Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 030609: werkgever niet aansprakelijk coor schade na roofoverval; aan zorgplicht voldaan

Rb Alkmaar 030609: werkgever niet aansprakelijk voor schade na roofoverval; aan zorgplicht voldaan
Benadeelde raakt arbeidsongeschikt na een gewapende roofoverval op de groothandel waar hij werkte en op dat moment als enige aanwezig was. Hij stelt zijn werkgever aansprakelijk. De kantonrechter oordeelt dat werkgever aan haar zorgplicht heeft voldaan. De werkgever heeft door het plaatsen van een beveiligingscamera en een kluis redelijkerwijs voldoende gedaan om schade bij haar werknemers als gevolg van overvallen te voorkomen. De werkgever heeft eveneens aan haar verplichting tot het geven van nazorg heeft voldaan. De werkgever heeft de arbo-arts ingeschakeld, benadeelde is onder behandeling geweest en aan benadeelde is de mogelijkheid geboden om op arbeidstherapeutische basis weer aan het werk te gaan.
Piv-site

Volledige uitspraak:

 

Vonnis

 

 

RECHTBANK ALKMAAR

 

 

Sector Kanton

Locatie Alkmaar

 

 

Zaaknr/rolnr.: 285028 \ CV EXPL 08-6775 \RvK

 

 

Uitspraakdatum: 3 juni 2009

Vonnis in de zaak van:

 

 

[benadeelde], wonende te [woonplaats]

eisende partij

verder ook te noemen: [benadeelde]

gemachtigde: mr. C. van Boggelen, Letselexpertise Van Boggeten

 

 

tegen

 

 

de besloten vennootschap [werkgever] Groothandel B.V., gevestigd te [plaats]

gedaagde partij

verder ook te noemen: [werkgever]

gemachtigde: J. Boer, advocaat te Amsterdam.

 

 

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:

de dagvaarding d.d. 3 december 2008 met producties;

de conclusie van antwoord;

- het tussenvonnis van 4 maart 2009 waarbij een comparitie van partijen werd gelast;

de ten behoeve van de comparitie op voorhand zijdens [benadeelde] toegestuurde stukken;

de griffiersaantekeningen van de op 7 mei 2009 gehouden comparitie, alsmede de bij die

gelegenheid door de gemachtigden van partijen overgelegde pleitnotities. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

 

 

De vaststaande feiten

1. [werkgever] is een groothandel in groente en fruit te Uitgeest. [benadeelde] is sinds oktober 2007 op basis van een jaarcontract (tot en met 15 september 2008) bij [werkgever] in dienst als loodsmedewerker.

 

 

2. Op 5 mei 2008 omstreeks 22.00 uur was de groothandel het doelwit van een (gewapende) overval. [benadeelde] was op dat moment aan het werk samen met twee andere collega's. Toen de twee overvallers de winkel binnenkwamen, was [benadeelde] de enige in de winkel, zijn twee collega's waren in de expeditiehal. [benadeelde] werd bij deze overval bedreigd met een vuurwapen.

 

 

3. [werkgever] was tot het moment van de overval 24 uur per dag open. Daarna is besloten de deuren te sluiten om 19.00 uur.

Het geschil

4. [benadeelde] vordert:

I. te verklaren voor recht dat Van der Leem aansprakelijk is voor de door [benadeelde]

geleden en eventueel nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de

gebeurtenis op 5 mei 2008 op het vestigingsadres van [werkgever];

 

 

II. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [werkgever] tot betaling

van een bedrag ad € 6.000,- als voorschot onder algemene titel;

 

 

III. de kosten van dit geding.

 

 

5. [benadeelde] stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende.

[benadeelde] heeft ais gevolg van de overval materiële en immateriële schade geleden. [werkgever] heeft op grond van de artikelen 7:611 en 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) een (zorg)plicht om te voorkomen dat haar werknemers bij de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden. [werkgever] had rekening moeten houden met de reële mogelijkheid dat er een overval zou plaatsvinden. [werkgever] heeft echter onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen om een overval te voorkomen; zo werd niet 100% giraal afgerekend, waardoor er tussen de € 2.500,- en € 7.500,- contant in de kluis aanwezig was. Tevens is [werkgever] 24 uur per dag open. Daarnaast was de beveiligingscamera uitgeschakeld. Deze omstandigheden vergroten het risico op een overval.

 

 

6. Daarnaast heeft [werkgever] onvoldoende gezorgd voor nazorg, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijk werk, traumabegeleiding en/of het inschakelen van een psycholoog. Ook de kosten van de door [benadeelde] ingeschakelde psycholoog en psychiater zijn niet door [werkgever] vergoed. Hierdoor zijn naast het in stand houden van de psychische klachten ook nog financiële problemen ontstaan.

 

 

7. [werkgever] concludeert tot afwijzing van de vordering van [benadeelde] en voert hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende aan.

[werkgever] heeft alle maatregelen genomen die redelijkerwijs van haar verwacht mogen worden. De groothandel van [werkgever] is niet een bedrijf waar een bijzonder risico voor overvallen op rust. In de zestig jaar dat [werkgever] bestaat is zij ook nooit eerder slachtoffer geweest van een overval. Daarbij komt dat de maatregelen die [benadeelde] in de dagvaarding noemt, de overval niet hadden voorkomen, immers het is aannemelijk dat de overvallers helemaal niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van een beperkte hoeveelheid contant geld. Zij hebben zich evenmin laten afschrikken door de aanwezigheid van een beveiligingscamera.

 

 

8. [werkgever] heeft na het voorval voldoende nazorg geboden aan [benadeelde]. De bedrijfsarts is meteen ingeschakeld en de heer [werkgever] heeft [benadeelde] een aantal malen bezocht. Op basis van het advies van de bedrijfsarts heeft [benadeelde] nog enige tijd op arbeidstherapeutische basis gewerkt, van enige druk is geen sprake geweest.

 

 

De beoordeling

9. In deze procedure dient de vraag beantwoord te worden of [werkgever] tekort geschoten is in

(i) haar plicht voorzorgsmaatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om een overval te voorkomen, en

(ii) maatregelen te nemen om de schade te beperken die een werknemer als gevolg daarvan ondervindt.

Deze zorgplicht is neergelegd in artikel 7:658 BW. Bij de toetsing aan deze norm is van belang of [werkgever] een bedrijf is waarbij een verhoogd risico aanwezig is op overvallen. [werkgever] is een groothandel in groente en fruit, waarbij een beperkte hoeveelheid (€ 2.500,- tot € 7.500,-) contant geld in een kluis aanwezig is. Overwogen wordt dat er geen sprake is van een verhoogd risico op overvallen. Dat het bedrijf op voor iedereen op elk uur van de dag toegankelijk was, maakt dit niet anders.

 

 

10. [werkgever] heeft door het plaatsen van een beveiligingscamera en een kluis redelijkerwijs voldoende gedaan om schade bij haar werknemers als gevolg van overvallen te voorkomen. Dat het niet werken van de beveiligingscamera in causaal verband staat met de overval, zoals [benadeelde] betoogt, is niet aannemelijk geworden. Immers uit de in het proces-verbaal opgetekende verklaringen blijkt dat de overvallers niet wisten dat de beveiligingscamera niet functioneerde. Zij hebben immers de banden van de camera opgeëist. Hoewel de overvallers uit waren op (contant) geld of andere artikelen van waarde, is niet gebleken dat de overvallers weet hadden van de aanwezigheid van contant geld in de kluis. De conclusie is dan ook dat [werkgever] aan haar verplichtingen tot het nemen van voorzorgsmaatregelen heeft voldaan.

 

 

11. Daarnaast stelt [benadeelde] dat [werkgever] onvoldoende nazorg heeft verleend. Ter zitting is echter gebleken dat [werkgever] heeft getracht contact te leggen met [benadeelde]. Dat dit slechts twee keer is gelukt, is een ongelukkige samenloop van omstandigheden, welke eerder aan beide partijen dient te worden toegeschreven, dan een nalaten van [werkgever]. Vast is komen te staan dat [werkgever] de arbo-arts heeft ingeschakeld en dat er diverse gesprekken met de arbo-arts zijn gevoerd. Uit deze gesprekken blijkt dat [benadeelde] onder behandeling was bij een psycholoog, een psychiater en zijn huisarts. De arbo-arts achtte dit voldoende. [benadeelde] is vervolgens mogelijkheid geboden om op arbeidstherapeutische basis weer aan het werk te gaan. Hierbij is niet aannemelijk geworden dat op [werkgever] druk is uitgeoefend om weer aan het werk te gaan.

 

 

12. Hoewel [benadeelde] stelt dat hem geen financiële hulp is aangeboden, is gebleken dat partijen hebben gesproken over de vergoeding van de kosten van een psycholoog of psychiater. [werkgever] voert aan dat zij echter nooit de nota's daarvoor van [benadeelde] ontvangen heeft. [werkgever] heeft ter zitting aangegeven alsnog bereid te zijn de psychologische hulp over het afgelopen jaar te willen vergoeden, maar dan wel de nota's wenst te ontvangen. Partijen hebben afgesproken dit buiten deze zaak om af te handelen.

 

 

13. Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [werkgever] eveneens aan haar verplichting tot het geven van nazorg heeft voldaan. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen van [werkgever] dienen te worden afgewezen.

 

 

14. [benadeelde] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

 

 

De beslissing

De kantonrechter: Wijst de vordering af.

 

 

Veroordeelt [benadeelde] in de proceskosten, die tot heden voor [werkgever] worden vastgesteld op een bedrag van € 500,- voor salaris van de gemachtigde van [werkgever], waarover [benadeelde] geen BTW verschuldigd is.

 

 

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. van der Linde, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 3 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.