RBOVE 130324
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBOVE-130324
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/273912 / HA ZA 21-464
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
[ eiser ]
wonend in [ woonplaats ]
eisende partij,
advocaat: mr. J.F. Roth te Amersfoort
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd in Amstelveen,
gedaagde partij,
advocaat: mr. P. Oskam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [ eiser ] en Amlin genoemd worden.
1.
De inleiding
1.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of en zo ja tot welke omvang [ eiser ] schade heeft geleden doordat hij zijn auto van achteren is aangereden. Bij tussenvonnis van 21 december 2022 zijn twee deskundigen benoemd die vervolgens beide een deskundigenrapport hebben ingediend.
1.2.
In dit vonnis wordt geoordeeld dat er sprake is van klachten die in causaal verband staan met het ongeval. Voor de vaststelling van de omvang van de schade dienen de beperkingen (ten gevolge van die ongevalsgerelateerde klachten) in kaart te worden gebracht. Daarvoor is ten eerste een verzekeringsgeneeskundig onderzoek nodig en vervolgens ook een arbeidsdeskundige beoordeling. Dit oordeel zal hieronder worden toegelicht.
2.
De verdere beoordeling
2.1.
Zoals uit het tussenvonnis van 12 oktober 2022 blijkt, is [ eiser ] in november 2018 van achteren aangereden toen hij in zijn auto voor het rode stoplicht wachtte. Amlin heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dat ongeval erkend en heeft ook een voorschot aan [ eiser ] betaald. Amlin betwist niet dat [ eiser ] na het ongeval klachten heeft ondervonden die in causaal verband staan tot het ongeval, maar zij betwist wel dat deze klachten (in dezelfde mate) nog steeds voortduren. [ eiser ] is in 2020 onderzocht door neuroloog dr. G.W. van Dijk en (niet praktiserend) psychiater prof. dr. G.F. Koerselman, (hierna te noemen de neuroloog en de psychiater) die begin 2021 daarover hebben gerapporteerd. Na die rapportages heeft [ eiser ] een stage voltooid, zijn HBO-studie afgerond en is hij vanaf 1 maart 2022 een fulltime dienstverband aangegaan bij een detacheringsbureau. Om een actueel beeld te krijgen van de klachten heeft de rechtbank de neuroloog en psychiater verzocht opnieuw onderzoek te verrichten naar de medische situatie van [ eiser ] . De deskundigen hebben daarover gerapporteerd en partijen hebben op de ingediende deskundigenberichten bij conclusie na deskundigenbericht gereageerd. Uit deze nieuwe informatie blijkt onder meer dat [ eiser ] zich met ingang van 27 februari 2023 ziek heeft gemeld.
2.2.
In het hiernavolgende zullen eerst deze nieuwe rapporten worden besproken. Daarna komt de beoordeling van de vorderingen van [ eiser ] aan de orde.
Het neurologisch rapport 2023
2.3.
Uit het rapport van de neuroloog van 23 mei 2023 volgt dat [ eiser ] op 10 maart 2023 is onderzocht. De neuroloog verwijst in zijn samenvatting en beschouwing naar zijn vorige onderzoek op 20 oktober 2020 en rapport van 3 februari 2021. Hij schrijft:
( ... ) Kort samengevat vond ik toen bij neurologisch onderzoek geen qfwijkingen en concludeerde ik tot een chronisch pijnsyndroom en stijfheid in nek en rug zonder objectiveerbare afwijkingen bij neurologisch onderzoek en zonder bewegingsbeperkingen van de cervicale wervelkolom. De neurologische diagnose luidde toen whiplash associated disorder graad I met tevens mogelijk psychiatrische co-morbiditeit waarvoor separaat een psychiatrische expertise plaatsvond. Op grond van de diagnose whiplash associated disorder graad I konden volgens de recente richtlijn van de Vereniging voor Neurologie (2020) geen beperkingen worden vastgesteld, omdat een neurologische verklaring voor de klachten bij een whiplash associated disorder graad I ontbreekt.
De huidige klachten zoals bij mijn onderzoek nu vastgesteld bestaan nog steeds uit nek- en rugpijn en een subjectief gevoel van stijfheid waardoor betrokkene beperkingen ondervindt in het dagelijks functioneren. Als gevolg van de pijnklachten kan hij moeilijk langdurig in dezelfde houding verblijven en ondervindt hij bij toename van deze pijnklachten problemen met de aandacht en concentratie. Bij het huidige neurologische onderzoek vond ik wederom geen afwijkingen. Ook vond ik opnieuw een normale beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom.
1.15 Neurologische conclusie
Onveranderd in vergelijking met het onderzoek op 20-10-2020, namelijk sinds een kopstaartbotsing op 06-11-2018 een chronisch pijnsyndroom en stijfheid in de nek en rug zonder afwijkingen bij neurologisch onderzoek en zonder bewegingsbeperkingen van de cervicale wervelkolom. De diagnose luidt nog steeds whiplash associated disorder graad I.
( ... )
2.4.
Op de door de rechtbank gestelde vraag of er veranderingen zijn opgetreden in het klachtenpatroon ten opzichte van het eerdere onderzoek en het verzoek een beschrijving te geven van de huidige klachten en beperkingen van [ eiser ] heeft de neuroloog geantwoord: Voor het huidige klachtenpatroon van betrokkene wil ik verwijzen naar de paragraaf "Anamnese". De huidige klachten die ik tijdens mijn onderzoek op 10-3-2023 van betrokkene hoor, verschillen niet wezenlijk van de klachten die betrokkene vertelde tijdens het onderzoek op 20-10-2020.
Verder heeft de neuroloog verklaard dat hij (nog steeds) geen neurologische verklaring kan geven voor de ervaren klachten en beperkingen en op grond van zijn neurologische expertise evenmin in een duiding kan geven aan de ontwikkelingen die zich in het leven van [eiser] hebben voorgedaan.
Het psychiatrisch rapport 2023
2.5.
Ook de psychiater verwijst naar zijn vorige onderzoek op 3 december 2020 en zijn rapport van 20 maart 2021. In dit rapport concludeerde hij tot een aanpassingsstoornis als gevolg van het ongeval, met beperkingen ten aanzien van het professioneel besturen van een auto of werken in omstandigheden met een verhoogd persoonlijk risico, ten aanzien van stress door regelmatige deadlines of productiepieken, ten aanzien van conflicthantering in persoonlijk of telefonisch contact en ten aanzien van werkzaamheden in avond of nacht of in onregelmatige diensten. Verder overwoog de psychiater destijds dat nog geen sprake was van een eindsituatie, omdat er nog mogelijkheden tot behandeling zouden moeten zijn. De psychiater omschrijft in zijn nieuwe rapport van 13 juni 2023 de verschillende veranderingen in het leven van [ eiser ] , zoals de stage en het afronden van zijn studie en de baan (op zijn vakgebied) voor 36 uur in de week bij een detacheringsbedrijf en zijn huwelijk in 2022. Tegenover deze positief lijkende ontwikkelingen staat dat [ eiser ] zich eind februari 2023 ziek heeft gemeld, omdat de belasting van het werk hem teveel was geworden. Daarmee lijkt de verbetering die de psychiater destijds voor mogelijk hield te zijn gerealiseerd, maar aan de andere kant lijkt die verbetering zich niet volledig te hebben doorgezet en is er nu opnieuw ziekteverzuim door overbelasting. De vraag is dan hoe die ontwikkeling moet worden geïnterpreteerd, aldus de psychiater. Hij schrijft: Betrokkene vertelt mij dat de uitkomst van het herhaalde neurologisch onderzoek inhoudt dat er nog steeds sprake is van een whiplash associated disorder graad I, zonder beperkingen op neurologisch gebied. Die conclusie betekent dat hij hoe dan ook een chronisch pijnsyndroom heeft. Zijn psychische klachten zijn daaraan secundair. Wat dat betreft is de situatie ten opzichte van 2021 niet wezenlijk gewijzigd. Anderzijds stelde ik toen vast dat zijn psychische klachten verder gingen dan bij een gemiddelde ander in dezelfde omstandigheden het geval zou zijn geweest.( ... ) Naar mijn mening is de aanpassingsstoornis die ik eerder constateerde, ( ... ) in remissie. ( ... )
( ... )
De consequentie hiervan is dat betrokkene's toestand in vergelijking met 2021 inderdaad aanmerkelijk is verbeterd. Dat lijkt grotendeels te danken te zijn aan zijn eigen inzet. Dat er nog steeds wel sprake is van een probleem, hangt primair samen met het chronische pijnsyndroom. De moeite die hem hem kost om de consequentie daarvan ie verwerken, yalt nu echter binnen de grenzen van een normale psychische reactie, en is dus niet meer te classificeren als een psychische stoornis. Dat brengt dus op zichzelf geen beperkingen meer met zich mee. Dat het voor betrokkene begrijpelijkerwijs teleurstellend is dat hij zijn doelstelling van volledige werkhervatting blijkbaar niet haalt, doet daaraan niet af. Ik merk verder op dat deze bevinding bij huidig onderzoek op zichzelf niets zegt over de consequenties van het ongeval voor beperkingen in eerdere fasen van het beloop.
( ... )
Concluderend is de aanpassingsstoornis die ik in 2021 bij betrokkene heb vastgesteld, nu niet meer aan de orde. Er is inmiddels sprake van een normale en invoelbare teleurstelling over de beperkingen die kennelijk nog voortvloeien uit zijn chronische pijn. De consequenties daarvan liggen op het terrein van de neuroloog of eventueel van een verzekeringsarts. Op mijn vakgebied zijn nu geen beperkingen meer.
De psychiater besluit met:
Zoals ik hierboven heb betoogd betekent de uitkomst van dit psychiatrisch rapport niet dat betrokkenen geen reële klachten zou kunnen hebben. Die liggen echter niet op mijn vakgebied en zullen dus op dat van een ander medisch specialisme (zoals bijvoorbeeld de neurologie of de verzekeringsgeneeskundige) moeten worden beoordeeld.
2.6.
Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de inhoud van de deskundigenrapporten, zodat de bevindingen en conclusies uit beide rapporten door de rechtbank worden overgenomen.
De juridische maatstaf
2.7.
[ eiser ] vordert ten eerste een verklaring voor recht dat de door hem gestelde klachten en beperkingen een gevolg zijn van het ongeval en aan dat ongeval moeten worden toegerekend. Daarnaast vordert hij Amlin te veroordelen alle schade te vergoeden die in causaal verband met het ongeval staat, nader op te maken bij staat.
Dat leidt er toe dat eerst moeten worden beoordeeld of de gestelde klachten bestaan. Vervolgens komt de vraag aan de orde of die klachten in causaal verband met het ongeval staan en als die vragen bevestigend worden beantwoord, moet daarna in kaart worden gebracht tot welke beperkingen die klachten leiden en hebben geleid.
Het bestaan van de klachten
2.8.
[ eiser ] heeft gesteld dat hij de klachten en beperkingen heeft die blijken uit de deskundigenrapporten "in het bijzonder in de anamnese van deze deskundigenberichten (rapport van de neuroloog van 3 februari 2021 op pagina 4 onder "Huidige klachten" en rapport van de psychiater op pagina 12 onder "Beperkingen"). Daarnaast heeft hij nog hoofdpijn- en vermoeidheidsklachten gesteld. De rechtbank zal de gestelde klachten hierna bespreken.
2.9.
Als het klachtenpatroon plausibel is, wat doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten worden uitgegaan. Dat geldt ook voor niet of moeilijk objectiveerbare klachten.l Beoordeeld moet worden of sprake is van een plausibel klachtenpatroon als hiervoor bedoeld.
De klachten die kunnen worden afgeleid uit het rapport van de neuroloog
2.10.
Bij voormelde "Huidige klachten" in het rapport van de neuroloog gaat het om de volgende klachten: pijn in de rug, zowel laag in de rug als ook hoger gelegen tussen de schouderbladen en in de nek met ook een stijf gevoel ter plaatse. Deze klachten treden met name op wanneer [ eiser ] langdurig in dezelfde houding verblijft. In verband hiermee wisselt hij steeds van houding over de dag, maar ook in bed. Als gevolg van deze klachten heeft hij een kortere aandachtsspanne en kan hij zich moeilijk concentreren op één taak. Ook is hij op wisselende momenten bij de aanwezigheid van veel klachten wat vergeetachtig. Daarnaast volgt uit de anamnese dat in 2020 hoofdpijn- en vermoeidheidsklachten worden benoemd.
2.11.
Ten aanzien van de klachten die zich in de eerste jaren na het ongeval voordeden is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon. De gestelde klachten ten aanzien van die periode worden niet inhoudelijk betwist door Amlin en worden daarnaast ondersteund door de medische informatie waaronder de eerdere rapporten van de neuroloog en de psychiater. Uit de rapportages blijkt dat [ eiser ] steeds consistent en consequent heeft verklaard over zijn klachten en dat deze niet in strijd zijn met overige medische bevindingen en de bevindingen bij het neurologisch onderzoek. De klachten passen bij de diagnose die door de neuroloog is gesteld (whiplash associated disorder graad 1 (hierna: WAD I). Dat leidt tot de vaststelling dat de rechtbank ervan uitgaat dat deze klachten in die periode bestonden. Dat de neuroloog geen beperkingen heeft vastgesteld op zijn vakgebied omdat een neurologische verklaring voor de klachten ontbreekt, doet daar volgens vaste rechtspraak2 niet aan af.
2.12.
Beoordeeld moet worden of de gestelde klachten, ook na de positieve ontwikkelingen die zich in het leven van [ eiser ] hebben voorgedaan, nog aanwezig zijn. Ten aanzien van de klachten die voortvloeien uit het chronisch pijnsyndroom blijkt uit de recente rapporten van de deskundigen niet dat er een wijziging in het klachtenpatroon is opgetreden. De neuroloog stelt dezelfde diagnose, WAD I, en noemt nog steeds rug- en nekklachten. Verder vermeldt hij dat [ eiser ] als gevolg van de pijnklachten moeilijk langdurig in dezelfde houding kan verblijven en dat [ eiser ] bij toename van deze pijnklachten problemen ondervindt met de aandacht en concentratie. Ook wordt in de anamnese melding gemaakt van hoofdpijnklachten, zij het wat minder dan eind 2020, en klachten van vermoeidheid.
Dat de neuroloog de klachten enkel heeft afgeleid uit de anamnese, zoals Amlin heeft aangevoerd, is niet van doorslaggevend belang. Zoals uit r.o. 2.4 volgt heeft de neuroloog op de vraag van de rechtbank naar het huidige klachtenbeeld verwezen naar de anamnese. Uit het rapport blijkt niet dat het verhaal van [ eiser ] inconsistent en/of inconsequent is ten opzichte van de vorige onderzoeken en/of ten opzichte van de overige feitelijke of medische bevindingen. Dat blijkt ook niet uit het rapport van de psychiater. Deze vermeldt onder meer dat [ eiser ] zijn klachten concreet beschrijft, maar ook aangeeft wat er wel goed gaat, dat hij geen medische termen gebruikt en ook niet de indruk maakt overdreven nadruk te willen leggen. Enige overdrijving, inbeelding of voorwending door [ eiser ] kan uit de rapporten niet worden afgeleid. Uit de rapporten volgt dan ook niet dat van een plausibel klachtenpatroon niet langer sprake is. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat deze klachten bestaan.
"Beperkingen" in het rapport van de psychiater op pagina 12
2.13.
De rechtbank stelt vast dat de alinea onder het kopje "Beperkingen" vooral beperkingen vermeldt en niet zozeer klachten. Voor zover daaruit ook klachten kunnen worden afgeleid overweegt de rechtbank het volgende. Ten aanzien van de klachten die voortvloeien uit de eerder gediagnosticeerde aanpassingsstoornis geldt dat de psychiater die stoornis in het tweede onderzoek niet meer heeft vastgesteld. De psychiater beschrijft in zijn tweede rapport dat de moeite die het [ eiser ] kost om de consequentie van het pijnsyndroom te verwerken, nu binnen de grenzen valt van een normale psychische reactie en dus niet meer te classificeren is als een psychische stoornis. De klachten die voortvloeien uit de aanpassingsstoornis zijn niet langer aanwezig. De rechtbank neemt dat over.
2.14.
Van de beperkingen die de psychiater op pagina 12 van zijn eerste rapport heeft genoemd is evenmin nog langer sprake. Uit het tweede rapport volgt dat de beperkingen die een gevolg waren van de aanpassingsstoornis (autorijden en risicovolle werkzaamheden, regelmatige stressvolle situaties, zoals frequente deadlines of productiepieken, conflictsituaties in persoonlijk of telefonisch contact, werken in de avond en nacht en onregelmatige diensten) niet langer aanwezig worden geacht. Dat betekent dat de gevorderde verklaring voor recht die ziet op de klachten en beperkingen die zijn opgenomen in het eerste rapport van de psychiater (op pagina 12 onder Beperkingen) moet worden afgewezen voor zover deze ziet op de periode na de datum van het onderzoek door de psychiater, te weten 10 mei 2023.
Conclusie bestaan van klachten
2.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank aanneemt dat nog steeds sprake is van een chronisch pijnsyndroom en [ eiser ] de klachten ondervindt zoals in het eerste rapport van de neuroloog zijn beschreven.
Het causaal verband
2.16.
Vervolgens moet worden beoordeeld of deze klachten zijn veroorzaakt door het ongeval. Daarbij gaat het om een juridische beoordeling en is het niet nodig dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten waaruit in wetenschappelijke zin onweerlegbaar volgt dat de klachten een gevolg zijn van het ongeval. Het bewijs van het causaal verband zal veelal geleverd zijn als komt vast te staan dat de klachten voor het ongeval niet bestonden, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve oorzaak ontbreekt.3 Dat geldt ook voor naar hun aard subjectieve klachten.
2.17.
ln deze zaak staat vast dat de klachten van [ eiser ] , die voortvloeien uit het chronisch pijnsyndroom en zijn omschreven door de neuroloog, zijn ontstaan ná en veroorzaakt kunnen worden door het ongeval. Verder is niet gesteld of gebleken dat er een andere oorzaak kan worden aangewezen voor de klachten. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat de gestelde klachten zijn veroorzaakt door het ongeval en daaraan kunnen worden toegerekend.
De gestelde beperkingen
2.18.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is welke beperkingen voortvloeien uit de ongevalsgerelateerde klachten van [ eiser ] .
2.19.
De rechtbank kan uit de medische informatie niet afleiden welke beperkingen voortvloeien uit de klachten die, zoals hiervoor overwogen, in causaal verband staan met het ongeval. Dat leidt ertoe dat de rechtbank voornemens is een verzekeringsarts te benoemen om een beperkingenprofiel in de vorm van functionele mogelijkhedenlijst (FML) op te stellen ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek. Met de vastgestelde beperkingen wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre de mogelijkheden van [ eiser ] in de feitelijke (werkelijke) situatie zijn afgenomen ten opzichte van de hypothetische situatie waarin het ongeval niet heeft plaatsgevonden. Nadat de verzekeringsarts heeft gerapporteerd zal een arbeidsdeskundige aan de hand van de FML moeten bepalen welke arbeidsmogelijkheden [ eiser ] in de werkelijke situatie nog heeft. De rechtbank is voornemens ook alvast een arbeidsdeskundige te benoemen, zodat de arbeidsdeskundige kort na afronding van het rapport door de verzekeringsarts arbeidsdeskundig onderzoek kan verrichten.
2.20.
[ eiser ] heeft aangevoerd dat een revalidatiearts meer inzicht kan bieden in de mate van pijn en pleit voor een benoeming van een revalidatiearts voordat een verzekeringsarts wordt benoemd voor het opmaken van een FML. De rechtbank ziet daarvoor onvoldoende aanleiding nu voldoende duidelijkheid bestaat over de actuele klachten en een verzekeringsarts voldoende toegerust is om vast te stellen welke beperkingen [ eiser ] daarvan feitelijk ondervindt.
2.21.
Het verweer van Amlin dat van ongevalsgerelateerde beperkingen onvoldoende is gebleken en dat de vorderingen nu al dienen te worden afgewezen wordt ook niet gevolgd. Zoals hiervoor is overwogen is voor het aannemen van ongevalsgerelateerde klachten geen sluitende wetenschappelijke onderbouwing noodzakelijk. Nu sprake is van een plausibel klachtenpatroon dat wordt aangemerkt als ongevalsgevolg, bestaat voldoende grond om de feitelijke beperkingen door een verzekeringsarts in kaart te laten brengen.
Vervolg van de procedure
2.22.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte uitlating zodat partijen zich ten eerste kunnen uitlaten over de persoon van de verzekeringsarts en de aan deze arts te stellen vragen.
2.23.
De rechtbank is van plan de volgende vragen aan de verzekeringsarts te stellen.
1. Kunt u een beperkingenprofiel opstellen aan de hand van de beschikbare medische informatie, teneinde het verlies aan verdienvermogen, maar ook de beperkingen ten aanzien van huishoudelijk werk en zelfwerkzaamheid in kaart te brengen?
2. Wilt u daarbij in ieder geval gebruik maken van de rapporten van dr. G.W. van Dijk van 3 februari 2021 en 23 mei 2023?
3. Wilt u daarbij onderscheid maken naar beperkingen die in verband staan met het ongeval, zoals hiervoor weergegeven, en beperkingen die niet ongevalsgerelateerd zijn?
4. Wilt u bij de beantwoording van de eerste vraag het beperkingenprofiel uitwerken in een FML (functionele mogelijkhedenlijst)?
5. Geeft uw onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen die in het kader van deze procedure van belang kunnen zijn?
2.24.
Partijen dienen zich daarnaast uit te laten over de persoon van de arbeidsdeskundige en de aan de arbeidsdeskundige te stellen vragen. Ten aanzien van het gestelde verlies aan verdienvermogen dienen zij onder meer aan te geven of een arbeidsdeskundige met bedrijfseconomische kennis dient te worden benoemd. Zij kunnen daarnaast aangeven of er vragen ter zake van de zelfwerkzaamheid en huishoudelijke hulp moeten worden gesteld, en zo ja, welke vragen.
2.25.
De rechtbank geeft partijen in overweging om met elkaar in overleg te treden. Daarbij kunnen zij afspraken maken over de perso(o)n(en) van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige en de te stellen vragen, maar zij kunnen ook onderzoeken of dit vonnis aanleiding geeft om alsnog overleg te hebben over de schadevergoeding en de zaak zo in overleg af te ronden.
2.26.
De rechtbank zal Amlin, als de aansprakelijke partij, belasten met het betalen van het voorschot.
3.
De beslissing
De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 27 maart 2024 voor uitlating door partijen als bedoeld in 2.22 en 2.24.
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels, mr. D.N.R. Wegerif en mr. R. Rijnhout en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
Met dank aan dhr. mr. J.F. Roth, SAP Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBOVE-130324
1. Zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2016:3988
2. Waaronder ECLI:NLGHARL:2018:1661
3. Zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2016:3988