Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT-271125

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBROT-271125

 

beschikking


RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer/rekestnummer: C/10/700809/HA RK 25-536

Beschikking van 27 november 2025

in de zaak van

[verzoekende partij],

te [woonplaats],

verzoekende partij,

hierna te noemen: [verzoekende partij],

advocaat: mr. R. Schoemaker,

tegen

[verwerende partij],

te [woonplaats],

verwerende partij,

hierna te noemen: [verwerende partij],

advocaat: mr. P.W.M. Soekhai.

 

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 7;
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 5;
  • de e-mail van mr. Schoemaker van 8 oktober 2025;
  • de e-mail van mr. Soekhai van 8 oktober 2025;
  • de e-mail van de rechtbank aan mr. Soekhai van 13 oktober 2025 met cc aan mr. Schoemaker en de reactie daarop van mr. Soekhai van diezelfde datum;
  • de e-mail van de rechtbank aan beide advocaten van 14 oktober 2025;
  • de mondelinge behandeling van 27 oktober 2025 en de spreekaantekeningen van mr. Schoemaker.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

 

2. De feiten

2.1. [verwerende partij] is bij vonnis van 16 februari 2021 door de strafrechter in de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur omdat hij met [verzoekende partij] handelingen heeft gepleegd die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde (hierna: de seksuele handelingen).

2.2. [verzoekende partij] stelt als gevolg daarvan schade te hebben geleden. Aan materiële schadevergoeding heeft [verzoekende partij] in de strafzaak € 66.715,- gevorderd, bestaande uit verlies nettoresultaat als zelfstandig schilder en eigen risico ziektekosten. Aan immateriële schadevergoeding heeft [verzoekende partij] € 7.000,- gevorderd in de strafzaak.

2.3. De strafrechter heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan [verwerende partij]. De rechtbank heeft de immateriële schadevergoeding daarbij begroot op € 5.000,- en de materiële schadevergoeding op € 6.722,-. Voor het overige is [verzoekende partij] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat een nadere berekening van de als gevolg van het strafbare feit gederfde inkomsten een onevenredige belasting van het strafgeding vormde. Daarbij heeft de strafrechter overwogen dat [verzoekende partij] dat deel van haar vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

2.4. [verwerende partij] heeft geen hoger beroep ingesteld. Hij heeft zijn taakstraf uitgevoerd en de door de strafrechter bepaalde schadevergoeding betaald.

2.5. [verzoekende partij] heeft [verwerende partij] bij brieven van haar advocaat van 12 juli 2022 en 17 oktober 2022 aansprakelijk gesteld en verzocht de aansprakelijkheid te erkennen. [verwerende partij] heeft hierop niet gereageerd.

 

3. De standpunten van partijen

3.1. [verzoekende partij] verzoekt - samengevat:

 

  1. een verklaring voor recht dat [verwerende partij] aansprakelijk is voor haar gehele geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade;
  2. [verwerende partij] te veroordelen tot het betalen van een voorschot op haar materiële en immateriële schade van € 35.000,-, althans een bedrag in goede justitie te bepalen,
  3. [verwerende partij] te veroordelen in de kosten van het deelgeschil begroot op € 2.715,91, te vermeerderen met de reiskosten en het griffierecht.

3.2. Daaraan heeft [verzoekende partij] het volgende ten grondslag gelegd. [verwerende partij] is strafrechtelijk veroordeeld voor de seksuele handelingen. [verwerende partij] heeft geen hoger beroep aangetekend. Het vonnis levert dwingend bewijs op en daarmee is sprake van onrechtmatig handelen. Hierdoor heeft [verzoekende partij] schade geleden. Zij moet veel kosten maken om informatie te verkrijgen, van medici en (andere) deskundigen, onder meer over haar (geestelijke) gezondheid en haar verlies arbeidsvermogen als gevolg van de seksuele handelingen.

3.3. [verwerende partij] verzoekt de verzoeken van [verzoekende partij] af te wijzen en [verzoekende partij] te veroordelen in de kosten van de procedure. Naar zijn mening lenen de verzoeken zich niet voor een deelgeschilbehandeling, is de gestelde aansprakelijkheid onvoldoende onderbouwd, zijn de causaliteit en de omvang van de schade niet aangetoond en niet aannemelijk en zijn de gevraagde kosten ongespecificeerd en disproportioneel.

3.4. [verzoekende partij] heeft haar verzoek genoemd onder 2 in alinea 3.1 van deze beschikking ter zitting ingetrokken.

 

4. De beoordeling

De zaak is geschikt voor behandeling als deelgeschil

4.1. Het verzoek van [verzoekende partij] berust op artikel 1019w Rv. Dit artikel geeft een persoon de mogelijkheid om, indien die persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.

4.2. [verwerende partij] betwist dat deze zaak geschikt is om te worden behandeld als een deelgeschil omdat het verzoek een inhoudelijke beoordeling van complexe en omstreden kwesties vergt, waaronder medische causaliteit, arbeidsongeschiktheid en omvang van schade en deze beoordeling een bewijsprocedure en eventueel deskundigenonderzoek nodig maakt. [verwerende partij] betwist het causaal verband tussen de seksuele handelingen en de (omvang van de) schade van [verzoekende partij] en verzet zich tegen toewijzing van het gevraagde voorschot en tegen de gevraagde kostenvergoeding. [verzoekende partij] onderbouwt volgens [verwerende partij] haar verzoek onvoldoende en zij laat cruciale bewijsstukken achterwege. Haar verzoek komt neer op een verkapte bodemprocedure, aldus [verwerende partij].

4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geschilpunt tussen partijen over de aansprakelijkheid in dit deelgeschil worden beslecht. Een oordeel hierover kan bijdragen aan het vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. De zaak is daarmee geschikt voor behandeling als deelgeschil.

[verwerende partij] is civielrechtelijk aansprakelijk

4.4. [verzoekende partij] verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat [verwerende partij] aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van de seksuele handelingen. De rechtbank is van oordeel dat aansprakelijkheid van [verwerende partij] kan worden vastgesteld en zal dit verzoek daarom toewijzen.

4.5. Artikel 161 Rv bepaalt: "Een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis, waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen verklaard heeft dat iemand een feit heeft begaan, levert dwingend bewijs op van dat feit."

4.6. [verwerende partij] heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het in alinea 2.1 van deze beschikking genoemde strafvonnis en dat vonnis is daarmee onherroepelijk geworden, dus in kracht van gewijsde gegaan zoals bedoeld in artikel 161 Rv. Met het strafvonnis is op grond daarvan dwingend bewijs geleverd dat [verwerende partij] zich aan de seksuele handelingen schuldig heeft heeft gemaakt. Met de seksuele handelingen heeft [verwerende partij] inbreuk gemaakt op een recht van [verzoekende partij] als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en hij heeft daarom jegens [verzoekende partij] onrechtmatig gehandeld. [verwerende partij] is daarmee aansprakelijk voor de schade als gevolg van die handelingen. Lid 1 van artikel 6:162 BW bepaalt namelijk: "Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden." Dat het verrichten van de seksuele handeling niet aan [verwerende partij] kan worden toegerekend, heeft [verwerende partij] niet aangevoerd maar is ook niet gebleken.

4.7. [verwerende partij] heeft aansprakelijkheid betwist voor wat betreft de gestelde (medische) gevolgen en gestelde (psychische) schade van [verzoekende partij], met name het door haar gestelde verlies aan verdienvermogen. Dit verweer ziet niet op de onrechtmatigheid van de door hem verrichte handelingen, maar op het ontbreken van causaal verband tussen zijn onrechtmatig handelen en de klachten van [verzoekende partij], haar schade en de gestelde hoogte van haar schade. De rechtbank acht voorshands voldoende aannemelijk dat [verzoekende partij] schade heeft geleden als gevolg van de seksuele handelingen, waarvoor [verwerende partij] door de strafrechter is veroordeeld. In welke mate [verzoekende partij] schade heeft geleden, kan in dit deelgeschil niet worden vastgesteld. Een deelgeschilprocedure is daarvoor niet de geëigende procedure. Wel kan in een deelgeschil worden vastgesteld dat [verwerende partij] jegens [verzoekende partij] civielrechtelijk aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn handelen. Daarvoor is voldoende dat vast staat dat [verwerende partij] onrechtmatig heeft gehandeld en aannemelijk is dat [verzoekende partij] door dat onrechtmatig handelen schade kan hebben geleden. De rechtbank acht dit, zoals gezegd, het geval. [verzoekende partij] heeft bij vaststelling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van [verwerende partij], in de vorm van een verklaring voor recht, naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende belang. Of alle klachten, beperkingen en schade van [verzoekende partij] in causaal verband staan tot het onrechtmatig handelen van [verwerende partij] en of [verwerende partij] hiervoor aansprakelijk is, zal in een bodemprocedure moeten worden uitgezocht en vastgesteld, eventueel voorafgegaan door voorlopige bewijsverrichtingen.

De producties bij het verweerschrift

4.8. [verzoekende partij] heeft het verzoek tot betaling van € 35.000,- als voorschot op de schadevergoeding ter zitting ingetrokken. Dit betekent dat dit verzoek niet meer door de rechtbank beoordeeld hoeft te worden. Het voorgaande betekent ook dat de vraag of de producties bij het verweerschrift wel tijdig zijn ingediend, zoals de advocaat van [verzoekende partij] ter zitting heeft betwist, alleen nog maar behandeld hoeft te worden voor productie 5 (zie hierover hierna, in alinea 4.9). Het belang van behandeling van deze vraag voor de andere producties bij het verweerschrift ontbreekt, omdat die producties betrekking hebben op de gestelde schade en het verzoek tot het vaststellen van een voorschot op de schade is ingetrokken.

De kosten van het deelgeschil

4.9. Productie 5 bij het verweerschrift ziet op de proceskosten van [verwerende partij]. [verwerende partij] verzoekt [verzoekende partij] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van het deelgeschil, zijnde € 8.167,50. [verzoekende partij] heeft bezwaar gemaakt tegen de productie omdat deze niet tijdig is ingediend. De rechtbank overweegt dat dit bezwaar onbesproken kan blijven. Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt: "De rechter begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking en neemt daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking." Op grond hiervan is er dus slechts ruimte voor een kostenbegroting aan de zijde van [verzoekende partij] ten laste van de aansprakelijke partij, [verwerende partij]. Het verzoek van [verwerende partij] wordt daarom afgewezen.

4.10. [verzoekende partij] verzoekt [verwerende partij] in de kosten van de deelgeschilprocedure te veroordelen. Zij begroot deze kosten op € 2.715,91 en verzoekt daarbij het griffierecht en twee keer een uur aan reiskosten op te tellen, omdat haar advocaat vanuit Den Haag heeft moeten reizen naar de Rechtbank Rotterdam voor de zitting.

4.11. Voor de beoordeling van het verzoek van [verzoekende partij] geldt, zoals in artikel 1019aa lid 1 Rv is bepaald, artikel 6:96 lid 2 BW. Dit betekent dat de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd dient te worden. Slechts als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking. Deze situatie doet zich niet voor. Het inschakelen van een advocaat voor dit deelgeschil beoordeelt de rechtbank als redelijk: het verzoek is nodig geweest voor een beslissing omtrent de aansprakelijkheid. [verwerende partij] heeft nog op de zitting betwist voor de gevolgen van zijn handelingen aansprakelijk te zijn. Het verzoek van [verzoekende partij] om voor recht te verklaren dat [verwerende partij] aansprakelijk is, wordt echter toegewezen. Dat verzoek is dus niet onnodig of onterecht gedaan. Daarmee is voldaan aan de eerste redelijkheidstoets.

4.12. De tweede redelijkheidstoets heeft betrekking op de omvang van de kosten: zijn deze redelijk? Uit productie 7 bij het verzoekschrift, de declaratie en urenspecificatie van mr. Schoemaker, blijkt een bedrag van € 2.715,91 aan kosten. Daaruit blijkt dat 7,7 uren zijn besteed maal € 291,50 per uur. Te vermeerderen met de btw komt dit uit op € 2.715,91.

4.13. Uit productie 1 bij haar verzoekschrift blijkt dat [verzoekende partij] procedeert op basis van een civiele toevoeging, zonder eigen bijdrage. Het is niet zo dat als iemand procedeert op basis van een civiele toevoeging hij of zij geen kosten maakt voor een deelgeschil. De kosten van rechtsbijstand voor het voeren van het deelgeschil zijn immers als schade in de zin van artikel 6:96 BW aan te merken en mogelijk is, mede rekening houdend met het bedrag dat [verzoekende partij] reeds heeft ontvangen van [verwerende partij] na het strafvonnis - ad € 11.222,- exclusief wettelijke rente, dat bij de definitieve afhandeling van de zaak op grond van artikel 34g lid 1 aanhef en sub b van de Wet op de rechtsbijstand, geoordeeld zal worden dat [verzoekende partij] (alsnog) zelf de kosten van rechtsbijstand moet dragen.

4.14. De rechtbank is van oordeel dat een tijdsbesteding van drie uren tegen een uurtarief van € 265,- exclusief btw redelijk en reëel is voor het opstellen van een tamelijk eenvoudig verzoekschrift over de aansprakelijkheid. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het oorspronkelijke verzoek is ingetrokken voor zover het ertoe strekte [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding en de daarop betrekking hebbende werkzaamheden niet nodig zijn geweest. Bij het aantal van de genoemde drie uren zal de rechtbank twee uren reistijd optellen en drie uren tijd voor de zitting. De rechtbank begroot de deelgeschilkosten dus op 8 uur keer € 265,- exclusief btw $(8~x\in265,-x~1,21=)$ € 2.565,20, te vermeerderen met het griffierecht van € 90,- wat uitkomt op € 2.655,20 in totaal.

 

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. verklaart voor recht dat [verwerende partij] aansprakelijk is voor de door [verzoekende partij] geleden schade als gevolg van de seksuele handelingen waarvoor hij op 16 februari 2021 strafrechtelijk veroordeeld is,

5.2. begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv aan de zijde van [verzoekende partij] op € 2.655,20 en veroordeelt [verwerende partij] tot betaling daarvan,

5.3. verklaart deze beschikking onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,

5.4. wijst af het door [verzoekende partij] meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.E. Molenaar, rechter, bijgestaan door mr. J. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2025.


Met dank aan dhr. mr. Reinboud Schoemaker, reinboudschoemaker.nl voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBROT-271125