RBROT 111024
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBROT-111024
BESCHIKKING
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/679622/HA RK 24-476
Beschikking van 11 oktober 2024
in de zaak van
[ verzoeker ]
wonend in Rotterdam,
verzoeker,
verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek, advocaat mr. K.J. Olivier te Rotterdam,
tegen
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
verzoekster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek, advocaat mr. I.K. Verhoeks te Hilversum.
Partijen worden hierna [ Verzoeker ] en Allianz genoemd.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1. [ Verzoeker ] is in 2019 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Allianz, de WAM- verzekeraar van de daarbij betrokken bestuurder, heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De advocaat van [ Verzoeker ], mr. Olivier, is met het door Allianz ingeschakelde bureau CED Nederland B.V. (hierna: CED) in gesprek geraakt over het vervolg. [ Verzoeker ] stelt zich op het standpunt dat tijdens het telefoongesprek tussen mr. Olivier en mevrouw Frieser (hierna: Frieser) van CED op 5 december 2022 (hierna: het telefoongesprek) met Frieser een regeling is overeengekomen die zij met positief advies aan Allianz zou voorleggen en heeft voorgelegd. Allianz betwist dit. [ Verzoeker ] verzoekt daarom afschrift van een aantal bescheiden van CED en Allianz. Allianz verzoekt bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek - indien en voor zover het verzoek van [ Verzoeker ] (deels) wordt toegewezen - een aantal stukken van mr. Olivier. Het verzoek en het tegenverzoek worden gedeeltelijk toegewezen. De beslissing wordt hierna toegelicht.
2. De procedure
2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen op 24 mei 2024, met producties; - het verweerschrift, met producties;
- de mondelinge behandeling gehouden op 7 augustus 2024 en de spreekaantekeningen van partijen.
3.Het verzoek
3.1. [ Verzoeker ] verzoekt om Allianz bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
- om binnen 14 dagen na de beschikking aan [ Verzoeker ] een afschrift van:
i) het gespreksverslag dat Frieser van CED maakte naar aanleiding van het regelingsoverleg op 5 december 2022;
ii) de schriftelijke verslaglegging (zoals bijvoorbeeld een e-mail/brief) van Frieser/CED aan Allianz van het regelingsoverleg op 5 december 2022;
iii) de schriftelijke verslaglegging (zoals bijvoorbeeld een telefoon/dossiernotitie) van CED en/of Allianz naar aanleiding van telefonisch overleg tussen CED en Allianz over het regelingsoverleg op 5 december 2022;
te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Allianz hiermee in strijd handelt;
- in de proceskosten.
3.2. [ Verzoeker ] legt - samengevat - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Hij heeft belang bij een afschrift van deze bescheiden, omdat die relevant zijn voor zijn rechts- en bewijspositie en voor de toewijzing van zijn vordering in een tegen Allianz te voeren procedure. Daarin wil hij die bescheiden overleggen. Daaruit zal blijken dat op 5 december 2022 met Frieser een regeling is overeengekomen die zij met positief advies aan Allianz zou voorleggen en heeft voorgelegd, wat Allianz betwist. [ Verzoeker ] heeft baat bij die bescheiden, omdat Allianz in geval van een positief advies van Frieser op grond van de GBL bij wijze van uitgangspunt gehouden is dit advies te volgen. Dat is relevant voor de toewijzing van zijn vordering. Het gaat om voldoende bepaalde bescheiden. [ Verzoeker ] heeft tegenover Allianz een eigen recht op schadevergoeding in de zin van artikel 6 lid 1 WAM. Allianz heeft de beschikking over de bescheiden of kan ze opvragen bij CED.
3.3. Allianz is het niet eens met het verzoek. Haar verweer komt op het volgende neer. [ Verzoeker ] heeft geen rechtmatig belang bij de verzochte bescheiden. [ Verzoeker ] was ervan op de hoogte dat Allianz de beslissingen maakt. Tijdens het telefoongesprek is geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat een eventuele regeling akkoord zou zijn en [ Verzoeker ] heeft zich pas vier maanden na een negatief bericht beroepen op een vermeende regeling. Voor een geslaagd beroep op gewekt vertrouwen is van belang wat richting de advocaat van [ Verzoeker ] is gecommuniceerd; de genoemde correspondentie tussen CED en Allianz is hierbij niet van belang. Frieser heeft tijdens het telefoongesprek niet gezegd dat zij het voorstel met positief advies zou voorleggen aan Allianz. Als zij dat wel heeft gedaan, is Allianz daaraan niet op grond van de GBL gebonden. Het onder iii) verzochte is algemeen omschreven. Niet duidelijk is welk stuk [ Verzoeker ] wil, zodat het verzoek een fishing expedition is. Het lijkt ook overbodig, omdat dit verzoek al bij i) en ii) aan bod lijkt te komen. [ Verzoeker ] is geen partij in de contractuele verhouding tussen Allianz en CED. Het staat Allianz en CED vrij om openlijk met elkaar te overleggen. Hun correspondentie is vertrouwelijk en hoeft op grond van artikel 843a lid 4 Rv niet te worden verstrekt.
4. Het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek
4.1. Allianz verzoekt voorwaardelijk, indien en voor zover het verzoek van [ Verzoeker ] (deels) wordt toegewezen, [ Verzoeker ] te verplichten om binnen vier weken na de beschikking de informatie/bescheiden te overleggen ten aanzien van het gesprek op 5 december 2022 en/of van 15 maart 2023, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [ Verzoeker ] hiermee in strijd handelt en [ Verzoeker ], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten.
4.2. De rechtbank begrijpt uit punt 83 van het verweerschrift dat Allianz zelf de volgende bescheiden verzoekt:
1) de telefoonnotitie van mr. Olivier van 5 december 2022 van het gesprek met CED;
2) de telefoonnotitie en/of e-mail of brief van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] ten aanzien van het gesprek op 5 december 2022;
3) de telefoonnotitie van 15 maart 2023 van mr. Olivier naar aanleiding van het telefonisch contact met CED.
4.3. Allianz legt het volgende aan haar (tegen) verzoek ten grondslag. Zij moet als aansprakelijke WAM-verzekeraar de schade van [ Verzoeker ] die voortvloeit uit het ongeval vergoeden. Zij heeft een rechtmatig belang bij het verkrijgen van deze bescheiden als het verzoek van [ Verzoeker ] wordt toegewezen. Allianz kan dan in rechte bewijzen of het verweer voeren dat er geen regeling is besproken die met positief advies zou worden voorgelegd aan Allianz en dus geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt.
4.4. [ Verzoeker ] voert verweer tegen dit tegenverzoek. Zijn verweer houdt in dat er geen afgifte van originele bescheiden kan worden gevorderd, zodat het verzoek daarom al moet worden afgewezen. Bovendien heeft mr. Olivier na het telefoongesprek van 5 december 2022 met CED geen telefoonnotitie opgesteld, dus kan daarvan geen afschrift worden verstrekt. Hij heeft voorafgaand aan het telefoongesprek wel een Excel-document opgesteld met de verschillende schadeposten van zijn schadeopstelling en daarin tijdens het overleg onder meer de besproken en overeengekomen totaalbedragen en slotvergoedingen genoteerd. Er is ook geen telefoonnotitie van een telefoongesprek tussen mr. Olivier en [ Verzoeker ] op 5 december 2022, alleen een e-mail van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] van die datum naar aanleiding van het telefonisch overleg met CED die dag. Dit is echter vertrouwelijke advocaat-client-correspondentie die mr. Olivier op grond van het professioneel verschoningsrecht en artikel 843a lid 3 Rv niet hoeft te verstrekken, [ Verzoeker ] evenmin. Er is geen telefoonnotitie van het gesprek tussen mr. Olivier en CED van 15 maart 2023.
5. De beoordeling
5.1. Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van (ii) bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, (iv) van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Op grond van lid 3 hoeft hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, niet aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde tot zijn beschikking staan of onder zijn berusting zijn.
Volgens lid 4 hoeft degene die de bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft niet aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.2. Allianz verzoekt voorwaardelijk bepaalde bescheiden over te leggen. [ Verzoeker ] merkt terecht op dat dit op grond van artikel 843a Rv niet toewijsbaar is. De rechtbank leidt uit punt 2 van het verweerschrift en de mondelinge behandeling echter af dat Allianz heeft bedoeld een afschrift van de bescheiden te verzoeken. [ Verzoeker ] heeft ook wel begrepen dat het Allianz gaat om bepaalde informatie. De vorm daarvan is ondergeschikt. Bovendien geldt een afschrift als het mindere van het verzochte.
5.3. De rechtbank beslist dat Allianz aan [ Verzoeker ] een afschrift van:
i) het gespreksverslag van Frieser van het telefoongesprek met mr. Olivier op 5 december 2022;
ii) de e-mail/brief van Frieser/CED aan Allianz over het telefoongesprek met mr. Olivier op 5 december 2022;
en [ Verzoeker ] aan Allianz een afschrift van:
1) het Excel-bestand dat mr. Olivier heeft opgesteld voorafgaand aan en heeft bijgewerkt tijdens het telefoongesprek met Frieser op 5 december 2022;
2) de e-mail van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] naar aanleiding van het telefoongesprek met Frieser op 5 december 2022;
moet verstrekken.
Partijen moeten dat gelijktijdig en binnen vier weken na betekening van deze beschikking doen. In de te verstrekken afschriften onder ii) en 2) mogen partijen eventueel kwalificerende opmerkingen zwartlakken, zodat zakelijke weergaven overblijven. Dit wordt hierna toegelicht.
De bescheiden onder i), ii), 1) en 2)
Rechtmatig belang
5.4. Volgens [ Verzoeker ] heeft hij een rechtmatig belang bij de bescheiden onder i) en ii): het gespreksverslag van Frieser van het telefoongesprek met mr. Olivier van 5 december 2022 en de e-mail/brief van Frieser/CED aan Allianz over voornoemd telefoongesprek. Hij wil deze overleggen in een door hem te voeren bodemprocedure tegen Allianz, omdat daaruit volgens hem zal blijken dat tijdens het telefoongesprek een regeling is overeengekomen die Frieser met positief advies aan Allianz zou voorleggen en heeft voorgelegd. Omdat Allianz dit betwist en [ Verzoeker ] maar beperkte mogelijkheden heeft om dit standpunt te bewijzen, heeft [ Verzoeker ] een rechtmatig belang bij het verkrijgen van een afschrift van deze stukken. Daaruit zal blijken wat op 5 december 2022 telefonisch tussen mr. Olivier en Frieser is besproken. Voor zover de betwisting van Allianz inhoudt dat zij noch op grond van de GBL noch anderszins gebonden is aan de besproken 'regeling', is het oordeel daarover voorbehouden aan de rechter in een eventuele bodemprocedure. Gesteld noch gebleken is dat de vordering van [ Verzoeker ] in een dergelijke procedure volstrekt kansloos is, zodat het voorgaande geen afbreuk doet aan het rechtmatig belang van [ Verzoeker ].
5.5. Anderzijds heeft Allianz ook een rechtmatig belang bij door haar onder 1) en 2) verzochte stukken: het Excel-bestand dat mr. Olivier heeft opgesteld voorafgaand aan en heeft bijgewerkt tijdens het telefoongesprek op 5 december 2022 en de e-mail van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] naar aanleiding van dit telefoongesprek. Allianz betoogt terecht dat zij daarmee in een eventuele bodemprocedure mogelijk kan onderbouwen dat tijdens het telefoongesprek geen regeling is overeengekomen die met positief advies aan Allianz zou worden voorgelegd.
5.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat slechts één van de partijen op dit punt de waarheid kan spreken. Het is in het belang van de waarheidsvinding dat beide partijen 'hun' stukken met betrekking tot het telefoongesprek op tafel leggen, waaruit blijkt wat toen is gezegd. Dat beide partijen, die overtuigd lijken te zijn van hun eigen standpunt, die stukken niet willen overleggen, roept bij de rechtbank vragen op.
Bepaalde bescheiden, tot hun beschikking en rechtsbetrekking
5.7. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het bepaalde bescheiden betreft. Het gaat om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin zij partij zijn. Allianz is als WAM- verzekeraar tegenover [ Verzoeker ] aansprakelijk voor de schade die hij door het ongeval lijdt en de stukken hebben op die verhouding betrekking. Anders dan Allianz meent is daarbij niet van belang dat [ Verzoeker ] geen partij is in de contractuele verhouding tussen Allianz en CED. Tot slot betwisten partijen niet dat zij deze bescheiden tot hun beschikking hebben of kunnen krijgen. Dat betekent dat is voldaan aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv.
Artikel 843a lid 4 Rv en het verschoningsrecht/artikel 843a lid 3 Rv
5.8. De rechtbank oordeelt dat het beroep van Allianz op artikel 843a lid 4 Rv ten aanzien van de e-mail of brief van Frieser/CED aan Allianz (onder ii)) niet slaagt. Het beroep van [ Verzoeker ] op het verschoningsrecht/artikel 843a lid 3 Rv ten aanzien van de e-mail van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] (onder 2)) slaagt evenmin. Partijen willen deze stukken niet overleggen omdat die volgens hen vertrouwelijk zijn en moeten blijven. Partijen hebben slechts een rechtmatig belang bij een afschrift van die stukken voor zover daarin beschreven staat wat tijdens het telefoongesprek is besproken. Dat is niet vertrouwelijk, omdat partijen dat gesprek hebben gevoerd/doen voeren en daarom weten wat tijdens dat gesprek over en weer is gezegd. Niet ondenkbaar is dat er ook vertrouwelijke informatie in die stukken staat, maar die informatie hoeven partijen gelet op het voorgaande niet te tonen. De rechtbank oordeelt dan ook dat Allianz een afschrift van de onder ii) genoemde e-mail of brief en [ Verzoeker ] een afschrift van de onder 2) bedoelde e-mail aan de andere partij moeten verstrekken. Zij mogen daarin eventueel kwalificerende opmerkingen zwartlakken, zodat een zakelijke weergave van het telefoongesprek van 5'december 2022 resteert.
5.9. Partijen moeten deze stukken gelijktijdig aan elkaar verstrekken, binnen vier weken na betekening van deze beschikking. De rechtbank ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen, omdat partijen worden veroordeeld gelijktijdig afschriften van de genoemde bescheiden te verstrekken en er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat (een van de) partijen niet aan deze veroordeling zal/zullen voldoen.
De bescheiden onder iii)
5.10. De bescheiden genoemd onder iii) voldoen niet aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv. Onduidelijk is welke stukken [ Verzoeker ] hiermee bedoelt te verkrijgen. Daarom is geen sprake van 'bepaalde bescheiden'. Bovendien lijkt er overlap te bestaan met de onder i) en ii) genoemde bescheiden, waarvan Allianz al een afschrift moet verstrekken. Dit deel van het verzoek wordt dus afgewezen.
Het bescheid onder 3)
5.11. Volgens [ Verzoeker ] bestaat de onder 3) verzochte telefoonnotitie niet. Allianz heeft daarop niet gereageerd, zodat dit deel van het verzoek ook wordt afgewezen.
Proceskosten
5.12. Omdat beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt Allianz om aan [ Verzoeker ] een afschrift te verstrekken van:
i) het gespreksverslag van Frieser van het telefoongesprek met mr. Olivier op 5 december 2022:
ii) de e-mail/brief van Frieser/CED aan Allianz over het telefoongesprek met mr. Olivier op 5 december 2022, waarin zij eventueel kwalificerende opmerkingen mag zwartlakken, zodat een zakelijke weergave van voornoemd telefoongesprek van 5 december 2022 resteert,
6.2. veroordeelt [ Verzoeker ] om aan Allianz een afschrift te verstrekken van:
1) het Excel-bestand dat mr. Olivier heeft opgesteld voorafgaand aan en heeft bijgewerkt tijdens het telefoongesprek met Frieser op 5 december 2022;
2) de e-mail van mr. Olivier aan [ Verzoeker ] naar aanleiding van het telefoongesprek met Frieser op 5 december 2022, waarin hij eventueel kwalificerende opmerkingen mag zwartlakken, zodat een zakelijke weergave van voornoemd telefoongesprek van 5 december 2022 resteert,
6.3. bepaalt dat partijen de onder 6.1 en 6.2 genoemde bescheiden gelijktijdig en binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan elkaar moeten verstrekken,
6.4. verklaart de veroordeling onder 6.1 en 6.3 ten aanzien van [ Verzoeker ] uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024, 3726/2009
Met dank aan Mw. mr. Nicolien Verhoeks, www.schadeadvocatuur.nl, voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBROT-111024