Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 271124

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBDHA-271124

Beschikking


RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel
Zaaknummer/rekestnummer: C/09/662962/HA RK 24-135

Beschikking van 27 november 2024

in de zaak van
1. STICHTING GROENE HART ZIEKENHUIS te Gouda.
2. ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED B.A. te Den
Haag.
verzoekers.
hierna te noemen "het ziekenhuis". "Centramed" en gezamenlijk "Centramed c.s.". advocaat: mr. M.L. Jinkes de Jong te Zoetermeer.

tegen

[verweerder] te Utrecht.
verweerder.
hierna te noemen: [ verweerder ] ,
advocaat: mr. M.G.F. de Graaff-Bosch te Utrecht.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht op grond van artikel 202 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ("Rv") van 12 maart 2024. met producties 1 tot en met 5:
- het bericht van [ verweerder ] van 14 augustus 2024, met het verzoek een door hem opgeworpen bevoegdheidsincident te beoordelen:
- het verweerschrift tevens houdende bevoegdheidsincident van 16 augustus 2024. met producties 1 tot en met 7:
- het bericht van Centramed c.s. van 19 augustus 2024, waarin zij zich heeft uitgelaten over het bevoegdheidsincident.
- het bericht van de rechtbank van 22 augustus 2024, waarin zij zich bevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht en heeft bevestigd dat de geplande zitting doorgang zal vinden:
- het bericht van [ verweerder ] van 27 augustus 2024. waarin hij bezwaar heeft gemaakt tegen het oordeel van de rechtbank in het bevoegdheidsincident.

1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2024. Daarbij is het verzoek van Centramed c.s. en het bevoegdheidsincident van [ verweerder ] met partijen en hun advocaten besproken. Van dat wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht is geen proces-verbaal opgemaakt, wel zijn er zittingsaantekeningen gemaakt. Partijen hebben verzocht de zaak aan te houden, om de mogelijkheid van een gezamenlijke vraagstelling voor de deskundige te kunnen onderzoeken.

1.3. Op 10 oktober 2024 heeft Centramed c.s. de rechtbank geschreven dat het niet is gelukt overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke vraagstelling en namens partijen beschikking gevraagd. Bij het bericht heeft Centramed c.s. een (gewijzigd) voorstel voor een vraagstelling gevoegd met 16 vragen. Op 11 oktober 2024 heeft [ verweerder ] op zijn beurt een gewijzigd voorstel voor een vraagstelling ingediend met 23 vragen.

1.4.  Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2. De feiten
2.1. Op 10 januari 2019 is [ verweerder ] in het ziekenhuis geopereerd door [ Orthopedisch Chirurg ]. Het betrof een revisieoperatie van een eerder verrichte voorste kruisbandoperatie in de linkerknie. [ verweerder ] bleef klachten houden en heeft andere orthopedisch chirurgen bezocht in het kader van een second en een third opinion, waarna nieuwe operatieve ingrepen zijn gevolgd.

2.2. [ verweerder ] heeft zich op het standpunt gesteld dat de operatie van 10 januari 2019 niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat hij daardoor materiële en immateriële schade heeft geleden (en nog lijdt). Volgens [ verweerder ] is de geplaatste kruisband niet goed gepositioneerd. was de dossiervorming niet adequaat en is een onjuiste diagnose gesteld voor de klachten na de operatie.

2.3. Op 10 januari 2021 heeft [ verweerder ] zich tot de klachtencommissie van het
ziekenhuis gewend. [ verweerder ] heeft [ Orthopedisch Chirurg ] daarbij verweten dat hij:
(i) de revisie van de voorste kruisband aan de linkerknie op 10 januari 2019 niet op
juiste wijze heeft uitgevoerd:
(ii) de klachten van [ verweerder ] na revisie niet serieus heeft genomen:
(iii) een verkeerde diagnose heeft gesteld ten aanzien van de klachten na de operatie.

2.4. De klachtencommissie heeft de klachten van [ verweerder ] sub (i) en (iii) gegrond verklaard en heeft overwogen als volgt:

"sub 2.3 (i):
Ad 1: 
De revisie van uw voorste kruisband aan uw linkerknie op 10 januari 2019 is niet op juiste wijze uitgevoerd;
(...).
Hoewel niet in de klacht verwoord, kan de klachtencommissie niet anders dan constateren dat het wenselijk zou zijn geweest dat dhr. [ Orthopedisch Chirurg ] uw medisch dossier uitgebreider had bijgehouden. Ook de inhoud van de communicatie t.a.v. de voorgestelde behandeling is niet terug te vinden in het dossier; er is alleen aangegeven in het dossier dat informatie is verstrekt over de voorgestelde behandeling. Hieruit is niet af te leiden welke informatie is verstrekt aan u, of meerdere opties was betreft de uit te voeren operatie zijn besproken, meer in het bijzonder of er een of twee procedures gedaan zouden worden. Hebt u samen met dhr. [ Orthopedisch Chirurg ] een gewogen keuze kunnen maken voor welke procedure met de bijbehorende voordelen en ook risico's? tijdens de hoorzitting bleek dat de overwegingen voor de keuze operatie wel binnen vakgroep, maar niet met u. de patiënt, zijn besproken (informed consent). Dit is een aandachtspunt voor dhr. [ Orthopedisch Chirurg ]."

"sub 2.3 (iii):
Ad 3

Verkeerde diagnosestelling t.a.v. de klachten na uw operatie.
U geeft aan dat dhr. [ Orthopedisch Chirurg ] niet voldoende aanvullend onderzoek uitvoerde, met een verkeerde diagnose als gevolg.
Uit de second en third opinion komt naar voren dat de kruisband niet goed functioneert en in slechte staat verkeert. Dit is niet terug te vinden in de status en het behandelplan van dhr. [ Orthopedisch Chirurg ]. Daarin is alleen opgenomen dat een ruptuur niet was uitgesloten op de MRI.
Hier is achteraf gezien sprake van een verkeerde inschatting van de situatie door dhr. [ Orthopedisch Chirurg ]. Een voorstel tot vervanging van ook de voorste kruisband is niet in de statusvoering opgenomen. Alleen de rotatoire instabiliteit wordt hierin beschreven.
Op de hoorzitting bleek dat zowel dhr [ Orthopedisch Chirurg ] als zijn collega samen nog de knie hebben beoordeeld. Een insufficiënte voorste kruisband is een klinische diagnose die ondersteund kan worden door een MRI. Ook op dat moment is de insufficiëntie niet vastgesteld. denkt de klachtencommissie. Het staat niet benoemd in de statusvoering en het behandelplan is niet gewijzigd. Uit de stukken betreffende de tweede en derde mening blijkt dat er sprake was van een voorste kruisband insufficiëntie en een rotatoire instabiliteit en dat die niet opgelost konden worden door de het uitvoeren van een Lemaire procedure alléén, zoals dhr. [ Orthopedisch Chirurg ] voorstelde. Dat ook de voorste kruisband weer gereconstrueerd moest worden is door de beide andere artsen ten tijde van de tweede en derde mening onderschreven.

2.5. In juli 2022 heeft [ verweerder ] althans zijn advocaat namens hem het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de gevolgen die hij ondervindt van verwijtbaar medisch handelen bij de revisieoperatie van 10 januari 2019.

2.6. Het ziekenhuis heeft de behandeling van de aansprakelijkstelling overgedragen aan haar verzekeraar. Centramed.

2.7. Op 26 januari 2023 heeft Centramed c.s. aansprakelijkheid afgewezen.

2.8. Centramed c.s. heeft voorgesteld een gezamenlijke expertise door een orthopedisch chirurg te laten uitvoeren, waarmee [ verweerder ] heeft ingestemd. Partijen zijn het eens geworden over de persoon van de deskundige, waarover hierna meer, maar hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de vraagstelling die aan de deskundige moet worden voorgelegd.

3. Het verzoek

3.1. Het (gewijzigde) verzoek van Centramed c.s. strekt ertoe dat de rechtbank op grond van artikel 202 lid 1 Rv een voorlopig deskundigenonderzoek beveelt, met benoeming van dr. R.E.A.M. Zwartelé als deskundige. en de deskundige opdraagt de 16 vragen te beantwoorden die Centramed c.s. op 10 oktober 2024 heeft voorgesteld.

3.2. Centramed c.s. legt aan het verzoek ten grondslag dat partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag of sprake is van verwijtbaar medisch handelen van het ziekenhuis jegens [ verweerder ] en daarom in een impasse zijn geraakt bij de afwikkeling van de schade van [ verweerder ]. Het ziekenhuis erkent dat de femorale tunnel bij de operatie van 10 januari 2019 te ver naar voren is geplaatst. maar wijst op de mogelijkheid dat de operateur hier in de gegeven omstandigheden min of meer toe werd gedwongen en stelt dat er geen aanwijzingen zijn dat in dit geval niet is gehandeld conform de geldende professionele standaard. Het ziekenhuis wijst de verwijten dat de dossiervorming niet adequaat was en dat ten aanzien van de klachten na de operatie een onjuiste diagnose is gesteld, van de hand. Het ziekenhuis is bereid het voorschot voor de kosten van de deskundige te voldoen (artikel 195 Rv).

3.3. [ verweerder ] voert aan dat de rechtbank Den Haag niet bevoegd is over het verzoek van Centramed c.s. te oordelen en verzoekt de zaak te verwijzen naar de rechtbank Midden- Nederland, locatie Utrecht op grond van artikel 203 lid 1 Rv jo. artikel 99 Rv en artikel 270 lid 1 Rv. Voor het overige geldt dat [ verweerder ] het niet eens is met de door Centramed c.s. voorgestelde vraagstelling voor de deskundige en wil dat zijn laatste voorstel daartoe (1.3) als uitgangspunt zal dienen.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

Bevoegdheid

4.1. [ verweerder ] heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Den Haag niet bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen en heeft verzocht om verwijzing van de zaak. Centramed c.s. heeft toegelicht dat het niet waarschijnlijk is dat zij in een eventuele bodemprocedure zal optreden als eisende partij en dat voor de hand ligt dat [ verweerder ] dit zal zijn, heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel Rechtbank Den Haag als Rechtbank Utrecht bevoegd is van het verzoek kennis te nemen en heeft bezwaar gemaakt tegen verwijzing.

4.2. De rechtbank heeft partijen bericht dat zij zich bevoegd zal verklaren kennis te nemen van het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht en dat de zaak niet zal worden verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.

4.3. Op grond van artikel 203 Rv kan het verzoek worden ingediend bij de rechter die "vermoedelijk" bevoegd is van de hoofdzaak kennis te nemen. Beoordeeld moet worden of de Rechtbank Den Haag bevoegdheid toekomt in verband met de hoofdzaak op grond van de artikelen 99 tot en met 109 Rv. [ verweerder ] erkent dat - indien hij degene is die de hoofdzaak aanhangig maakt - de rechtbank Den Haag bevoegd is op grond van artikel 99 Rv. Dat volgens hem daarnaast alternatieve bevoegdheid bestaat van de rechtbank Midden- Nederland, locatie Utrecht, maakt dat niet anders. Daarmee staat vast dat er in verband met de hoofdzaak niet vermoedelijk, maar met zekerheid bevoegdheid is van de rechtbank Den Haag. Artikel 203 Rv schrijft niet voor dat de rechter waar het verzoek aanhangig wordt gemaakt moet inschatten bij welke bevoegde rechter de zaak uiteindelijk zal worden aangebracht wanneer er in beginsel meerdere bevoegde rechters zijn. Zodra de rechter op grond van artikel 99 tot en met 109 Rv bevoegd kan zijn om van het aanhangig te maken geding kennis te nemen, is die rechter op grond van artikel 203 Rv bevoegd van het verzoek kennis te nemen. In verband met een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht geldt bovendien dat niets eraan in de weg staat dat het deskundigenbericht in een later bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. aanhangig te maken procedure wordt ingebracht.

4.4. [ verweerder ] heeft onder verwijzing naar twee uitspraken van de rechtbank Midden- Nederland (1)  bezwaar gemaakt tegen genoemd oordeel van de rechtbank over haar bevoegdheid. De rechtbank heeft [ verweerder ] ter zitting voorgehouden dat een vergelijking met voornoemde uitspraken niet opgaat, omdat die procedures betrekking hebben op verzoeken tot het houden van een procedure in deelgeschil op grond van artikel 1019w Rv en dus geen verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht op grond van artikel 202 Rv jo. artikel 203 Rv inhouden, zoals in onderhavig geschil aan de orde is. Artikel 203 Rv en 1019x Rv zijn bovendien anders geformuleerd. In artikel 203 Rv wordt uitgegaan van de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van “het aanhangig te maken geding“ kennis te nemen (er is dus nog geen inhoudelijke zaak aanhangig), terwijl artikel 1019x Rv uitgaat van de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn kennis te nemen van “de zaak, indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt“ (de zaak is in dat geval al aanhangig door het starten van het deelgeschil).

4.5. De rechtbank zal het verzoek van Centramed c.s. inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling

4.6.  Een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv moet in beginsel worden toegewezen, als dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. [ verweerder ] heeft zich niet tegen het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek verzet en het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten. Het verzoek zal worden toegewezen.

De persoon van de deskundige

4.7. Partijen zijn het erover eens dat aan dr. R.E.A.M. Zwartelé. orthopedisch chirurg. zal worden gevraagd een deskundigenonderzoek te verrichten.

4.8. De rechtbank heeft dr. Zwartelé geïnformeerd over het gezamenlijk verzoek van partijen. Dr. Zwartelé heeft laten weten dat hij in staat en bereid is de expertise te verrichten en heeft een begroting van het voorschot voor zijn werkzaamheden gegeven. De rechtbank heeft partijen hierover geïnformeerd.

Het voorschot

4.9. Dr. Zwartelé verlangt als voorschot op zijn honorarium een bedrag van (10 uur x uurtarief € 272.25 inclusief btw =) € 2.722.50 inclusief btw. exclusief kosten voor eventueel aanvullend onderzoek. Partijen hebben gelegenheid gekregen zich uit te laten over de begroting van het voorschot. Zij hebben daartegen geen bezwaren geuit.

4.10. De begroting van dr. Zwartelé komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal daarom overgaan tot benoeming van dr. Zwartelé als deskundige en het voorschot voor zijn werkzaamheden vaststellen zoals omschreven in het dictum.

4.11. Het voorschot voor de werkzaamheden van de deskundige komt volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv voor rekening van Centramed c.s., die zich bereid heeft verklaard het voorschot te voldoen.

De vraagstelling
4.12. Wat partijen verdeeld houdt is de vraagstelling die aan de deskundige moet worden voorgelegd.

4.13. Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling ieder een eigen vraagstelling voorgesteld, die tijdens de mondelinge behandeling is besproken. De zaak is aangehouden teneinde een regeling te beproeven, wat niet is gelukt, waarna partijen separaat een gewijzigde vraagstelling hebben ingediend. De rechtbank heeft in aanmerking genomen wat partijen (ter zitting en daarna schriftelijk) naar voren hebben gebracht over hun oorspronkelijke en gewijzigde voorstellen en stelt de vraagstelling vast als volgt.

4.14. De vraagstelling voor de deskundige luidt:

ALGEMEEN
1.  Staat het u vrij om deze expertise te verrichten, in die zin dat u niet in een persoonlijke of zakelijke relatie staat tot de bij deze expertise betrokken patiënt, de zorgverleners en het ziekenhuis?
2. Beschikt u over voldoende gegevens om deze casus te kunnen beoordelen? Zo nee, wilt u
aangeven welke gegevens u graag nog zou ontvangen alvorens te rapporteren?
3. Welke zijn uw bevindingen na opname van de anamnese: bestudering van het medisch dossier en het lichamelijk onderzoek van betrokkene?

HOE HOORT HET IN HET ALGEMEEN TE GAAN?
4. Kunt u voor de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling waar het hier over gaat (namelijk: het verkrijgen van informed consent. de uitvoering van de operatie op 10 januari 2019 en het stellen van een diagnose ten aanzien van de persisterende klachten nadien) aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard? Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?
5. Zijn er volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard meerdere
mogelijkheden van behandeling? Zo ja, kunt u deze beschrijven?
6. (afhankelijk van het antwoord op vraag 5) Kunt u aangeven of er binnen de beroepsgroep
bestaande medisch professionele standaard iets bekend is over het verschil in resultaat van de behandelingen?

HOE IS HET IN DIT GEVAL GEGAAN EN WAS DAT CONFORM DE PROFESSIONELE STANDAARD?
7. Kunt u op basis van het medisch dossier een beschrijving geven van de in vraag 4 genoemde
stadia van de geneeskundige behandeling zoals verricht bij betrokkene in het Groene Hart Ziekenhuis?
8. Is betrokkene voldoende geïnformeerd over de voorgestelde behandeling, de alternatieven en de risico's en complicaties? Zo nee. waarover is betrokkene onvoldoende geïnformeerd?
9. Is de operatie op 10 januari 2019 uitgevoerd in overeenstemming met de geldende professionele standaard, rekening houdend met de geldende richtlijnen op uw vakgebied? Zo ja, was het toepassen van de geldende standaard in casu ook geïndiceerd? Zo nee. hoe had de operateur in de gegeven omstandigheden dan anders moeten handelen en op grond waarvan? Kunt u in dit verband aandacht besteden aan de locatie van de femurtunnel en de anatomische positionering ten behoeve van het functioneren van de kruisband.
Graag uw antwoord toelichten.
10. Heeft de diagnostiek van drs. Poelman na de operatie voldaan aan de professionele standaard? Zo nee, hoe had de diagnostiek in de gegeven omstandigheden dan wel moeten verlopen en in welk opzicht zou dat dan tot een andere uitkomst hebben geleid?
11. Voldoet de dossiervorming uit het Groene Hart Ziekenhuis aan de daarvoor geldende standaard?
Zo nee, waarom niet?

Onderstaande vragen behoeven alleen beantwoord te worden indien het antwoord op een of meerdere vragen van de vragen 8 tot en met 11 ontkennend is.
12. Kunt u aangeven wat het onzorgvuldig handelen voor gevolgen heeft gehad op het ziektebeloop. het behandelingsresultaat en de prognose? Wilt u uw overwegingen zo duidelijk en uitvoerig mogelijk weergeven?
13. Is er naar uw mening sprake van een medische eindtoestand? Zo neen. is er een toename te
verwachten van het huidige functieverlies en beperkingen in het dagelijks leven? Indien er nog een behandeling kan plaatsvinden, wat kan dit betekenen voor de aanwezige klachten c.q. beperkingen?
14. Zijn de door u gevonden afwijkingen geheel. gedeeltelijk of geheel niet te zien als gevolg van de
niet-correcte behandeling? Kunt u dit toelichten?
15. Welke beperkingen ondervindt betrokkene in het dagelijks leven (desgewenst tijdens hobby's en
recreatie)?
16. Welke beperkingen zouden er zijn geweest bij een wél medisch zorgvuldige behandeling? 17. Hoe hoog schat u het percentage blijvende invaliditeit. rekening houdend met de AMA normen
(laatste editie)?
18. Hoe hoog zou dit percentage zijn geweest bij een wel medisch zorgvuldige behandeling? 19. Heeft u nog therapeutische suggesties voor betrokkene of andere opmerkingen die voor deze
casus van belang zouden kunnen zijn?

Informatie ten behoeve van het onderzoek

4.15. De deskundige krijgt de beschikking over alle stukken in het dossier en de rechtbank laat het aan de deskundige over om te beoordelen welke aanvullende medische gegevens en informatie hij voor zijn onderzoek noodzakelijk acht. De rechtbank zal daarom bepalen dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als hij daarom vraagt.
4.16. Als een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijk opmerkingen en verzoeken aan de deskundige stuurt. moet zij daarvan direct een kopie aan de wederpartij
sturen.

De onderzoekstermijn

4.17. De rechtbank zal de termijn waarbinnen de deskundige het onderzoek dient te verrichten bepalen op zes maanden. De rechtbank ontvangt graag tijdig bericht van de deskundige als hij langer nodig blijkt te hebben. In dat geval zal in overleg met de deskundige een nadere termijn worden bepaald.

Blokkeringsrecht en medewerkingsplicht

4.18. Hoewel het onderzoek is gericht op de beoordeling van het medisch handelen van [ Orthopedisch Chirurg ] kan op voorhand niet worden uitgesloten dat de deskundige bij de beantwoording van de vragen tevens de gezondheidstoestand van [ verweerder ] beoordeelt. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de deskundige [ verweerder ] in de gelegenheid moet stellen gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht.

4.19. Partijen zijn wettelijk verplicht mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, waaronder ook een (lichtvaardig) beroep op het blokkeringsrecht kan worden begrepen, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.20. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.
De beslissing
De rechtbank:

5.1. beveelt een onderzoek door dr. R.I.A.M. Zwartelé op basis van de vraagstelling zoals vastgesteld in deze beschikking onder 4.14:
5.2.
benoemt tot deskundige:
dr. R.E.A.M. Zwartelé, orthopedisch chirurg Orthopedisch Expertise Centrum West-Nederland Postbus 484
2100 AL Heemstede

het voorschot


5.3. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op een bedrag van € 2.722.50 inclusief btw, exclusief kosten voor eventueel aanvullend onderzoek:

5.4. bepaalt dat Centramed c.s. het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak:

5.5. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot:

5.6. bepaalt dat. indien sprake is van onvoorziene kosten, de deskundige deze onder overlegging van de onderliggende facturen van derden separaat bij de rechtbank kan indienen:

het onderzoek

5.7. bepaalt dat Centramed c.s.. voor zover dat nog niet is gebeurd, binnen twee weken na afgifte van deze beschikking een afschrift van het procesdossier (verzoek- en verweerschrift inclusief producties en deze beschikking aan de deskundige moet doen toekomen:

5.8. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door hem in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats:
5.9. wijst de deskundige erop dat:
- hij voor aanvang van het onderzoek moet kennisnemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op (.....) of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie):
- hij het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen:
- hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn:

5.10 bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien hij daarom vraagt, hem toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen en hem ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek:

het schriftelijk rapport

5.11. draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren (Team Handel - afdeling Algemene Zaken. Postbus 20302, 2500 EH Den Haag), onder vermelding van het zaak- en rekestnummer en onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie:

5.12. wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd:
- de deskundige [ verweerder ] in de gelegenheid moet stellen gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [ verweerder ] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan hem (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet worden toegestuurd en [ verweerder ] daarbij een termijn van twee weken moet worden geboden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [ verweerder ] zich van commentaar op het concept moet onthouden):
- indien [ verweerder ] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet meedelen:
- indien [ verweerder ] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht. de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden:

5.13. bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan hen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept- rapport te reageren.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.

1. Rb. Midden-Nederland (locatie Utrecht) 8 augustus 2018. ECLI:NL:RBMNE:2018:6797 en Rb. Midden- Nederland (locatie Utrecht) 3 april 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2062.

Met dank aan mw. mr. M.G.F. (Babette) de Graaff-Bosch, Baen Advocatuurvoor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBDHA-271124