Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 040624

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBNNE-040624

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer: 10702455 \ CV EXPL 23-4933

Vonnis van 4 juni 2024

in de zaak van

[ eiser ],
te [ woonplaats ],
eisende partij,
hierna te noemen: [ eiser ],
gemachtigde: mr. G.J. Knotter,

tegen

ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.,
te Heerenveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Arriva,
gemachtigde: mr. E.J.A. Franssen.

1.
De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2023
- de akte met producties 18 t/m 24 aan de zijde van [ eiser ]
- de mondelinge behandeling van 11 april 2024.

1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.
De feiten

2.1.
[ eiser ], geboren op [ geboortedatum ], is op 17 juli 1989 in dienst getreden bij de Brabantsche Buurtspoorwegen en Autodiensten N.V. in de functie van monteur.

2.2.
Het dienstverband van [ eiser ] is als gevolg van een concessieoverdracht in het jaar 2001 overgenomen door Veolia.

2.3.
[ eiser ] ervaarde astmatische klachten. [ eiser ] is in het jaar 2001 op advies van de bedrijfsarts gaan werken als buschauffeur. Daarna namen zijn astmatische klachten geheel af. Bij brief van 2002 is aan [ eiser ] de definitieve overplaatsing naar de functie autobuschauffeur met ingang van 1 september 2002 bevestigd.

2.4.
Op 8 december 2008 heeft [ eiser ] een functioneringsgesprek met zijn leidinggevende [ leidinggevende ]. Ten aanzien van het ziekteverzuim geeft [ eiser ] aan dat hij problemen met zijn luchtwegen heeft. Ten aanzien van de vraag hoe dit voorkomen kan worden, is in het verslag vermeld:
- Stinkende buskachels, zie vette voorruiten
- Er wordt nog altijd gerookt in de kantines


2.5.
Het dienstverband is in het jaar 2014 overgenomen door Arriva. Vanaf dat moment rijdt [ eiser ] 40 uur per week op VDL-bussen.

2.6.
In het verslag van het functioneringsgesprek van [ eiser ] op 23 juli 2014 met leidinggevende [ leidinggevende ] is vermeld dat [ eiser ] de afgelopen twee jaren vier maal heeft verzuimd wegens luchtwegklachten.

2.7.
In de nieuwsbrief van Arriva van 25 februari 2015 staat - voor zover van belang - het volgende:

Vieze voorruiten

We ontvangen meldingen van chauffeurs dat de voorruiten van de bussen aan de binnenkant vies blijven. HSU poetst, maar in no-time zijn de ruiten weer vies. De oorzaak is dat onze bussen een 'vettige' stof uitblazen, welke achterblijft op de voorruiten.
Volkomen onschuldig, maar wel nadelig voor duidelijk (uit)zicht. Tot dit probleem is opgelost pakt HSU de ruiten wekelijks aan. Geef het door indien je een bijzonder vieze voorruit in je bus aantreft
".

2.8.
Naar aanleiding van dit bericht verzoekt [ medewerker Arriva ] ([ medewerker Arriva]), medewerker van Arriva, per e-mail van 10 maart 2015 de OR om nader onderzoek te laten doen naar de vette ruiten omdat hij en andere collega's klachten hebben bestaande uit een verstopte neus, harde korstjes in de neus en veelvuldig niezen. Daarop wordt door de secretaris van de OR per e-mail van 10 maart 2015 gereageerd dat dat serieus zal worden aangepakt. Een jaar later wordt door [ medewerker Arriva ] nogmaals per e-mail van 22 augustus 2016 aangedrongen op nader onderzoek, waarbij door hem wordt aangegeven dat hij heeft vernomen dat er helemaal geen stoffilters aanwezig zijn in de bussen, waardoor mogelijk de vette ruiten en de klachten van de medewerkers worden veroorzaakt. Daarop wordt bij e-mail van 22 augustus 2016 door de secretaris van de OR gereageerd dat hij dacht dat het was opgelost en dat er opnieuw achteraan zal worden gegaan.

2.9.
[ eiser ] neemt in het jaar 2016 diverse malen per e-mail contact op met de 'Werkgroep Buscabine' omdat meerdere collega's klachten hebben aan de luchtwegen, ogen, keel en neus en over het feit dat de VDL bussen alleen een grofvuilfilter hebben en geen stoffilter. Per e-mail van 13 april 2016 geeft de heer [ X ] aan dat hij dat heeft besproken met de heer [ secretaris MTZ ] ([ secretaris MTZ]), secretaris commissie Materieel en Technische Zaken (MTZ), van de Ondernemingsraad Bus.

2.10.
In augustus 2016 is in de kantine van het busstation in Breda een airco/recirculatiesysteem aangelegd. Het inlaatventiel van dit systeem en de uitlaatroosters worden binnen korte tijd zwart.

2.11.
In november 2016 is het aircosysteem in de kantine in opdracht van NS gereinigd. Gebleken is dat de lucht in de kantine werd aangezogen vanaf de parkeergarage. De heer [ Y ] van Arriva heeft getracht inzage te krijgen in de test die door NS was uitgevoerd met betrekking tot de luchtkwaliteit, maar kreeg die inzage niet. Wel heeft hij begrepen dat het systeem zou worden omgebouwd.

2.12.
[ eiser ] informeert per e-mail van 25 oktober 2016 bij [ secretaris MTZ ] naar een onderzoek dat zou zijn gedaan naar de kachelfilters in de VDL bussen. Daarop bericht [ secretaris MTZ ] dat de overlegpartner van de commissie MTZ onderzoek heeft gedaan en dat daar niets verontrustends uit is gekomen. In reactie daarop geeft [ eiser ] aan dat alleen grofvuilfilters zijn gemonteerd en dat deze geen fijnstof en roet tegenhouden en dat collega's gezondheidsklachten blijven houden. Vervolgens maakt [ eiser ] per e-mail van 7 november 2016 op aangeven van [ secretaris MTZ ] opnieuw melding van de vette voorramen en irritatie aan de ogen en luchtwegen bij de vestigingscommissie, waarna de heer [ Z ] ([ Z ]) e-mail van 7 november 2016 bericht dat dit de volgende week tijdens de vergadering zal worden besproken.

2.13.
Eind 2016 vraagt Arriva informatie over de luchtventilatiesysteem van de bussen bij VDL op.

2.14.
De bedrijfsarts adviseert Arriva op 8 december 2016 voor [ eiser ] een actualisatie van de RI&E uit te voeren ten aanzien van de luchtkwaliteit in de bus en in de kantine. Hij geeft aan dat [ eiser ] medische klachten heeft gemeld en dat [ eiser ] daarbij een relatie ziet met de werkomstandigheden in de bus en in de kantine.

2.15.
Op 9 december 2016 wordt de RI&E met betrekking tot de kantine opgesteld. Daarin wordt als mogelijk gevaar vermeld: “gezondheidsklachten mogelijk door slechte/onvoldoende ventilatie/klimaatbeheersing". Als verbetermaatregel wordt genoemd het laten uitvoeren van een onderzoek naar de luchtkwaliteit in de kantine.

2.16.
Arriva wordt op 3 januari 2017 door VDL op de hoogte gebracht van de conclusie van luchtmetingen van de VDL bus die in Berlijn zijn uitgevoerd, namelijk dat van geen enkele van de aanwezige stoffen de normen overschreden worden. Door VDL is aangegeven dat indien noodzakelijk een nieuwe luchtmeting zal moeten worden uitgevoerd en dat het verstandig is dat Arriva hier zelf de opdracht toe geeft om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van het onderzoek in het geding komt.

2.17.
Tijdens een werkplekbezoek in januari 2017 constateert de bedrijfsarts vervuiling van zwarte aanslag en stof in de kantine. Hij vindt aanvullend deskundigenonderzoek aangewezen vanwege het vermoeden van een slechte luchtkwaliteit.

2.18.
Onderzoeksbureau RPS doet in opdracht van Arriva op 7 februari 2017 onderzoek naar de microbiologische luchtkwaliteit in de kantine, naar aanleiding van de klachten van medewerkers. De conclusie van het onderzoek is dat de microbiologische luchtkwaliteit in de kantine van Arriva vergelijkbaar is met die van de referentieruimte (de kantine van het NS-personeel) en met die van de buitenlucht, zodat niet aannemelijk is dat de klachten van de medewerkers worden veroorzaakt door microbiologische vervuiling in de lucht. RPS geeft aan dat de verontreiniging in de kantine mogelijk afkomstig is van verbrandingsmotoren van auto's die in- en uitrijden in de parkeergarage. RPS adviseert aanvullend onderzoek uit te voeren naar verbrandingscomponenten ((respirabel)stof, stikstofoxiden en koolmonoxide).

2.19.
Op 9 februari 2017 is tijdens een bijeenkomst van de Ondernemingsraad uitleg gegeven over de werking van de filters in de ventilatiesystemen van de VDL-bussen. Er is uitgelegd dat de ventilatiesystemen van de bussen niet zijn uitgerust met fijnstoffilters, maar alleen met grofmazige filters die alleen de zwaardere vervuiling tegenhouden, welke volgens Arriva voldoen aan de normen. Vermeld is dat de oorzaak van de vette ramen lokaal zou kunnen zijn, omdat het nieuwe overdekte bus/trein station roetneerslag vertoont, er veel bus-bewegingen en stationnementen zijn en de goederen-dieseltreinen dagelijks door het overdekte station rijden. In het verslag van de bijeenkomst zijn de volgende actiepunten vermeld:

- Teammanager zal via een onafhankelijk bureau luchtkwaliteit op het busstation testen.
- Er zal door techniek een vergelijksproef worden gedaan met een 2 of 4 bussen in ander concessie gebied en in Breda. Resultaten van de reinheid van filters zullen worden vergeleken.
- In Berlijn zijn destijds andere filters op bus gemonteerd. TSE zal o.a. bij VDL gaan informeren naar de reden en wat het heeft opgeleverd.
- (...)


2.20
[ Z ] brengt per e-mail van 18 mei 2017 het verslag van 9 februari 2017 bij het MTZ onder de aandacht en dringt aan het actiepunt onderzoek naar de luchtkwaliteit op het station uit laten voeren.

2.21.
Daarop wordt per e-mail van 18 mei 2017 door de Ondernemingsraad Bus van Arriva op gereageerd dat een onafhankelijk onderzoek door de gemeente is toegezegd, maar dat niet duidelijk is wie dat betaalt en op welke wijze dat wordt uitgevoerd. Er wordt aangegeven dat [ Z ]  iets meer geduld moet hebben, omdat Arriva afhankelijk is van derden.

2.22.
In reactie daarop bericht [ Z ] per e-mail van 18 mei 2017 dat er veel onrust is onder het personeel in Breda, dat er steeds meer mensen zijn met luchtwegklachten, die hun lenzen niet in kunnen houden of die ontstoken ogen hebben.

2.23.
Bureau Blauw doet in opdracht van Arriva op 21 juni 2017 onderzoek naar de aanwezigheid van fijnstof PM 2,5 in de kantine. Er wordt een gemiddelde concentratie van 5,4 microgram per kubieke meter gemeten. Volgens voorschrift 4.6. van Bijlage 2 bij de Wet Milieubeheer staat voor zwevende deeltjes (PM 2,5) met ingang van 1 januari 2015 een blootstellingsconcentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per kubieke meter.

2.24.
In januari 2018 legt Arriva de onderzoeksrapporten van de kantine ter inzage in het kantoor van Arriva. Arriva informeert FNV bij brief van 16 januari 2018 dat uit de onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van microbiologische luchtvervuiling en ook geen verhoogde fijnstofconcentratie. In deze brief is tevens vermeld dat geen andere geschikte pauzelocatie is gevonden, dat de huidige pauzelocatie is opgeknapt en dat is afgesproken dat de filters van de klimaatbeheersing in een maandelijks onderhoudsprogramma worden opgenomen. Wat betreft de aanslag op de ruiten is vermeld dat daar op 9 februari 2017 door de MTZ-commissie naar is gekeken en dat is geconcludeerd dat de filters naar behoren werken en dat is afgesproken dat onderzoek wordt gedaan naar fijnstof in de lucht van Breda CS waarvoor een verzoek bij de gemeente is ingediend.

2.25.
Op 3 januari 2018 klaagt [ eiser ] tijdens een functioneringsgesprek over vieze ramen in de bus, fijnstof op het busstation en het vermoeden dat de airco en filters van de kantine al een tijd niet lijken te zijn schoongemaakt. Omdat [ eiser ] in een jaar tijd drie maal heeft verzuimd is op 3 januari 2018 tevens een frequent verzuimgesprek gevoerd.

2.26.
De bedrijfsarts schrijft op 25 januari 2018 naar aanleiding van een ziekmelding van [ eiser ] dat er deels sprake is van arbeidsgerelateerde klachten wegens de luchtkwaliteit. De bedrijfsarts laat op 29 maart 2018 weten dat [ eiser ] per 2 april 2018 zijn werkzaamheden weer volledig kan hervatten.

2.27.
De Arbeidsinspectie voert op 8 februari 2018 een inspectie uit in de kantine in Breda. Daarover is bij brief van 7 maart 2018 het volgende aan Arriva bericht:

Gevaarlijke stoffen en Biologische Agentia
De volgende overtreding is geconstateerd:
1. In het door u ter inzage gegeven rapport van Bureau Blauw (...) is gerapporteerd over metingen uitgevoerd op woensdag 21 juni 2017 met betrekking tot fijnstof. In dit rapport wordt gewezen op het nadelig gezondheidseffect als gevolg van een te hoge blootstelling aan stikstofdioxide (NO2). In het kader van de beoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen dient u de mate van blootstelling aan NO: te (laten) beoordelen. Dit is een overtreding van artikel 4.2., derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. > Dit is de waarschuwing die u voor deze overtreding krijgt.

Fysische Factoren
De volgende overtreding is geconstateerd:
2. De aanvoer van verse lucht voor de arbeidsplaats (inclusief de kantine) vindt plaats via een rooster dat zich bevindt nabij de uitrit van de parkeergarage. Uitlaatgassen van wachtende voertuigen bij de slagboom kunnen via het rooster worden aangevoerd en zich verspreiden in de kantine. Hierdoor kan de aanwezige lucht op de arbeidsplaats schade veroorzaken aan de gezondheid van de werknemers en is niet zeker gesteld dat er voldoende niet verontreinigde lucht op de arbeidsplaats aanwezig is.
Dit is een overtreding van artikel 6.2., eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Ik heb het voornemen u op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet hiervoor een eis tot naleving te stellen (zie bijlage 1).
(...)
Bijlage 1
(...)


Eis tot naleving
De aangevoerde lucht dient aantoonbaar te voldoen aan het volgende:
1. Voldoende verse luchttoevoer. Er is voorzien in een basisventilatiesysteem (mechanisch dan wel natuurlijk) dat zorgt voor voldoende toevoer van verse lucht en voldoende afvoer van gebruikte lucht (rekening houden met de aanwezigheid van gebruikers van de ruimte);
2. De inblaasluchtkwaliteit is minimaal de buitenluchtkwaliteit. Het desbetreffende ventilatiesysteem (mechanisch dan wel natuurlijk) voert lucht toe die minimaal even schoon is als de lokale buitenlucht (op het dak van het gebouw 'gemeten')
3. Spuiventilatie is mogelijk. Er is voorzien in een adequate mogelijkheid voor beïnvloeding van de verse luchttoevoer (te openen raam, roosters en dergelijke);
4. (...)


Bureau Blauw verricht vervolgens in de periode van 22 maart tot 5 april 2018 metingen van NO2. Gemiddeld is 26-27 ug/m3 gemeten. Volgens voorschrift 2.1. lidl sub b van Bijlage 2 bij de Wet Milieubeheer is de jaargemiddelde grenswaarde 40 ug/m3.

2.29.
Arriva geeft op 17 maart 2018 de volgende zienswijze richting de Arbeidsinspectie over het voornemen tot het stellen van een eis tot naleving met betrekking tot de aanvoer van verse lucht in de kantine:
"1) U geeft aan dat de uitlaatgassen van wachtende voertuigen bij de slagboom via het rooster kunnen worden aangevoerd en zich verspreiden in de kantine. Het klopt dat de aanvoer van verse lucht plaats vindt via een rooster dat zich bevindt nabij de uitrit van de parkeergarage. Echter, achter het rooster bevindt zich een warmteterugwininstallatie. Deze zuigt lucht uit de kantine, filtert dit en warmt het voor. Hetzelfde gebeurt met de vers aangevoerde buitenlucht. Vervolgens blaast de wtw-installatie de verse lucht weer terug. Het filteren van de aangevoerde lucht zorgt ervoor dat uitlaatgassen zich niet verspreiden in de kantine.
2) NS, de eigenaar van de kantine, heeft de wtw-installatie opgenomen in een maandelijks onderhoudsprogramma (waarbij filters worden gereinigd).
3. Het rapport van Bureau Blauw (...) toont niet aan dat er sprake is van een ten opzichte van achtergrondconcentraties verhoogd PM2,5 concentratie in de kantine. Wat betreft de mate van blootstelling aan NO2 is het wachten op de onderzoeksresultaten van Bureau Blauw
".
 
2.30.
Op 30 april 2018 zendt Arriva aan de inspecteur van de Arbeidsinspectie het rapport van de NO2 meting van de kantine en (nogmaals) de zienswijze van 17 maart 2018 op de brief van 7 maart 2018.

2.31.
Op 21 juni 2018 voert RPS in opdracht van Gemeente Breda een meting uit naar de dieselmotorenmissie (DME) op het busplatform van het station in Breda. Geconcludeerd wordt dat de beroepsmatige blootstelling van de buschauffeurs aan DME op het busplatform tijdens de meting voldoende is beheerst en dat gezondheidsrisico als gevolg van blootstelling aan de bemeten componenten niet waarschijnlijk wordt geacht. Daarbij merkt RPS op dat de totale dagblootstelling van de buschauffeurs naast de deelblootstelling ten gevolge van het verblijf op het busplatform, ook bestaat uit blootstelling als gevolg van de overige werkzaamheden. RPS adviseert een of meerdere chauffeurs persoonsgebonden te meten gedurende (minimaal) drie werkdagen om een goed beeld te krijgen van de totaalblootstelling van de chauffeurs.

2.32.
De bedrijfsarts bericht op 30 augustus 2018 naar aanleiding van een ziekmelding van [ eiser ] dat de situatie van [ eiser ] aandacht verdient omdat zijn belemmeringen mogelijk arbeidsgerelateerd zijn.

2.33.
Op 25 oktober 2018 geeft de bedrijfsarts aan dat er een arbeidsgerelateerde klacht is (luchtkwaliteit) en dat [ eiser ] beperkt is ten aanzien van blootstelling aan rook/stof/gas/damp. De bedrijfsarts adviseert om een expertise-onderzoek in te stellen ten behoeve van het zoeken naar een structurele oplossing.

2.34.
Vanaf 31 november 2018 rijdt [ eiser ] louter op een Volvo-bus die Arriva hiervoor huurt, in plaats van op VDL-bussen. [ eiser ] ervaart geen klachten als hij op een Volvo-bus rijdt.

2.35.
Nadat Arriva op 5 december 2018 aan de Arbeidsinspectie heeft verzocht om een reactie op haar e-mail van 30 april 2018, reageert de Arbeidsinspectie per e-mail van 6 december 2018 als volgt richting Arriva:

"(...)
Voor één van de overtredingen heeft u een waarschuwing gekregen. Deze overtreding is, door het laten uitvoeren van een beoordeling van de blootstelling aan NO2 (...) opgeheven. Voor de tweede overtreding hebben wij u laten weten dat wij het voornemen hadden tot het stellen van een eis tot naleving. Op dit voornemen kon u een zienswijze kenbaar maken. Dit heeft u op 17 maart 2018 gedaan. Deze zienswijze hebben wij verwerkt in onze definitieve eis tot naleving die we u op 29 maart 2018 middels een brief (...) kenbaar hebben gemaakt. Wij gaan ervan uit dat aan de eis tot naleving binnen de gestelde termijn is voldaan.
(...)"

2.36.
De bedrijfsarts geeft op 21 februari 2019 aan dat er belemmeringen zijn die zijn ontstaan door de inzet van [ eiser ] op de VDL-bus en adviseert om [ eiser ] zijn werkzaamheden niet op de VDL-bussen te laten hervatten.

2.37.
In 2019 wordt door het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) een onderzoek uitgevoerd naar de werkplek van [ eiser ]. Op 14 mei 2019 vindt een eerste inventariserend bezoek aan Arriva plaats. Vervolgens wordt op 26 september 2019 onderzoek gedaan. Er wordt geconstateerd dat het beter gaat met [ eiser ] sinds hij niet meer op de VDL-bussen rijdt.

2.38.
Bij brief van 9 juni 2020 stelt (de toenmalige gemachtigde van) [ eiser ] Arriva aansprakelijk voor ontwikkelde gezondheidsschade in de vorm van longklachten. Arriva wijst de aansprakelijkheid af.

2.39.
In het rapport van het blootstellingsonderzoek van het NKAL van 18 december 2019 naar de werksituatie van [ eiser ] is de volgende conclusie opgenomen:
|
"Conclusie en aanbevelingen
Dit onderzoek had als doel om de luchtkwaliteit in een Volvo-bus en twee VDL-bussen in kaart te brengen en te onderzoeken of er een verschil in luchtkwaliteit aantoonbaar was tussen de drie bussen. De metingen laten zien dat de roetconcentratie in de Volvo-bus twee keer zo laag is in vergelijking met de VDL-bussen. De Roetconcentratie moet worden gezien als een specifieke marker voor blootstelling aan dieseluitlaatgassen. De metingen laten zien dat het filter in de Volvo-bus beter in staat is om roetdeeltjes uit de omgevingslucht te filteren. Blootstelling aan fijn stof (en indirect ook roetdeeltjes) verhoogt de kans op luchtwegaandoeningen en toename van de klachten. (...)
Elke verbetering van de luchtkwaliteit betekent gezondheidswinst. Roetdeeltjes in de uitlaatgassen van dieselmotoren kunnen onder meer longkanker veroorzaken en recent heeft de Gezondheidsraad strenge gezondheidskundige grenswaarden voorgesteld voor dieselmotoremissie (referentie 5) Onderzoek de mogelijkheid om het huidige G4filter in de Volvo-bus en het grofmazige filter in de VDL-bussen te vervangen door een fijnmazige filter die in staat is om de kleine PM2.5 fractie af te vangen, bijvoorbeeld F9-filter. Een F9filter vang kleinere stofdeeltjes af, welke het meest schadelijk zijn voor de gezondheid. Dit kan resulteren in een verbetering van de luchtkwaliteit in de bussen. Borging van de effectiviteit van filters staat of valt met regelmatig onderhoud en vervanging van de filters".


2.40.
Longarts [ longarts ] concludeert in zijn rapport van 18 december 2019 dat bij [ eiser ] sprake is van niet-allergisch, niet eosinofiel astma dat werkgerelateerd is en dat blootstelling aan roet (en VOCs) in bepaalde bussen tijdens zijn werk als buschauffeur als oorzakelijke factor kunnen worden aangewezen voor de afname in longfunctie. Daarbij stelt hij vast dat de longklachten gedurende de werkdag op de VDL-bus toenemen en dat het longvolume afneemt.

2.41.
De bedrijfsarts geeft op 9 januari 2020 aan dat uit het NKAL onderzoek blijkt dat bij [ eiser ] sprake is van verhoogde vatbaarheid waardoor blootstelling aan te hoge roetconcentraties op de werkplek vermeden moeten worden.

2.42.
Op 25 juni 2020 doet het NKAL onderzoek naar de wijze waarop de arbeidsomstandigheden in VDL-bussen voor [ eiser ] kunnen worden verbeterd. Zij rapporteert daarover op 21 augustus 2020 en er vindt een bijeenkomst plaats op 26 augustus 2020 waarin de rapporten door de arbeidshygiënist worden toegelicht. Uit de metingen blijkt dat een F7 filter in een VDL-bus het beste presteert en beter in staat is om roetdeeltjes en fijnstof te filteren.

2.43.
De bedrijfsarts adviseert vervolgens op 23 oktober 2020 om zowel het chauffeursfilter als de het passagiersfilter aan te passen. Als dat niet kan, adviseert hij om [ eiser ] op de Volvo-bus te laten rijden en als dat niet helpt om Spoor 2 in te zetten.

2.44.
Arriva bestelt vervolgens op 9 november 2020 F7-filters ten behoeve [ eiser ]. Sinds februari 2021 rijdt [ eiser ] op VDL-bussen die speciaal voor hem zijn uitgerust met F7 fijnstoffilters. [ eiser ] ervaart sindsdien geen extra klachten

2.45.
Op verzoek van [ eiser ] wordt door mw. Drs. M.D.A. Ticheler van Bureau Beroepsziekten FNV 10 op november 2020 een rapportage vooronderzoek uitgebracht. Daarin concludeert zij dat Arriva tijdens het dienstverband van [ eiser ] had kunnen en moeten weten dat blootstelling aan uitlaatgassen gevaarzettend was voor de gezondheid, dat Arriva maatregelen had moeten nemen om werknemers hiertegen te beschermen en voorlichting had moeten geven over de risico's en maatregelen en dat dat onvoldoende is gebeurd.
3.
Het geschil

3.1.
[ eiser ] vordert - samengevat - een voorschot van € 10.000,- en alle door hem geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van uitval c.q. de vervaldata, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

3.2.
Arriva voert verweer. Arriva concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ eiser ], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ eiser ], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [ eiser ] in de kosten van deze procedure.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Arriva aansprakelijk is voor de schade die [ eiser ] lijdt als gevolg van een beroepsziekte.

Juridisch kader

4.2.
Op grond van de wet is een werkgever verplicht de werkplek en werktuigen waarmee de arbeid wordt verricht op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, en voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt (artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Dit wordt de ‘zorgplicht' van de werkgever genoemd.

4.3.
De werkgever is volgens artikel 7:658 lid 2 BW tegenover de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

4.4.
De werknemer moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade moet in beginsel worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt (zie Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:536 (Gemeente Rheden). Artikel 7:658 BW beoogt weliswaar niet een absolute waarborg te bieden tegen het oplopen van schade, maar tevens geldt dat, gelet op de ruime strekking van de zorgplicht, niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever aan die verplichtingen heeft voldaan. Voormeld artikel vraagt een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen (in die zin HR april 2008, ECLI:NL:2008:BC9925).
 
[ eiser ] heeft gezondheidsschade geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden

4.5.
Tussen partijen staat vast dat de gezondheidsklachten van [ eiser ] zijn toegenomen doordat hij tijdens zijn werkzaamheden is blootgesteld aan stoffen waarvoor hij gevoelig is. [ eiser ] heeft ook voldoende gesteld dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

De zorgplicht van Arriva

4.6.
Partijen verschillen van mening over de vraag of Arriva als werkgever voor deze schade aansprakelijk is doordat zij al dan niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Volgens Arriva is zij niet aansprakelijk omdat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Arriva hoefde niet eerder dan per 25 oktober 2018 rekening te houden met de gevoeligheid van [ eiser ] voor blootstelling aan rook, stof, gas en damp en zij heeft vanaf dat moment voldoende maatregelen getroffen om de blootstelling van [ eiser ] aan deze stoffen te beperken. [ eiser ] daarentegen verwijt Arriva dat zij te weinig heeft gedaan om de gevaren voor de gezondheid, verbonden aan het werken in de VDL bussen en tijdens pauzemomenten in de kantine, te voorkomen of te beperken en dat zij te weinig heeft gedaan om de gevolgen daarvan te beperken. Als gevolg daarvan zijn de klachten van [ eiser ] chronisch geworden.

4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling of Arriva aan haar zorgplicht heeft voldaan, niet bepalend is of (bestuursrechtelijke) grenswaarden voor blootstelling aan verschillende stoffen al dan niet worden overschreden. De zorgplicht van de werkgever gaat over de vraag of gezondheidskundige normen al dan niet worden overschreden.

4.8.
Daarbij is van belang dat de kantonrechter Arriva niet volgt in haar stelling dat zij niet eerder dan op 25 oktober 2018 rekening had hoeven te houden met de gevoeligheid van [ eiser ] voor blootstelling aan rook, stof, gas en damp. [ eiser ] heeft onbetwist gesteld dat [ leidinggevende ], de huidige vestigingsmanager, zowel zijn leidinggevende was bij Veolia als bij Arriva, zodat Arriva op de hoogte moet worden geacht van de problemen met zijn luchtwegen sinds (tenminste) 2008. [ eiser ] heeft zich bovendien regelmatig (bijvoorbeeld in 2016) wegens klachten aan zijn luchtwegen ziek gemeld en heeft herhaaldelijk bij Arriva geklaagd over de luchtkwaliteit in de bus en de kantine, in relatie tot zijn luchtwegklachten. De bedrijfsarts heeft verder al op 8 december 2016 aangegeven dat [ eiser ] medische klachten heeft gemeld en dat [ eiser ] daarbij een relatie ziet met de werkomstandigheden in de bus en in de kantine. Op 25 januari 2018 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat er sprake is van arbeidsgerelateerde klachten wegens de luchtkwaliteit. Gelet hierop volgt de kantonrechter Arriva niet in haar stelling dat zij er tot 25 oktober 2018 van uit mocht gaan dat [ eiser ] qua gezondheid een gemiddelde man was en hij geen gevoeliger longen had dan anderen.

De bus

4.9.
Arriva heeft naar het oordeel van de kantonrechter wat betreft de blootstelling aan stoffen in de bus niet aan haar zorgplicht voldaan. Arriva heeft weliswaar diverse onderzoeken gedaan naar aanleiding van de klachten over de vette ruiten van de bus, maar zij had naar het oordeel van de kantonrechter in het kader van haar zorgplicht meer moeten doen en dit ook voortvarender op moeten pakken.

4.10.
[ eiser ] en diverse collega's van hem hebben sinds het jaar 2015 herhaaldelijk bij Arriva aangegeven dat zij gezondheidsklachten ervaren en dat de ruiten van de bussen steeds vet zijn. Ook is al in het jaar 2016 door [ eiser ] aangekaart dat de VDL-bussen geen fijnstoffilter hebben. Deze klachten zijn door Arriva in eerste instantie slechts afgedaan door het ophogen van de schoonmaakfrequentie van de ramen. [ eiser ] bleef echter klagen over irritatie aan de ogen en luchtwegen (bijvoorbeeld in zijn e-mail van 7 november 2016). In reactie op deze e-mail wordt namens de commissie MTZ aangegeven dat ‘haar overlegpartner' onderzoek heeft gedaan naar kachelfilters in VDL bussen en dat niets verontrustends is geconstateerd. Onduidelijk is wie dit onderzoek heeft gedaan, hoe dit onderzoek eruit heeft gezien en wat de uitkomsten zijn geweest.

4.11.
Arriva heeft verder verwezen naar de luchtmeting in VDL-bussen die, waarschijnlijk in 2016, in Berlijn is uitgevoerd en waaruit is gebleken dat geen van de aanwezige stoffen de normen overschreed. Het onderzoek in Berlijn ging echter (volgens Arriva in punt 10 van de conclusie van antwoord) over de mogelijke aanwezigheid van vluchtige organische verbindingen (gassen) in de bussen. Het onderzoek zag dus niet op fijnstof en roet, terwijl daar juist de klachten van de medewerkers over gingen. Bovendien heeft VDL in haar e-mail van 3 januari 2017 (zie onder 2.16) aangegeven dat indien noodzakelijk een nieuwe luchtmeting zou moeten worden uitgevoerd. Een nieuwe luchtmeting had voor de hand gelegen, omdat tijdens het onderzoek in Berlijn niet de aanwezigheid van fijnstof is onderzocht en bekend was dat de VDL-bussen geen fijnstoffilter hadden. Een nieuwe luchtmeting is door Arriva echter niet verricht.

4.12.
Verder was één van de actiepunten van de bijeenkomst van de Ondernemingsraad op 9 februari 2017, dat zou worden geïnformeerd naar de reden dat in Berlijn andere filters op de bus zijn gemonteerd. Niet gebleken is dat dit actiepunt is opgevolgd. Volgens Arriva was al geïnformeerd naar het Berlijnse filter, maar in het e-mailbericht van 3 januari 2017 van VDL waarnaar Arriva in dat kader verwijst, wordt echter niets vermeld over verschillende filters.

4.13.
Een ander actiepunt van de bijeenkomst van de Ondernemingsraad op 9 februari 2017 was het doen van een vergelijkingsproef met bussen in een ander concessiegebied, waarbij de resultaten van de reinheid van de filters zouden worden vergeleken. De vergelijkingsproef met bussen in een ander concessiegebied heeft echter niet plaatsgevonden. De door Arriva aangevoerde reden dat in andere gebieden geen vergelijkbare klachten bekend waren kan de kantonrechter niet volgen. Het feit dat er in andere gebieden geen klachten bekend zijn, zou juist reden moeten zijn voor een vergelijkingsproef om een mogelijke oorzaak te kunnen achterhalen. Mogelijk is er in de omgeving van Breda een hogere concentratie van bepaalde stoffen dan in andere concessiegebieden.

4.14.
Het enige actiepunt van de bijeenkomst op 9 februari 2017 dat wel is uitgevoerd is het onderzoek naar fijnstof op het busstation. Dat onderzoek is in juni 2018 uitgevoerd door RPS in opdracht van de gemeente. Arriva stelt dat uit het onderzoek van bleek dat de blootstelling aan fijnstof op het busplatform van het station Breda binnen de normen valt. In haar rapport van 24 augustus 2018 (productie 17 bij conclusie van antwoord) heeft RPS echter opgemerkt dat enkel is gemeten ter plaatse van het busplatform en dat zij adviseert een of meerdere chauffeurs persoonsgebonden te meten gedurende (minimaal) drie werkdagen om een goed beeld van de totaalblootstelling van de chauffeurs te krijgen. Niet gebleken is dat Arriva dit heeft gedaan.

4.15.
Uiteindelijk heeft Arriva vanaf 31 november 2018 [ eiser ] in verband met zijn gezondheidsklachten op een Volvo-bus laten rijden en na de onderzoeken van het NKAL in het jaar 2019 een F7-filter gemonteerd in de VDL-bus waar [ eiser ] op reed. Naar het oordeel van de kantonrechter had het echter - ook in het kader van haar verplichting het risico op blootstelling aan gevaarlijke te inventariseren (artikel 4.2. arbeidsomstandighedenbesluit) - op de weg van Arriva gelegen om eerder dan in 2019 meer onderzoek te doen naar de door [ eiser ] ervaren gezondheidsklachten en zijn blootstelling aan fijnstof en roet in de bus. Zoals hiervoor aangegeven heeft [ eiser ] immers vanaf het jaar 2015 regelmatig geklaagd over luchtwegklachten tijdens het rijden op de bus en het feit dat de VDL-bus niet over een fijnstoffilter beschikt, terwijl de bedrijfsarts ook al op 8 december 2016 heeft aangegeven dat er mogelijk een relatie is tussen de medische klachten van [ eiser ] en de werkomstandigheden. Bovendien werd aanvullend onderzoek geadviseerd c.q. gesuggereerd naar aanleiding van het onderzoek in Berlijn en het onderzoek door RPS. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat Arriva op dit punt aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat het uitvoeren van diverse onderzoeken de nodige tijd kost, is een omstandigheid die voor rekening en risico van Arriva moet blijven.

De kantine

4.16.
Wat betreft de luchtkwaliteit van de kantine heeft Arriva eveneens onvoldoende onderbouwd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. [ eiser ] heeft diverse malen geklaagd over de luchtkwaliteit in de kantine en ook de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er een verband lijkt bestaan tussen de luchtkwaliteit in de kantine en de medische klachten van [ eiser ].
Vast staat dat de Arbeidsinspectie op 8 februari 2018 een overtreding heeft geconstateerd van artikel 6.2, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met het feit dat uitlaatgassen via het rooster kunnen worden aangevoerd en zich kunnen verspreiden in de kantine. Om die reden is een eis tot naleving gegeven. Volgens Arriva blijkt uit het e- mailbericht van 6 december 2018 van de Arbeidsinspectie dat zij inmiddels aan de eis tot naleving heeft voldaan. Uit het e-mailbericht van 6 december 2018 is voor de kantonrechter - zonder te beschikken over de definitieve eis tot naleving - echter niet af te leiden dat Arriva daadwerkelijk aan de eis tot naleving heeft voldaan. In dat bericht is door de Arbeidsinspectie namelijk slechts aangegeven dat ervan uit wordt gegaan dat binnen de gestelde termijn aan de eis tot naleving is voldaan. In de daaraan voorafgaande berichten van Arriva van 30 april 2018 en 17 maart 2018 heeft Arriva ten aanzien van de luchtaanvoer slechts (opnieuw) haar zienswijze gegeven. Die zienswijze heeft de Arbeidsinspectie er echter niet van weerhouden om een definitieve eis tot naleving te geven. Zonder nadere toelichting -- die ontbreekt – kan daarom niet worden aangenomen dat Arriva aan de eis tot naleving heeft voldaan.

4.17.
Daarnaast is Arriva tegenstrijdig in haar stellingen over de aanvoer van verse lucht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij gesteld dat er geen lucht van buiten naar binnen gaat, maar dat de lucht alleen naar buiten gaat, wordt gefilterd en dan weer naar binnen gaat. In haar zienswijze richting de Arbeidsinspectie heeft Arriva echter aangegeven dat de aanvoer van verse lucht plaats vindt via een rooster nabij de uitrit van de parkeergarage en dat vers aangevoerde buitenlucht wordt gefilterd wat ervoor zorgt dat uitlaatgassen zich niet verspreiden in de kantine. De bedrijfsarts heeft in ieder geval op 11 januari 2017 geconstateerd dat het in de kantine stinkt naar uitlaatgassen en dat er sprake is van zwarte aanslag boven op de kast. Daarnaast heeft RPS in haar rapport van 7 februari 2017 aangegeven dat de verontreiniging in de kantine mogelijk afkomstig is van verbrandingsmotoren van auto's die in- en uitrijden in de parkeergarage.

4.18.
Gezien de tegenstrijdige stellingen en de onduidelijkheid over het al dan niet voldoen aan de eis tot naleving, blijft het in deze procedure onduidelijk of er daadwerkelijk lucht met uitlaatgassen van buiten de kantine binnenkomt. Die onduidelijkheid dient voor rekening van Arriva te komen gelet op de op haar rustende zorgplicht. Het feit dat uit de verschillende onderzoeken blijkt dat de hoeveelheid gemeten fijnstof en stikstofdioxide onder de grenswaarden ligt, doet daar niet aan af. Het is aan Arriva om er voor te zorgen dat de medewerkers kunnen pauzeren in een omgeving waarin zij niet worden blootgesteld aan stoffen die de gezondheid schaden en om zich er van te vergewissen dat zij aan deze zorgplicht voldoet.

4.19.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat het er op lijkt dat Arriva zich heel lang heeft gebaseerd op onderzoeken waaruit blijkt dat de blootstelling aan verschillende stoffen binnen de normen valt. Ze heeft daarbij echter te laat oog gehad voor de specifieke situatie van [ eiser ], waarmee Arriva bekend moet worden geacht.

Arriva is aansprakelijk voor de gezondheidsschade van [ eiser ]

4.20.
Nu hiervoor is geoordeeld dat Arriva niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en vast staat dat [ eiser ] luchtwegklachten heeft als gevolg van blootstelling aan roet en fijnstof in de bus en mogelijk eveneens in de kantine, komt de kantonrechter tot het oordeel dat Arriva aansprakelijk is voor de door [ eiser ] geleden schade. De kantonrechter is van oordeel dat een begroting van de schade - waarvan aannemelijk is dat deze in min of meerdere mate aanwezig zal zijn - in dit vonnis niet mogelijk is, zodat de kantonrechter (conform artikel 612 Rv) Arriva zal veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat. De daarover gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen nu deze vordering te onbepaald is.

Voorschot

4.21.
Het door [ eiser ] gevorderde voorschot van € 10.000,- zal worden afgewezen. Dit bedrag is namelijk niet door hem onderbouwd en Arriva heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.22.
De kantonrechter geeft partijen in overweging om met elkaar in gesprek te gaan over een minnelijke regeling met betrekking tot de door [ eiser ] geleden en nog te lijden schade, mede gelet op het feit dat [ eiser ] nog steeds in dienst is van Arriva. Ter zitting heeft [ eiser ] aangegeven dat zijn grootste zorg is of hij zijn werk wel tot zijn pensioen kan volhouden, dat hij graag gebruik zou willen maken van de RVU-regeling, maar dat hij dan in een groot financieel gat valt. Mogelijk kunnen partijen afspraken maken over een financiële compensatie indien [ eiser ] gebruik gaat maken van de RVU-regeling.

Proceskosten

4.23.
Arriva is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [ eiser ] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten € 339,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 1.459,42.

5.
De beslissing

De kantonrechter

5.1.
veroordeelt Arriva tot betaling aan [ eiser ] van alle door hem geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, nader op te maken bij staat en te vereffen volgens de wet,

5.2.
veroordeelt Arriva in de proceskosten van € 1.459,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Arriva niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Groenewegen en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.
 

Met dank aan dhr. mr.  G.J. Knotter, Wout van Veen Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBNNE-040624