Rb Alkmaar 241208 hoofdelijke aansprakelijkheid voor schutter en eigenaar pistool na schot met letsel
- Meer over dit onderwerp:
Rb Alkmaar 241208 hoofdelijke aansprakelijkheid voor schutter en eigenaar pistool na schot met letsel
Op 24 juli 2002 was een groep jongens, waaronder eiser en gedaagden, aan het spelen met een luchtdrukpistool in het park Rekerhout te Alkmaar. Het pistool behoorde aan [gedaagde sub 2] toe. Het kon meerdere kogels tegelijk bevatten en maakte gebruik van de luchtdruk van een gascapsule. [eiser], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waren op dat moment respectievelijk 16 jaar, 17 en 19 jaar.
Op enig moment, toen [eiser] - op een afstand van ongeveer 10 meter bij [gedaagde sub 1] vandaan - bij zijn fiets stond om naar huis te gaan, heeft [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] gevraagd om het pistool. Hij zei daarbij dat hij [eiser] ermee wilde laten schrikken. [gedaagde sub 1] heeft vervolgens aan [gedaagde sub 2] gevraagd of er nog kogels in het pistool zaten. Daarop heeft [gedaagde sub 2] geantwoord dat hij dat niet wist. [gedaagde sub 1] heeft toen in de grond gevuurd, waarop [gedaagde sub 2] zei dat er geen kogels meer in het pistool zaten. [gedaagde sub 1] heeft daarop op [eiser] gevuurd, waarbij deze in zijn rechteroog werd getroffen. [eiser] is hierdoor aan dat oog blind geworden.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van EUR 56.155,-, te vermeerderen met rente. En voorts betaling van buitengerechtelijke incassokosten van [euro] 1.788,-, en de kosten van het geding. [gedaagde sub 1] stelt op basis van voormelde feiten dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens hem onrechtmatig hebben gehandeld, op grond waarvan zij hoofdelijk schadeplichtig zijn.
3.2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten ten eerste dat sprake is van een onrechtmatig handelen. Zij stellen hiertoe dat sprake is van een onbedoeld schot, immers [gedaagde sub 1] en [eiser] waren goede vrienden. Gelet op de gang van zaken is volgens hen eerder sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
4.2. De rechtbank passeert dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] heeft hieruit bestaan dat hij met een vuurwapen gericht op [eiser] heeft geschoten, terwijl hij zich er onvoldoende van had vergewist dat het wapen niet geladen was. Dat [gedaagde sub 2] hem kort voorafgaand aan het bewuste schot had medegedeeld dat het wapen niet geladen was, doet hier niet aan af. [gedaagde sub 2] heeft zijn vuurwapen, waarvan hij kennelijk niet wist of het al dan niet geladen was, aan [gedaagde sub 1] gegeven, nadat deze hem had medegedeeld dat hij [eiser] ermee wilde laten schrikken. Het had op de weg van [gedaagde sub 2] gelegen om, nadat [gedaagde sub 1] hem vervolgens had gevraagd of het pistool geladen was, (te proberen) [gedaagde sub 1] ervan te weerhouden het pistool te gebruiken. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] dit heeft gedaan, zodat ook hij aansprakelijk is voor de schade van [eiser]. Het feit dat [gedaagde sub 2] niet strafrechtelijk is vervolgd maakt dit niet anders. Het openbaar ministerie heeft namelijk geen plicht tot vervolging, zodat het ontbreken hiervan in de civiele procedure geen bijzondere betekenis toekomt. Op grond van het voorgaande rust op beide gedaagden een verplichting tot vergoeding van de schade van [eiser], zodat zij hoofdelijk jegens hem aansprakelijk zijn.
4.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben subsidiair aangevoerd dat sprake is van eigen schuld van [eiser] aan de door hem geleden schade: [eiser] heeft zich niet onttrokken aan de groep, toen deze met het pistool ging spelen. Hij heeft daardoor het risico dat hij gewond raakte aanvaard. Daarom dient (een deel van) de schade aan [eiser] te worden toegerekend, aldus [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
4.4. Ook dit verweer faalt. Artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt als hoofdregel dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Van dergelijke omstandigheden die aan [eiser] moeten worden toegerekend, is de rechtbank niet gebleken. Nog daargelaten de vraag of hij, door zich niet onmiddellijk te verwijderen toen met het pistool werd gespeeld, een zeker risico op letsel heeft aanvaard, heeft [eiser] in ieder geval niet hoeven bevroeden dat er, toen hij zich reeds van de groep had verwijderd om te vertrekken, gericht op hem zou worden geschoten. Het verweer faalt dus. LJN BH0783