Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 150724-2

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBGEL-150724-2

eerder al op het LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl ECLI:NL:RBGEL:2024:6615

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummers/rekestnummers: C/05/430965/HZ RK 24-6 en C/05/433512 HZ RK 24/22

Beschikking van 15 juli 2024

in de zaak van

[ verzoeker ],
te [ woonplaats ],
verzoekende partij in het deelgeschil, verwerende partij in het verzoek voorlopig deskundigenbericht,
hierna te noemen: [ verzoeker ],
advocaat: mr. M. Zwagerman,

tegen

[ verweerder ]
te [ verstigingsplaats ] ,
verwerende partij in het deelgeschil, verzoekende partij in het verzoek voorlopig deskundigenbericht,
hierna te noemen: [ verweerder ],
advocaat: mr. J.R. Meelker.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, tevens verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht
- het verweerschrift in het voorlopig deskundigenbericht
- de brief van 14 juni 2024 van mr. Meelker met daarbij de bijlagen 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2024, ter gelegenheid waarvan beide advocaten spreekaantekeningen hebben voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Vervolgens is beschikking bepaald.

2. De feiten

2.1. [ verzoeker ] is op 8 september 2014 op de fiets aangereden door een bij [ verweerder ] verzekerde auto. [ verzoeker ] was toen 10 jaar oud. Door de aanrijding is [ verzoeker ] met zijn hoofd tegen de A-stijl van de auto gekomen. Hij is gelanceerd en twaalf meter verderop op het wegdek gevallen.

2.2. Als gevolg van het ongeval heeft [ verzoeker ] een sleutelbeenbreuk, polsletsel en hersenletsel opgelopen.

2.3. [ verweerder ] heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.4. Om de ernst en de gevolgen van het door het ongeval ontstane hersenletsel te kunnen beoordelen, hebben partijen in gezamenlijke opdracht van 10 mei 2022 (kinder)neuroloog dr. A. Verrips (hierna: Verrips) een deskundigenonderzoek laten uitvoeren. Partijen waren het eens dat neuropsycholoog drs. T. Koene (hierna: Koene) een neuropsychologisch onderzoek zou uitvoeren als onderdeel van het neurologisch onderzoek.

2.5. Op 30 september 2022 heeft Verrips partijen gewezen op de pensionering van Koene.

2.6. [ verzoeker ] heeft neuropsychologen drs. J. Ebbinge, prof. dr. H.A.M. Middelkoop voorgesteld. Deze voorstellen zijn door [ verweerder] afgewezen.
[ verweerder ] heeft neuropsychologen dr. J.F.M. de Jonghe, drs. M. Vlugter en drs. R. van Oort voorgesteld, welke voorstellen door [ verzoeker ] zijn afgewezen.
In januari 2023 stelt [ verzoeker ] prof. dr. A.P. Aldenkamp (hierna: Aldenkamp) voor. [ verweerder ] wijst dit voorstel af en schrijft:
"Overleg met de medisch adviseur van [ verweerder ] heeft inmiddels kunnen plaats vinden en gelet op het overleg is er geen akkoord om het npo door de heer Aldenkamp te laten verzorgen. We hebben meerdere rapporten van zijn kant gezien die voor forse discussie tussen partijen aanleiding hebben gegeven en die zelfs aan de kant van de neuroloog tot op en aanmerkingen heeft geleid. Daarom valt Aldenkamp als optie af.
Ik vraag de medisch adviseur of hij nog andere suggesties kan aandragen.
(...)
Of zullen we de keus uiteindelijk maar aan dr Verrips overlaten?
(...)
 "

2.7. Op 23 januari 2023 heeft Verrips in zijn concept-rapportage onder meer het volgende geschreven:
"(...)
V Samenvatting en beschouwing
De voorgeschiedenis van betrokkene vermeldt dyslexie en ADHD, waarvoor alleen op school Ritalingebruik. (...)
De huidige klachten van betrokkene bestaan uit moeheid, dat is elke ochtend het geval. (...) Deze moeheid blijft overdag bestaan. Hij slaapt overdag niet. Hij ligt wel veel op de bank. Het fietsen naar school, een afstand van 7 km, was al teveel voor hem. Hij kan niet doen wat zijn leeftijdsgenoten wel kunnen doen, het put hem uit, hij komt dan tot niets meer. Voor het ongeval was hij energiek maar nu heeft hij te weinig energie en een trage leercurve. De snelheid van lezen is afgenomen. Er is tevens een mentale vermoeidheid aanwezig, hij heeft heel veel interesses maar is dan te moe om iets op te pakken. Achter de computer zitten is soms al te veel gevraagd. Hij is niet somber. (...) Hij heeft uiteindelijk zijn vwo-opleiding afgerond, heeft nu een tussenjaar en hoopt een studie te gaan vinden in Delft, (...). Het neurologisch onderzoek is niet afwijkend. Bij specieel onderzoek is er een lichte drukgevoeligheid van de cervicale musculatuur rechts. De cerebrale beeldvorming welke is verricht in de acute fase toont in de rechter zijventrikel in de achterhoorn een hyperdense afwijking zichtbaar, mogelijk betreft het hier een klein beetje bloed in de rechter zijventrikel. Het cerebrale prenchym is niet afwijkend.

Concluderend is er sprake van een verkeersongeval op 8 september 2014, (...) met als gevolg een licht traumatisch schedelhersenletsel met bewusteloosheid, amnesie voor het ongeval, een korte retrograde amnesie en een posttraumatische amnesie van 71/2 uur. Aan restklachten meldt betrokkene moeheid, zowel fysiek als mentaal en rugpijn bij gebogen werken. Het neurologisch onderzoek levert geen aanknopingspunten op voor een lesie van het centrale of perifere zenuwstelsel. De cerebrale CT-scan toont in de achterhoorn van de rechter zijventrikel mogelijk een klein beetje bloed, voor het overige is deze scan niet afwijkend.

De differentiaaldiagnostische overwegingen zijn als volgt:
De cognitieve klachten dienen verder te worden onderzocht met een neuropsychologisch onderzoek, waarbij tevens de voorgeschiedenis dient te worden betrokken, alvorens deze klachten te duiden als onderdeel van een postcontusioneel syndroom.
(...
) "

2.8. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de benoeming van een neuropsycholoog.

2.9. Op 20 maart 2023 heeft [ verzoeker ] eenzijdig aan Aldenkamp opdracht gegeven tot het verrichten van een neuropsychologisch onderzoek. Aan Aldenkamp zijn de vragen voorgelegd die Verrips heeft aangeleverd. Over die vragen hadden partijen in het kader van het door Koene te verrichten onderzoek al overeenstemming bereikt. Aldenkamp heeft zijn onderzoek verricht en een conceptrapport opgesteld.

2.10. Op 10 november 2023 heeft [ verweerder] laten weten niet bereid te zijn het rapport van Aldenkamp aan Verrips voor te leggen.

3. Het verzoek en het verweer

De deelgeschilprocedure

3.1. [ verzoeker ] verzoekt de rechtbank:
a. te bepalen dat het neuropsychologisch onderzoek van prof. dr. A.P. Aldenkamp van 31 mei 2023 als hulponderzoek in het kader van het neurologisch onderzoek van dr. A. Verrips kan worden gebruikt;
b. de kosten van deze procedure te begroten op een bedrag van € 7.744,00 en om [ verweerder ] te veroordelen dit bedrag, dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag, te vermeerderen met het betaalde griffierecht, aan [ verzoeker ] te voldoen.

3.2. Aan het verzoek heeft [ verzoeker ] het volgende ten grondslag gelegd. Partijen zijn het erover eens dat een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook over de formulering van de aan de neuropsycholoog voor te leggen aanbiedingsbrief en vragen bestond tussen partijen overeenstemming.
[ verzoeker ] heeft voorstellen gedaan voor benoeming van een andere neuropsycholoog toen bleek dat Koene vanwege pensionering niet meer beschikbaar was. [ verweerder ] heeft de voorstellen van [ verzoeker ] telkens - en soms - ongemotiveerd afgewezen. [ verzoeker ] hoopte met de opdracht aan Aldenkamp zijn zaak, die op dat moment al negen jaar liep, vlot te trekken. De opdracht aan Aldenkamp is gelijkluidend aan die aan Verrips en aan Aldenkamp zijn de door Verrips opgestelde vragen gesteld, waarmee [ verweerder ] akkoord was. Aldenkamp is bovendien een gerenommeerd neuropsycholoog over wiens deskundigheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en wijze van rapporteren in redelijkheid geen discussie kan bestaan. [ verweerder ] heeft geen inhoudelijke argumenten tegen de benoeming van Aldenkamp aangevoerd. Ook tegen de totstandkoming en inhoud van het rapport heeft [ verweerder ] geen inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht.

3.3. [ verweerder ] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Op de inhoud van het verweer wordt indien nodig hierna ingegaan.

Het voorlopig deskundigenbericht

3.4. [ verweerder ] verzoekt de rechtbank:
a. te gelasten dat een neuropsychologisch onderzoek zal worden uitgebracht, primair door een door Verrips aan te wijzen neuropsycholoog en subsidiair door een door de rechtbank te benoemen neuropsycholoog;
b. te bepalen dat de aan te wijzen/ te benoemen neuropsycholoog de bij het verzoekschrift gevoegde vraagstelling (Bijlage I) dient te beantwoorden en daarbij te bepalen dat de neuropsycholoog hetzelfde medisch dossier toegezonden krijgt als aan Verrips is gezonden en dat het concept rapport van Verrips ter beschikking wordt gesteld;
c. te bepalen dat:
- [ verzoeker ] het correctierecht kan uitoefenen nadat [ verzoeker ] zijn inzagerecht heeft uitgeoefend en de daarna heeft verklaard het conceptrapport niet te blokkeren
- de correctieverzoeken en de aangebrachte correcties duidelijk in het conceptrapport worden vermeld;
- daarna het conceptrapport met de correctieverzoeken van [ verzoeker ] aan de medisch adviseur en de advocaat van [ verweerder ] wordt gezonden met de uitnodiging om naar aanleiding van het conceptrapport vragen en/of opmerkingen te stellen/maken
- [ verzoeker ] dan ook naar aanleiding van het conceptrapport van de neuropsycholoog vragen en/of opmerkingen kan stellen/maken;
- de neuropsycholoog de vragen en opmerkingen van partijen in zijn rapport bespreekt en zoveel mogelijk beantwoordt en dit rapport aan dr. Verrips stuurt;
d. met veroordeling van [ verzoeker ], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.

3.5. Aan het verzoek heeft [ verweerder ] het volgende ten grondslag gelegd. [ verweerder ] heeft er recht en belang bij dat er een neuropsychologisch onderzoek wordt verricht opdat de al overeengekomen en in concept gereed zijnde rapportage van Verrips voltooid kan worden. Het rapport is nodig zowel om duidelijkheid te verkrijgen over de invloed op het prestatievermogen van [ verzoeker ] van de voor de aanrijding van 8 september 2014 bij [ verzoeker ] aanwezige ADHD en dyslexie, alsmede om duidelijk zicht te verkrijgen op de door de aanrijding veroorzaakte beperkingen in het prestatievermogen van [ verzoeker ] en de gevolgen daarvan.

3.6. [ verzoeker ] heeft geconcludeerd dat het verzoek moet worden afgewezen met veroordeling van [ verweerder ] in de kosten van de procedure. Op de inhoud van het verweer wordt indien nodig hierna ingegaan.

4. De beoordeling

In het deelgeschil

4.1.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het verzoek van [ verzoeker ] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Deze procedure biedt betrokkenen bij een geschil over letselschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase op een eenvoudige en snelle wijze toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gelet op dit doel, zal de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Als dat niet het geval is, moet het verzoek worden afgewezen.

4.2. In mei 2022 waren partijen het eens dat Koene een neuropsychologische expertise zou uitvoeren als hulponderzoek voor het door Verrips te verrichten neurologisch onderzoek. Nadat Verrips partijen had meegedeeld dat Koene het onderzoek vanwege pensionering niet kon verrichten, hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over wie het neuropsychologisch onderzoek zou moeten verrichten.

4.3. Op 16 januari 2023 heeft [ verzoeker ] Aldenkamp voorgesteld. Bij bericht van 6 februari 2023 heeft [ verweerder ] Aldenkamp afgewezen, omdat haar medisch adviseur heeft aangegeven dat de rapportages van Aldenkamp in het verleden tot forse discussies tussen partijen aanleiding hebben gegeven en waarop zelfs van de kant van de neuroloog aanmerkingen zijn gekomen. In hetzelfde bericht heeft [ verweerder ] geschreven dat zij haar medisch adviseur om nieuwe opties zal vragen en verder nog aan [ verzoeker ] de vraag voorgelegd om de benoeming aan Verrips over te laten.
[ verzoeker ] heeft daarna op 20 maart 2023 eenzijdig aan Aldenkamp opdracht gegeven tot het verrichten van een neuropsychologisch onderzoek.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank zal toewijzing van het verzoek niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd.
Aan onderbouwing van de eenzijdige opdracht aan Aldenkamp, heeft [ verzoeker ] ten grondslag gelegd dat hij hiermee hoopte de zaak, negen jaar na het ongeval, vlot te trekken. Hoewel aan [ verzoeker ] kan worden toegegeven dat de schadeafwikkeling lang duurt, heeft [ verzoeker ] geen nadere onderbouwing gegeven voor het feit dat hij op dat moment niet meer kon wachten op het nieuwe voorstel van [ verweerder ]en niet heeft gereageerd op het - nog niet eerder gedane - voorstel van [ verweerder ] om Verrips een neuropsycholoog aan te laten wijzen. Gelet op het feit dat [ verweerder ] had aangekondigd een nieuw voorstel te zullen doen en de mogelijkheid om Verrips te laten kiezen had geopperd, was op dat moment van het moeten 'vlottrekken van de zaak' zoals door [ verzoeker ] gesteld, dan ook geen sprake. [ verweerder ] heeft expliciet en gemotiveerd aan [ verzoeker ] duidelijk gemaakt dat zij het niet eens was met benoeming van Aldenkamp. Door eenzijdig opdracht te geven aan Aldenkamp is het rapport tot stand gekomen zonder betrokkenheid van [ verweerder ], waarmee aan de rechten van [ verweerder ] is voorbijgegaan. Ook Verrips heeft geschreven dat hij niet kan reageren op een eenzijdige rapportage. Hoewel [ verzoeker ] heeft aangevoerd dat een beslissing van de rechtbank dat het onderzoek van Aldenkamp als hulponderzoek kan worden gebruikt, voor Verrips zal betekenen dat hij het onderzoek van Aldenkamp zal kunnen gebruiken, heeft [ verzoeker ] dit standpunt niet onderbouwd. Dat brengt mee dat daarvan niet zonder meer kan worden uitgegaan. Daar komt nog bij dat [ verweerder ] ook inhoudelijke kritiek heeft op het rapport van Aldenkamp, zodat het aannemelijk is dat partijen - bij toewijzing van het verzoek van [ verzoeker ] - in een inhoudelijke discussie over het rapport terecht komen. [ verweerder ] heeft in dat verband aangevoerd dat zij in de gelegenheid wenst te worden gesteld om tegenbewijs te leveren door middel van een expertise door een door [ verweerder ] aan te wijzen neuropsycholoog. Dit zal niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.5. Het voorgaande brengt mee dat het verzoek van [ verzoeker ] zal worden afgewezen.

4.6. [ verzoeker ] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te begroten en [ verweerder ] te veroordelen tot betaling van deze kosten. De rechtbank moet de kosten van het deelgeschil begroten aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk moet zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten redelijk is. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake.

4.7. [ verzoeker ] heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 7.744,00 inclusief btw (20 uur x € 320,00 x 1,21). [ verweerder ] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aantal uren, maar wel tegen het gehanteerde uurtarief. De advocaat van [ verzoeker ] heeft aangevoerd dat hij 25 jaar letselschadeadvocaat is, werkzaam bij een in letselschade gespecialiseerd kantoor en lid van de specialistenverenigingen LSA en ASP. Enkel om discussie over de buitengerechtelijke kosten de inhoudelijke behandeling van de zaak niet te laten overschaduwen, heeft de advocaat van [ verzoeker ] buiten rechte ingestemd met een uurtarief van € 250,00. [ verweerder ] heeft aangevoerd dat het onderwerp van de zaak niet een hoog specialistentarief rechtvaardigt.
De rechtbank acht het uurtarief, mede gelet op de aard en de omvang van het geschil, aan de hoge kant en zal voor de begroting van de kosten uitgaan van een redelijk uurtarief van € 275,00 te vermeerderen met btw. Dat betekent dat de kosten van het deelgeschil worden begroot op € 6.655,00 inclusief btw, vermeerderd met het betaalde bedrag aan griffierecht. [ verweerder ] zal worden veroordeeld tot betaling van deze kosten aan [ verzoeker ].

In het voorlopig deskundigenbericht

4.8.
Uitgangspunt is dat een verzoek op grond van artikel 202 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel wordt toegewezen, mits dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders als de rechtbank oordeelt dat de verzoeker onvoldoende belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW), of indien sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Aan de rechtbank komt in dit geval geen discretionaire bevoegdheid toe.

4.9. Partijen zijn het eens over het feit dat er een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden als hulponderzoek bij het neurologisch onderzoek dat Verrips heeft verricht. Het neurologisch en neuropsychologisch onderzoek zijn noodzakelijk om meer duidelijkheid te verkrijgen over de invloed van de pre-existente ADHD/dyslexie op de door het hersenletsel ontstane klachten en beperkingen bij [ verzoeker ]. In zoverre is het verzoek van [ verweerder ] ter zake dienend, concreet en betreft het feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. De rechtbank zal daarom een voorlopig deskundigenbericht bevelen.

4.10. [ verweerder ] heeft primair verzocht om een onderzoek te bevelen waarbij Verrips de neuropsycholoog aanwijst die het onderzoek zou moeten verrichten. Dit primaire verzoek is niet toewijsbaar. Op het voorlopig deskundigenonderzoek zijn de bepalingen over het deskundigenbericht van overeenkomstige toepassing. In artikel 194 lid 2 Rv is bepaald dat de rechter - na overleg met partijen - de deskundige benoemt. Het is dus, anders dan in het geval waarin partijen het in gezamenlijk overleg aan Verrips over hadden gelaten, gelet op het in bepaalde in artikel 194 lid 2 Rv aan de rechtbank om een deskundige te benoemen.

4.11. Partijen verschillen van mening over wie als deskundige zou moeten worden benoemd. Beide partijen hebben namen genoemd die door de wederpartij zijn geweigerd. Partijen zijn van mening dat het moet gaan om een neuropsycholoog die (ook) gespecialiseerd is in ADHD/dyslexie, althans daarvan voldoende kennis heeft. Volgens [ verzoeker ] moet de deskundige functioneren op het niveau van een hoogleraar. Hij heeft niet onderbouwd waarom dat volgens hem noodzakelijk is. Daarnaast heeft [ verzoeker ] niet betwist het standpunt van [ verweerder ] dat het afnemen van onderzoek nu juist het dagelijks werk van een klinisch neuropsycholoog is, zodat deze dus vaak meer ervaring heeft dan een hoogleraar. Dit brengt mee dat [ verzoeker ] in zijn standpunt dat in deze zaak nog slechts een hoogleraar als deskundige zou kunnen worden benoemd, niet wordt gevolgd. [ verzoeker ] heeft in zijn verzoekschrift geschreven dat hij bezwaren heeft tegen benoeming van M. Vlugter (hierna: Vlugter) omdat er sprake was van aanwijzingen van vooringenomenheid en tendentieuze rapportages. [ verzoeker ] heeft dit standpunt echter niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan. Gelet op de expertise die de deskundige volgens partijen moet hebben, komt Vlugter naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek in aanmerking om in deze zaak als deskundige op te treden. Vlugter is zowel neuropsycholoog als orthopedagoog en orthodidacticus. Haar expertise betreft de diagnostiek en functioneringsgevolgen van niet aangeboren hersenletsel en van leer- en ontwikkelingsproblematiek, zowel bij kinderen als bij volwassenen. Zij is bovendien opgenomen in het landelijk register van gerechtelijke deskundigen.

4.12. Vlugter heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn om als deskundige op te treden in deze zaak. Haar wachttijd bedraagt op dit moment ongeveer drie maanden. Vlugter heeft haar voorschot (op grond van een door de rechtbank gevraagde ruime schatting) begroot op € 8.000,00 inclusief btw (35 uur x € 190,00, vermeerderd met btw). Partijen krijgen de mogelijkheid te reageren op deze begroting van het voorschot, zoals onder de beslissing vermeld.

4.13. Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat partijen het eens zijn dat aan de neuropsycholoog de vragen moeten worden voorgelegd zoals door Verrips zijn geformuleerd. Deze vragen luiden als volgt:
"1. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in helderheid van het bewustzijn?
2. Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval van 8 september 2014?
3. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het ongeval van 8 september 2014 (al dan niet ermee samenhangend) die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen?
Wilt u daar ook de conclusies van eerder verricht neuropsychologisch onderzoek (rechtbank: niet zijnde Aldenkamp) bij betrekken?
4. Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van het ongeval van 8 september 2014 ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
"

4.14. Ook zijn partijen het erover eens dat alle stukken die aan Verrips ter beschikking zijn gesteld, aan de neuropsycholoog ter beschikking moeten worden gesteld. Die stukken omvatten ook alle niet medische stukken, zoals vermeld op pagina 2 van de aanbiedingsbrief aan Verrips van 10 mei 2022. Verder zal worden bepaald dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan Vlugter moeten verstrekken ofwel haar toestemming moeten geven om die gegevens op te vragen, indien zij daarom vraagt. In het bijzonder moet daarbij worden gedacht aan de (eerder) gebruikte tests en scoreoverzichten (ruwe en genormeerde scores) van de eerder verrichte onderzoeken (de brongegevens).

4.15. [ verweerder ]heeft verzocht om [ verzoeker ] in afwijking van artikel 195 Rv en in overeenstemming met artikel 289 Rv te veroordelen in de kosten van de procedure. De rechtbank begrijpt hieruit dat [ verweerder ] verzoekt [ verzoeker ] te belasten met het voorschot. (omdat als geen bodemprocedure volgt, de kosten voor rekening komen van de partij aan wie het voorschot is opgelegd).

4.16. De rechtbank ziet in hetgeen [ verweerder ] heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden betaald, zodat [ verweerder ] belast wordt met de kosten van het neuropsychologisch onderzoek. Ook als de procedure voorlopig deskundigenbericht niet was gevoerd, had [ verweerder ] deze kosten op grond van het bepaalde in artikel 6:96 BW moeten dragen.

5. De beslissing

De rechtbank

In het deelgeschil

5.1. wijst het verzoek af;

5.2. begroot de kosten van het deelgeschil op € 6.655,00 vermeerderd met een bedrag van € 320,00 aan griffierecht en veroordeelt [ verweerder ] tot betaling van deze bedragen aan [ verzoeker ];

5.3. wijst het meer of anders verzochte af;

In het voorlopig deskundigenbericht

5.4. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in helderheid van het bewustzijn?
2. Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval van 8 september 2014?
3. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het ongeval van 8 september 2014 (al dan niet ermee samenhangend) die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen? Wilt u daar ook de conclusies van eerder verricht neuropsychologisch onderzoek (niet zijnde Aldenkamp) bij betrekken?
4. Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van het ongeval van 8 september 2014 ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?

5.5. benoemt tot deskundige:
Drs. M. Vlugter
Adres: [ adres ] 
Telefoon: [ telefoonnummer ]
e-mail: [ e-mailadres ]

het voorschot

5.6. stelt de hoogte van het voorschot en de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 8.000,00 inclusief btw,

5.7. bepaalt met betrekking tot de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
a. partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking schriftelijk bezwaar maken tegen de in 5.6. genoemde begroting van de deskundige;
b. indien niet (tijdig) bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten nu reeds vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag; indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing,

5.8. bepaalt dat [ verweerder ] het voorschot moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

5.9. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van betaling van het voorschot,

het onderzoek

5.10. bepaalt dat [ verweerder ] het procesdossier, waaronder alle stukken die aan Verrips ter beschikking zijn gesteld (zoals genoemd in 4.14) en het concept-rapport van Verrips, aan de deskundige moet doen toekomen,

5.11. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

|5.12. wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

5.13. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens, waarbij het in het bijzonder gaat om de (eerder) gebruikte tests en scoreoverzichten (ruwe en genormeerde scores) van de eerder verrichte onderzoeken (de brongegevens), aan de deskundige moeten verstrekken of toestemming moeten geven aan de deskundige om deze gegevens op te vragen, indien deze daarom verzoekt, en voorts de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van onderzoek,

Het schriftelijk rapport

5.14. draagt de deskundige op om uiterlijk 1 december 2024 een schriftelijk en ondertekend deskundigenbericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
5.15. wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- dat de deskundige [ verzoeker ] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [ verzoeker ] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [ verzoeker ] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [ verzoeker ] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [ verzoeker ] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [ verzoeker ] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- dat, indien [ verzoeker ] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet meedelen,
- dat indien [ verzoeker ] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenbericht aan de advocaten van partijen moet toezenden,

5.16. bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren.

5.17. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Met dank aan dhr. mr. J.R. Meelker, Schade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak. 

eerder al op het LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl ECLI:NL:RBGEL:2024:6615

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBGEL-150724-2