hoofdelijk verbonden zijn om dezelfde schade te vergoeden, tot vergoeding van de schade veroordelen, zoals in de beslissing onder 5.2 is vermeld. De gevorderde wettelijke rente over de nader bij staat op te maken schade zal de rechtbank afwijzen, omdat die vertragingsschade in het kader van de schadestaatprocedure moet worden vastgesteld.

Buitengerechtelijke kosten

4.32.
[ eiseres ] vordert betaling van de advocaatkosten die tot het moment van het inleiden van de procedure neerkomen op een bedrag van € 12.696,53. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [ eiser ] een declaratie overgelegd met een specificatie van de werkzaamheden, uren en bedragen, die haar advocaat aan haar in rekening heeft gebracht.

4.33.
Deze vordering is gebaseerd op artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW. Voor toewijzing van de vordering is vereist dat in de gegeven omstandigheden de kosten in redelijkheid moeten zijn gemaakt en dat de hoogte van de kosten redelijk is.
VvAA c.s. betwist dat de gevorderde kosten aan deze dubbele redelijkheidstoets voldoen.

4.34.
Dit verweer faalt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de advocaten van [ eiseres ] buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en dat die werkzaamheden ook waren gericht op verkrijging van voldoening buiten rechte. De rechtbank acht de omvang van de werkzaamheden - 40 uur over de periode 1 september 2021 tot en met 18 augustus 2022 redelijk. Dit geldt ook voor de hoogte van de daarop gebaseerde kosten. Dat er door vier personen op het advocatenkantoor aan het dossier is gewerkt geeft geen aanleiding uit te gaan van een lager bedrag. Voor de verrichtingen van twee personen is in totaal slechts € 380,00 gedeclareerd. Verder blijkt niet uit de omschrijvingen van hun verrichtingen dat de advocaten Andriol en Mast, die achtereenvolgens hebben gewerkt, dubbel werk hebben gedaan.

4.35.
Dit leidt ertoe dat het gevorderde bedrag van € 12.696,53 aan buitengerechtelijke kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW zal worden toegewezen.

Proceskosten

4.36.
[ X ]  en VvAA zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [ eiseres ] als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat    1.196,00 (2,00 punten € 598,00)

Totaal € 2.622,03

4.37.   
De maatschap heeft gezamenlijk met VvAA en [ X ]  verweer gevoerd. Hoewel de vordering tegen de maatschap wordt afgewezen, ziet de rechtbank hierin aanleiding om de (afzonderlijke) kosten voor de maatschap op nihil te bepalen.

4.38.   
De rechtbank zal de kostenveroordeling, zoals gevorderd, vermeerderen met de onbetwist gebleven wettelijke rente, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. 

4.39.   
De door [ eiser ] gevorderde nakosten zullen niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden vermeld, omdat die veroordeling ook voor de nakosten al een executoriale titel oplevert.9
 
5.   
De beslissing

De rechtbank

5.1.   
verklaart voor recht dat [ X ]  aansprakelijk is voor de schade die [ eiseres ] als gevolg van de tractie manipulatie op 10 augustus 2021 heeft geleden,

5.2.   
veroordeelt [ X ]  en VvAA - zodanig dat wat de één heeft betaald, de ander bevrijdt - tot vergoeding van de schade die [ eiseres ] als gevolg van de tractie manipulatie op 10 augustus 2021 heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

5.3.   
veroordeelt [ X ]  en VvAA - zodanig dat wat de één heeft betaald, de ander bevrijdt - tot betaling aan [ eiseres ] van een bedrag van € 12.696,53 aan buitengerechtelijke kosten,

5.4.
veroordeelt [ X ]  en VvAA in de proceskosten - zodanig dat wat de één heeft betaald, de ander bevrijdt - aan de zijde van [ eiseres ] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.622,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.5.   
bepaalt de proceskosten van de maatschap op nihil,

5.6.   
verklaart de beslissing tot zover, met uitzondering van 5.1., uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.   
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid, mr. L.J. Saarloos en mr. E.M. Deen en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.

1. Als bedoeld in artikel 7:446 e.v. BW.
2. Zoals uitgewerkt in artikel 7:453 BW.
3. Als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
4. Artikel 7:448 e.v. BW.
5. Artikel 7:454 BW.
6. Conclusie bij de A-G bij de Hoge raad van 21 februari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:175.
7. Inmidedels vervangen door de Beroepsnorm "manuele therapie in de cervicale wervelkolom bij hoofdpijn of nekpijn"(2022).
8. ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290 met annotatie van P. van Schilfgaarde.
9. Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 (P.R. Dekker).

Met dank aan dhr. mr. G.H.B. Andriol, Damsté Advocaten / Notarissen voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBNHO-050723


(Later ook op rechtspraak.nl: Rechtbank Noord-Holland 5 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6383 )