RBNNE-141123
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBNNE-141123
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak/rolnummer: 10510814 CV EXPL 23-3142
Vonnis van de kantonrechter van 14 november 2023
inzake
[eiseres]
wonende te Groningen.
eiseres, hierna [ Eiseres ] te noemen,
gemachtigde mr. A.G.M. Abeln,
tegen
MAAS International B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
gedaagde, hierna Maas te noemen. gemachtigde mr. H.J. Willems.
Het procesverloop
1.1. Bij tussenvonnis van 1 augustus 2023 is een mondelinge behandeling gelast. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [ Eiseres ] producties 14 tot en met 18 overgelegd en de gemachtigde van Maas productie 13.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2023. Op de zitting zijn beide partijen met hun gemachtigden verschenen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden. Deze aantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd. De gemachtigden hebben beiden het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Deze zijn ook aan het dossier toegevoegd.
1.3. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat er een onafhankelijk onderzoek door een deskundige moet plaatsvinden en dat de kosten daarvan door partijen zullen worden gedeeld. De kantonrechter heeft vervolgens in overleg met partijen bepaald dat partijen zich op de rol van 28 november 2023 bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze te stellen vragen.
1.4. Bij e-mailbericht van 19 oktober 2023 heeft de gemachtigde van Maas de kantonrechter verzocht om toch, om proceseconomische redenen, eerst uitspraak te doen over een drietal verweren van Maas, te weten dat [ Eiseres ] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld, dat de vordering is verjaard en dat de klachtplicht is geschonden. Bij brief van 24 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [ Eiseres ] hiertegen bezwaar gemaakt en subsidiair verzocht om, voor zover er wel eerst vonnis wordt gewezen, hem in de gelegenheid te stellen nog schriftelijk op deze verweren te mogen reageren.
1.5. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag tussenvonnis zal worden gewezen. De overwegingen die daartoe hebben geleid, volgen hierna onder 4.1. en 4.2.
De feiten
Het volgende staat tussen partijen, als voldoende gesteld en onvoldoende betwist, vast en acht de kantonrechter van belang.
2.1. [ Eiseres ] is van 1 september 2009 tot 1 augustus 2020 in dienst geweest van Maas, laatstelijk in de functie van locatiemanager bij Micaffé RUG GRS voor gemiddeld 40 uur per week.
2.2. Vanaf 2015 is [ Eiseres ] gaan werken op voornoemde locatie van Micaffé. Haar werkzaamheden bestonden uit het bedienen van klanten, waaronder het bereiden van koffie met een semi-automatisch espressoapparaat, tosti's maken en croissants afbakken, het vullen van apparatuur en de counters met producten, het verrichten van administratieve taken. waaronder het roosteren, verwerken van bestellingen via het kasregister en het bestellen en registreren van voorraden. de reiniging van apparatuur en het dagelijks onderhoud van hulpmiddelen en het aansturen van medewerkers van het MiCaffé. In de eerste periode op deze locatie werkte [ Eiseres ] alleen. Op enig moment kreeg [ Eiseres ] drie uur per dag. tijdens de piekmomenten 's middags, hulp van een collega. Af en toe werkten er stagiaires. Op die momenten was er geen andere ondersteuning.
2.3. Voor het bereiden van een cappuccino met het semi-automatisch espressoapparaat dient eerst de filterdrager te worden gedraaid met vrij veel kracht, daarna dient deze te worden leeggeklopt en schoongemaakt, daarna moet deze onder de molen worden geplaatst voor de koffie, daarna moet dit met kracht worden aangestampt, daarna moet de filterdrager weer in het espressoapparaat te worden geplaatst en tussendoor moet er melk worden opgeschuimd in een kan.
2.4. [ Eiseres ] heeft medio februari 2016 bij Maas gemeld dat zij klachten heeft aan haar pols. Bij e-mailbericht van 24 februari 2016 met onderwerp: "Pols" heeft [ Eiseres ] aan [ M. ] van Maas gevraagd of hij al een terugkoppeling heeft gehad van [ B. ] over haar polsverhaal. [ B. ] gaf barista cursussen aan nieuwe medewerkers.
2.5. [ B. ] is nadien op de werkvloer geweest om tips over de bediening van het espressoapparaat aan [ Eiseres ] te geven.
2.6. Op 1 december 2016 heeft [ Eiseres ] een mail naar Maas gestuurd met daarin een link naar een website waarop wordt aangegeven op welke manier een barista letsel kan oplopen bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
2.7. [ S. ], HR-manager bij Maas, heeft op verzoek van [ Eiseres ] Blue Sky Ergonomics opdracht gegeven [ Eiseres ] advies te geven met betrekking tot haar klachten in relatie tot haar werkplek en werkzaamheden. Op 23 januari 2017 heeft er een gesprek tussen Blue Sky Ergonomics en [ Eiseres ] plaatsgevonden. Bij brief van 27 januari 2017 heeft Blue Sky Ergonomics daarvan een verslag aan [ Eiseres ] gestuurd. Daarin is onder meer geadviseerd bepaalde oefeningen te doen en wat betreft de werkplek piekmomenten in de belasting te voorkomen, de tamper vast te pakken als een deurknop, de tamper-houder lager te plaatsen, de pols in een rechte stand te gebruiken, piston leeg te slaan met handpalm naar beneden, het gewicht gelijkmatig te verdelen over de twee benen, te werken met ontspannen schouders, alles binnen handbereik te plaatsen en zoveel mogelijk te rouleren als er een collega aanwezig is. Als mogelijke hulpmiddelen en aanpassingen is opgenomen het gebruik van een kleiner formaat melkkan, het aanbrengen van een handvatgreep-verdikker, het gebruik van een tampingstation en het gebruik van een voetpomp.
2.8. Op 27 februari 2017 heeft [ Eiseres ] zich ziek gemeld vanwege de klachten aan haar pols, armen, handen en nek.
2.9. Bij brief van 26 september 2017 heeft [ B.B. ], oefentherapeut Mensendieck, een rapport aan Maas gestuurd, waarin is opgenomen dat [ Eiseres ] zich heeft gemeld met Cans-klachten (voorheen RSI) en vanaf 1 augustus 2017 zeven behandelingen bij haar heeft gehad.
2.10. Bij brief van 12 november 2019 heeft fysiotherapeut [ N. ]verklaard dat [ Eiseres ] zich op 22 februari 2017 in zijn praktijk heeft gemeld met klachten aan nek- schouderregio en pijn in de linkerarm en dat zij 16 keer is behandeld in de periode 22 februari 2017 tot en met 30 mei 2017.
2.11. Per 24 februari 2020 heeft [ Eiseres ] een WIA-uitkering ontvangen op grond van 80- 100% arbeidsongeschiktheid.
2.12. Bij brief van 12 november 2021 heeft [ Eiseres ] Maas aansprakelijk gesteld. Maas heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.13. Per 1 januari 2023 is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 60,63%. [ Eiseres ] is inmiddels werkzaam als buurtwerker voor 11,95 uur per week.
2.14. In het op 3 oktober 2023 in opdracht van MAAS opgestelde medisch advies van H. Donkers (bedrijfsarts, verzekeringsarts, medisch adviseur), werkzaam bij LechnerConsult, is opgenomen dat niet kan worden uitgesloten dat de bestaande aspecifieke klachten samenhangen met het werk als locatiemanager/barista bij Maas, maar dat de beschikbare informatie daarvoor een onvoldoende inzichtelijke onderbouwing vormt tegen de achtergrond van de bestaande richtlijnen. Hij heeft daarbij geconstateerd dat er onvoldoende kennis is over de concrete functiebelasting van [ Eiseres ].
Het geschil
3.1. [ Eiseres ] vordert dat Maas bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot de vergoeding van alle geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de omstandigheden waaronder [ Eiseres ] bij Maas heeft moeten werken van 2015 tot en met 2017, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot betaling van een voorschot onder algemene titel van € 10.000,- binnen twee weken na het vonnis, met veroordeling van Maas in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.2. [ Eiseres ] legt aan haar vordering ten grondslag dat Maas, haar voormalig werkgever, op grond van artikel 7:658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is voor de schade die zij stelt te hebben geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden in de periode 2015 tot en met 2017. De gestelde schade bestaat uit materiële en immateriële kosten, waaronder verlies aan verdienvermogen, pensioenschade en medische kosten.
3.3. Maas voert verweer. Zij betwist de schade en haar aansprakelijkheid daarvoor. Voor zover voor dit tussenvonnis van belang voert Maas aan dat [ Eiseres ] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, dat de vordering is verjaard en dat de klachtplicht is geschonden.
De beoordeling
Tussenvonnis
4.1. Hoewel de gemachtigde van [ Eiseres ] gelijk heeft waar hij stelt dat het verzoek tot het wijzen van een tussenvonnis niet overeenkomstig de ter zitting gemaakte afspraken is, ziet de kantonrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen. Tot de afspraken behoorde niet het niet handhaven van de drie hier aan de orde zijnde verweren, zodat daarop hoe dan ook nog zal moeten worden beslist in het geval partijen er na het deskundigenbericht niet samen uitkomen. Mocht een van deze verweren slagen en tot (gehele) afwijzing van de vordering leiden, dan zouden de met het deskundigenbericht gemoeide kosten niet nodig zijn geweest. Maas heeft er daarom voldoende belang bij voorafgaand aan het deskundigenbericht duidelijk te verkrijgen over het al dan niet slagen van deze verweren.
4.2. Ter zitting hebben partijen ieder hun standpunten nader kunnen toelichten, ook die ten aanzien van deze drie verweren, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet [ Eiseres ] nog in de gelegenheid te stellen op deze verweren schriftelijk te reageren.
Verjaring
4.3.1. Allereerst zal het beroep van Maas op verjaring als het meest verstrekkende verweer worden behandeld.
4.3.2. Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Het gaat hier om daadwerkelijke bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Een enkel vermoeden dat er schade bestaat is niet voldoende. Het is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval op welk tijdstip de benadeelde voldoende zekerheid heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend handelen van de betrokken partij.
4.3.3. Maas stelt dat [ Eiseres ] begin 2016 al bekend was met haar klachten en daarmee met de schade en de daarvoor in haar ogen aansprakelijke partij, maar pas op 12 november 2021, dus meer dan vijf jaar later, Maas aansprakelijk heeft gesteld. [ Eiseres ] betwist dat zij in 2016 al ermee bekend was dat haar schade blijvend zou zijn en dat de oorzaak daarvan lag in het mogelijk tekortschieten van Maas. [ Eiseres ] voert aan dat dat haar pas veel later bekend was, op zijn vroegst op 26 september 2017.
4.3.4. De kantonrechter verwerpt het beroep op verjaring. Weliswaar heeft [ Eiseres ] al in 2016 voor het eerst bij Maas gemeld dat zij last had van haar pols, maar dat betekent niet dat zij op dat moment al bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Op dat moment was nog geheel niet duidelijk hoe de klachten zich zouden ontwikkelen en uit de correspondentie blijkt dat het [ Eiseres ] op dat moment alleen te doen was om het wegnemen of verminderen van de klachten, waarbij ook gekeken werd of er aan de wijze waarop de werkzaamheden bij Maas werden verricht iets kon worden aangepast. Maas is in dat laatste ook meegegaan door Blue Sky Ergonomics in te schakelen voor advies over mogelijke aanpassingen in of hulpmiddelen voor de bediening van het semi-automatisch espressoapparaat ter voorkoming of vermindering van de klachten van [ Eiseres ]. De kantonrechter is van oordeel dat op het moment dat Blue Sky Ergnomoics haar advies uitbracht en partijen er beiden van uitgingen dat enkele aanpassingen mogelijk de klachten zouden kunnen wegnemen of verminderen, er in ieder geval nog geen bekendheid bij [ Eiseres ] was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Die bekendheid moet dus zijn ontstaan ná 27 januari 2017. Nu [ Eiseres ] Maas op 12 november 2021 aansprakelijk heeft gesteld, kunnen er geen vijf jaar zijn verstreken na het moment van bekend worden met de schade en de aansprakelijke persoon. De aansprakelijkheidstelling van 2 november 2021 was dus tijdig.
Klachtplicht
4.4.1. Maas stelt verder dat [ Eiseres ] de klachtplicht heeft geschonden, nu zij veel te lang gewacht heeft met het aansprakelijk stellen van Maas. Volgens Maas is zij daardoor in haar bewijspositie geschaad, nu betrokken werknemers reeds uit dienst zijn getreden en een groot deel van haar personeelsdossier al is verwijderd. [ Eiseres ] betwist dat zij de klachtplicht heeft geschonden, nu [ Eiseres ] steeds haar klachten aan Maas kenbaar heeft gemaakt, maar eerder nog niet op de hoogte was van de schade en er geen idee van had dat zij Maas daarvoor aansprakelijk zou willen gaan stellen.
4.4.2. Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser geen beroep meer kan doen op een gebrek in de prestatie van de schuldenaar, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Het protest is vormvrij, als maar duidelijk wordt gemaakt dat de prestatie ondeugdelijk is. In dit geval gaat het dan om het niet hebben voldaan van Maas aan de zorgplicht van artikel 7:658 BW.
4.4.3. Het doel van de klachtplicht is de schuldenaar te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten van de schuldeiser. Voor het antwoord op de vraag of tijdig op de voet van art. 6:89 BW is geprotesteerd, moet acht worden geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie (HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9615). Verder is van belang de waarneembaarheid van de afwijking, de deskundigheid van partijen en de aanwezige juridische kennis. Bij de beoordeling of tijdig is geprotesteerd dient rekening te worden gehouden met enerzijds het voor de werknemer ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren, verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming, en anderzijds de concrete belangen waarin de werkgever is geschaad door het late tijdstip dat is geklaagd, zoals de benadeling in haar bewijspositie of een aantasting van haar mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken.
4.4.4. Dat door [ Eiseres ] tijdens haar dienstverband is geprotesteerd in die zin dat zij Maas heeft meegedeeld dat zij vindt dat Maas niet aan haar zorgplicht van artikel 7:658 BW heeft voldaan, is niet gesteld of gebleken. [ Eiseres ] heeft dit voor het eerst met de aansprakelijkstelling van 12 november 2021 aan Maas kenbaar gemaakt, dus ruim een jaar na beëindiging van het dienstverband. Hoewel hier vrij veel tijd tussen zit, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van niet tijdig protesteren met rechtsverlies tot gevolg.
4.4.5. Daarbij acht de kantonrechter het in de eerste plaats relevant dat het hier gaat om een arbeidsverhouding, waarbij de werknemer, voor zover deze zich er al van bewust is dat op de werkgever de zorgplicht van art. 7:658 BW rust, er in beginsel van uit mag gaan dat de werkgever deze zorgplicht nakomt. Van [ Eiseres ] mag in het kader van artikel 6:89 BW daarom niet zo snel (voortvarend) onderzoek naar nakoming van de zorgplicht van Maas als werkgever worden verwacht. De kantonrechter acht het ook van belang dat de lichamelijke klachten van [ Eiseres ] langzamerhand in ernst en omvang zijn toegenomen en [ Eiseres ] vanaf het begin af aan Maas hierover heeft ingelicht. De acties die door Maas zijn ondernomen nadat [ Eiseres ] hiervan melding heeft gemaakt, te weten voorlichting door [ B. ] en advies van Blue Sky Ergonomics, zijn alle gericht geweest op het beter instrueren van [ Eiseres ] met betrekking tot de bediening van het semi-automatische espresso-apparaat. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter op te vatten als geruststellende verklaringen dat het semi-automatisch espressoapparaat bij een juiste bediening gebruikt kan worden zonder risico's. Ook daarom mocht van [ Eiseres ] minder snel een voortvarend onderzoek worden verwacht naar eventuele schending van de zorgplicht van Maas als werkgever.
4.4.6. Verder is in belangrijke mate bepalend of de belangen van Maas zijn geschaad, en zo ja, in hoeverre. Maas stelt dat werknemers inmiddels uit dienst zijn getreden. Dat maakt het voor haar evenwel niet onmogelijk om hen als getuigen op te roepen (of zoals [ Eiseres ] heeft gedaan verklaringen door ex-werknemers te laten opstellen), zodat niet valt in te zien hoe zij hierdoor in haar belangen is geschaad. Maas beroept zich verder op het niet meer in het bezit hebben van (een deel van) het personeelsdossier van [ Eiseres ]. Welke -voor deze zaak- relevante gegevens zij daardoor nu mist, stelt ze echter niet. Verder heeft Maas ter zitting naar voren gebracht dat de locatie van MiCaffé inmiddels is gesloten en informatie over bijvoorbeeld de hoeveelheid kopjes die per dag werden gezet niet meer valt te achterhalen. Voorstelbaar is dat Maas hierdoor minder eenvoudig bepaalde stellingen van [ Eiseres ] zal kunnen weerleggen en in zoverre in haar belangen is geschaad. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat niet is gebleken dat het onmogelijk is de gestelde feiten te onderzoeken en zo mogelijk te weerleggen, bijvoorbeeld door het horen van getuigen. De gevolgen voor Maas van het eerst op 12 november 2021 protesteren lijken dus beperkt.
4.4.7. Het voorgaande, in samenhang beschouwd met de ingrijpende gevolgen die het te laat protesteren voor [ Eiseres ] zou hebben, is de kantonrechter van oordeel dat [ Eiseres ] geen gebrek aan voortvarendheid kan worden verweten. Het verweer dat de klachtplicht is geschonden gaat niet op.
Stelplicht
4.5.1. Maas stelt dat [ Eiseres ] onvoldoende heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht, nu zij onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld welke klachten zij heeft, waaruit dit blijkt en waarom zij dit in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft opgelopen. Maas wijst daarbij erop dat [ Eiseres ] slechts een beperkt deel van haar medisch dossier heeft overgelegd en [ Eiseres ] slechts in algemene zin naar haar medisch dossier heeft verwezen.
4.5.2. Met [ Eiseres ] is de kantonrechter van oordeel dat [ Eiseres ] haar klachten en de ontwikkeling daarvan voldoende heeft omschreven om aan haar stelplicht te voldoen. Ze heeft weliswaar niet haar hele medische dossier overgelegd, maar uit de wel overgelegde stukken komt naar voren dat zij RSI-achtige klachten heeft. Zij stelt verder dat zij deze klachten in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft opgelopen, waarbij zij heeft gesteld dat haar werk met name uit het bereiden van koffie met het semi-automatisch espressoapparaat bestond, waarbij repeterende handelingen moeten worden verricht, en zij het grootste deel van de dag alleen in MiCaffé werkte, waarbij een en ander is onderbouwd met meerdere verklaringen van ex-collega's. Het verweer van Maas dat [ Eiseres ] niet voldoende aan haar stelplicht heeft voldaan kan dan ook niet slagen.
4.6. Nu de hiervoor behandelde verweren niet tot afwijzing van de vordering leiden zal de kantonrechter de zaak (nogmaals) verwijzen naar de rol van 28 november 2023 voor het nemen van een akte door beide partijen, waarbij zij zich kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze te stellen vragen.
4.7. De kantonrechter houdt voor het overige iedere beslissing aan.
De beslissing
De kantonrechter:
5.1. verwijst de zaak (nogmaals) naar de rol van 28 november 2023 voor het nemen van een akte zoals omschreven in 4.6.;
5.2. houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, kantonrechter, en op 14 november 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
Met dank aan mw. mr. Dianne Abeln, Abeln Bron Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBNNE-141123