Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE-291025

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-291025

vonnis



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
 

Civiel recht

Zittingsplaats Lelystad

Zaaknummer: C/16/586449/HL ZA 24-338


Vonnis van 29 oktober 2025

in de zaak van

    [eiser 1] en

    [eiser 2],
    in hun hoedanigheid van ouders en wettelijk vertegenwoordiger van
    [dochter van eisers],
    allen te [woonplaats 1],
    eisende partijen,
hierna te noemen [eiser 1] en [eiser 2] en samen te noemen de ouders,
advocaat: mr. M.G.F. de Graaff-Bosch,

tegen

    MAATSCHAP MATERNA,
    te [woonplaats 1],

    [Maat 1],
    te [woonplaats 1],

    [Maat 2],
    te [woonplaats 1],

    [Maat 3],
    te [woonplaats 1],

    MS AMLIN INSURANCE SE,
    te Brussel,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Materna,
advocaat: mr. P.J. klein Gunnewiek.

1. De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:

   - de op 18 december 2024 betekende dagvaarding met producties 1-18,
   - de conclusie van antwoord met producties 1-8,
   - de akte aanvullende producties 19-24 van de zijde van de ouders en
    - de mondelinge behandeling van 16 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar deze zaak over gaat

2.1. De ouders hebben een dochter, [dochter van eisers] genaamd, gekregen met het syndroom van Down.

De ouders vinden dat zij tijdens de zwangerschap van [dochter van eisers] geen geïnformeerde keuze hebben kunnen maken over prenatale screening omdat de verloskundige van Materna hen hierover niet voldoende heeft geïnformeerd (gecounseld).

Als zij hadden geweten dat [dochter van eisers] geboren zou worden met het syndroom van Down, dan zouden ze de zwangerschap hebben afgebroken.

De ouders vinden daarom dat Materna tegenover hen en [dochter van eisers] aansprakelijk is voor de gevolgen van de onvoldoende counseling.

Materna is het niet eens met het standpunt van de ouders.

Zij is van mening dat de counseling voldoende was en dat de vorderingen van de ouders en [dochter van eisers] moeten worden afgewezen.

3. De beoordeling

Wat is er tijdens de zwangerschap gebeurd?

3.1. Op 27 februari 2017 heeft [eiser 1] zich bij de balie van de verloskundigenpraktijk van Materna gemeld. Zij was onverwacht zwanger geraakt van haar vijfde kind. Op dat moment was zij 46 jaar oud. Met [eiser 1] is toen een intakegesprek gepland op 13 maart 2017. Het intakegesprek vond plaats tussen de ouders en verloskundige mevr. [Maat 2]  (hierna: [Maat 2]). Een vast onderdeel van het intakegesprek is de 'counseling'. Dit onderdeel houdt in dat de verloskundige de zwangere vrouw informeert en voorlicht over (de mogelijkheid van) prenatale screening tijdens de zwangerschap. Het doel van counseling is dat de vrouw een geïnformeerde keuze kan maken over het al dan niet prenataal screenen en de wijze van screening. Tussen partijen is in geschil of (de verloskundige [Maat 2] van) Materna dit voldoende heeft gedaan.

3.2. Tijdens het intakegesprek heeft [Maat 2] in ieder geval besproken dat een combinatietest mogelijk was tot een zwangerschapsduur van 13 weken en 6 dagen. De NIPT-test was op dat moment nog niet beschikbaar, die zou vanaf 1 april 2017 beschikbaar komen. Na lichamelijk onderzoek bij de intake bleek dat op dat moment al sprake van een zwangerschapsduur van 11 weken en 3 dagen. [Maat 2] heeft over het intakegesprek in het dossier genoteerd: "Gecounseld: gaan nadenken over combinatietest, NIPT en SEO. Bellen morgen over beslissing". Volgens Materna heeft [eiser 1] de volgende dag aan de praktijkassistente mevr. [praktijkassistente] laten weten dat zij afziet van prenatale screening. [eiser 1] bestrijdt dat.

3.3. Wat ook vaststaat is dat [eiser 1] op 27 maart 2017 contact heeft opgenomen met Materna vanwege misselijkheidsklachten. Afgesproken werd dat [eiser 1] de volgende dag, op 28 maart, mocht langskomen op de praktijk. Tijdens dat bezoek is door verloskundige mevr. [verloskundige 1] geprobeerd de hartslag van de foetus te controleren met een doppleronderzoek. Omdat dit haar niet lukte heeft [Maat2] een echo gemaakt en op basis daarvan vastgesteld dat de hartslag goed was. Partijen zijn het er niet over eens of tijdens dit bezoek van [eiser 1] aan de verloskundigenpraktijk de prenatale screening nog aan de orde is geweest. In het medisch dossier is hierover bij 28 maart vastgelegd: "Wensen geen PNS". Deze aantekening is door [Maat2] aan het medisch dossier toegevoegd, nadat [dochter van eisers] al geboren was.

3.4. Met uitzondering van een SEO (de 'normale' 20 weken-echo) die op 18 mei 2017 in Verloskundig Centrum 't Gooi onder verantwoordelijkheid van verloskundige D. [verloskundige 2] (hierna: [verloskundige 2]) is verricht, heeft er geen prenatale screening plaatsgevonden in de fase van de zwangerschap waarin door de ouders nog gekozen kon worden voor het afbreken van de zwangerschap. In een latere fase van de zwangerschap is [eiser 1] verwezen naar het Tergooiziekenhuis alwaar op 5 juli 2017 werd bevestigd dat zij zwangerschapsdiabetes had ontwikkeld.

3.5. Op 6 juli 2017 heeft [verloskundige 2] op verzoek van [eiser 1] een groeiecho uitgevoerd. Daarbij werd bij de foetus een verkort bovenbeen (ook wel femur) gemeten. Een verkort femur is een mogelijke indicatie (ook wel 'sonomarker') voor een chromosoomafwijking en daarmee een indicatie voor het verrichten van een GUO (Geavanceerd Ultrasound Onderzoek). Een GUO is een uitgebreide echo die wordt uitgevoerd als er een verhoogd risico is op medische afwijkingen of als er tijdens de zwangerschap aanwijzingen zijn voor afwijkingen of complicaties.

3.6. Met het door het Tergooiziekenhuis op 10 juli 2017 verrichte GUO is vastgesteld dat inderdaad sprake was van een verkort bovenbeen. Volgens Materna zijn deze vaststelling en de mogelijke implicaties daarvan door gynaecoloog, Dr. [gneacoloog] (hierna: [gyneacoloog]) van het Tergooiziekenhuis met de ouders besproken en is hen daarbij een vruchtwaterpunctie aangeboden om daarover zekerheid te krijgen. De ouders zouden dit aanbod hebben afgewezen. Volgens de ouders heeft zo'n gesprek helemaal niet plaatsgevonden. Hoe dan ook was de zwangerschap van [eiser 1] op dat moment ook al te ver gevorderd om nog te kunnen worden afgebroken. Die keuze hadden de ouders op dat moment niet meer.
 

3.7. Op 11 september 2017 is [dochter van eisers] geboren. Zij bleek het syndroom van Down te hebben en als gevolg daarvan zwaar beperkt te zijn.

Wat is er gebeurd na de geboorte van [dochter van eisers]?

3.8.  De ouders hebben in 2019 eenzijdig door een deskundige, gynaecoloog en perinatoloog prof. dr. J.G. Nijhuis (hierna Nijhuis), laten beoordelen of er sprake is geweest van verwijtbaar handelen door zorgverleners tijdens de zwangerschap. Nijhuis kwam in zijn rapport van 6 maart 2019 tot de conclusie dat Materna onzorgvuldig heeft gehandeld door de ouders geen adequate voorlichting te geven over de kansen op een aangeboren afwijking bij een zwangerschap op de leeftijd van [eiser 1] en over de prenatale screening. Volgens Nijhuis hebben de ouders daardoor geen geïnformeerde keuze kunnen maken over het uitvoeren van prenatale screening en een daaropvolgende afbreking van de zwangerschap bij een afwijkende uitslag. Nijhuis heeft Materna niet betrokken bij zijn onderzoek. Op basis van dit rapport hebben de ouders Materna op 14 mei 2019 aansprakelijk gesteld. Aansprakelijkheid is vervolgens (op 22 oktober 2019) namens de verzekeraar van Materna van de hand gewezen.

3.9. Partijen zijn na langdurig overleg overeengekomen om gezamenlijk een deskundigenonderzoek te laten verrichten. Dit onderzoek is uitgevoerd door verloskundige dr. J.T. Gitsels-Van der Wal (hierna Gitsels). Gitsels heeft op 17 augustus 2021 haar rapport uitgebracht. Vervolgens bleek dat Gitsels begin juli 2021 haar concept-rapport wel voor commentaar aan de ouders had verstrekt, maar (ten onrechte) niet ook aan de verzekeraar van Materna. De verzekeraar heeft daardoor geen commentaar kunnen geven op het concept-rapport voordat het definitief werd gemaakt. Op 26 augustus 2021 is de verzekeraar alsnog in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport van Gitsels. Hierop volgde tot 1 september 2022 geen reactie van de verzekeraar. Op 1 september 2022 deed de verzekeraar het aanbod om de zaak zonder erkenning van aansprakelijkheid te regelen tegen betaling van € 7.500,-. Dit bedrag is begin december 2022 door de verzekeraar overgemaakt naar de ouders. Daarna hebben partijen verder overleg gehad. Vanuit Materna is voorgesteld een voorlopig getuigenverhoor te starten, maar daar zagen de ouders uiteindelijk niets in. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat Materna aanvullende vragen aan Gitsels zal stellen. Na beantwoording van deze aanvullende vragen, heeft Gitsels haar definitieve rapport uitgebracht op 22 februari 2024.

Het rapport Gitsels

3.10. Gitsels komt in haar rapport tot de conclusie dat (de verloskundige van) Materna de ouders onzorgvuldig heeft gecounseld. Volgens Gitsels heeft de verloskundige niet, of niet voldoende, gecheckt of de gegeven informatie bij [eiser 1] is aangekomen waardoor zij geen geïnformeerde keuze heeft gemaakt. Er is niet aangesloten bij de voorkennis van [eiser 1] en hulp bij de besluitvorming lijkt volgens Gitsels niet te hebben plaatsgevonden. Er is geen duidelijk benoemd moment geweest waarop de definitieve over de prenatale screening op het Downsyndroom is besproken.

Daarnaast vindt Gitsels dat het op 4 oktober 2017 aan het medisch dossier toevoegen van de notitie "wensen geen PNS" bij het consult van 28 maart 2017 verwijtbaar is.

Reactie Materna op het rapport Gitsels

3.11. Materna kon zich in deze conclusies van Gitsels niet vinden. Materna heeft vervolgens eenzijdig een contra-expertise laten uitvoeren door verloskundige mevr. A. Stoop-Berends (hierna Stoop-Berends). Op 1 oktober 2024 heeft Stoop-Berends haar rapport uitgebracht. Zij concludeert dat Materna heeft gecounseld volgens de professionele standaard van 2017. De verloskundige heeft de noodzakelijke informatie gegeven en mocht er volgens Stoop-Berends vanuit gaan dat die informatie goed is ontvangen door de ouders. Ook het medisch dossier voldoet aan de daaraan te stellen eisen, aldus Stoop-Berends. Materna meent, mede op basis van het rapport van Berends-Stoop, dat het rapport Gitsels niet aan de eisen van onpartijdigheid en inzichtelijkheid voldoet en terzijde moet worden geschoven. De conclusies van Gitsels zijn enkel gebaseerd op de verklaringen van de ouders, terwijl de (medische) gegevens en verklaringen van de verloskundigen telkens niet of nauwelijks zijn meegewogen, aldus Materna.

3.12. Op 18 november 2024 heeft Materna eenzijdig de verklaringen van de verschillende betrokken medewerkers, waaronder [Maat2], [Praktijkassistente] en [verloskundige 1] schriftelijk laten vastleggen door onderzoeksbureau McLarens.

Hoe nu verder?

3.13. Vast staat dat er vanwege de leeftijd van [eiser 1] bij haar zwangerschap een ernstig verhoogd risico bestond dat haar kindje een chromosoomafwijking zou hebben. De ouders hebben zich op het standpunt gesteld dat als zij van dat risico hadden geweten, zij zeker prenataal onderzoek hadden laten doen. Als zij hadden geweten dat zij een kindje zouden krijgen met het syndroom van Down, zouden zij hebben besloten om de zwangerschap af te breken.
Volgens de ouders is hen de kans ontnomen om deze beslissing te nemen, omdat zij door Materna niet, althans niet voldoende zijn geïnformeerd over de mogelijkheden van prenatale screening in relatie tot het verhoogde risico op een kindje met Down en de mogelijke vervolgstappen. Zij achten Materna aansprakelijk op grond van tekortkoming en
onrechtmatige daad jegens [eiser 1] en op grond van onrechtmatige daad jegens [eiser 2] en [dochter van eisers]. Materna heeft dit alles bestreden.
 

3.14. Deze zaak gaat uiteindelijk over de vraag of [dochter van eisers] geboren is door een fout van Materna bij de counseling. Dat is, hoe de beslissing ook zal uitvallen, een voor beide partijen ingrijpende beslissing met grote impact. Bij die beslissing speelt de beoordeling van het gezamenlijke rapport van Gitsels over de counseling ook een rol.

3.15. Partijen staan vooral tegenover elkaar in hun visie op wat er tijdens het intakegesprek op 13 maart 2017, het consult op 28 maart 2017 en in de periode daartussen precies is gebeurd.Partijen hebben deze gebeurtenissen ten grondslag gelegd aan hunvorderingen (de ouders) en verweer (Materna).In het belang van waarheidsvinding wil de rechtbank de ouders, [Maat2], [verloskundige 1] en [Praktijkassistente] als getuigen horen op basis van artikel 19 lid 2 Rv. Partijen mogen zich bij akte over dit voornemen uitlaten.


3.16. De rechtbank wil partijen nu al informeren over de manier waarop de procedure waarschijnlijk verder zal gaan, nadat de getuigen zijn gehoord. Partijen zullen zich mogen uitlaten over de getuigenverhoren (artikel 19 lid 1 Rv). Op dit moment lijkt een nieuwe mondelinge behandeling daarvoor het meest geschikt. Die mondelinge behandeling zal dan,
eventueel, ook gebruikt kunnen worden voor het horen van Gitsels over haar rapport. Bij het afsluiten van het laatste verhoor zal de rechtbank met partijen bespreken hoe de procedure verder zal gaan. In de akte die partijen nu mogen nemen hoeven partijen zich hierover niet uit te laten. Die akte gaat alleen over nr. 3.15, het aangekondigde getuigenverhoor.

4. De beslissing

De rechtbank

4.1. verwijst de zaak naar de rol van 26 november 2025 voor uitlaten door beide partijen als bedoeld in nr. 3.15;

4.2. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025. 

Met dank aan mw. mr. M.G.F. (Babette) de Graaff-Bosch, BAEN Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBMNE-291025