Hof Amsterdam 220512 ongeval tijdens 'trackday' op circuit; beroep op uitsluitingsclausule wegens deelname aan snelheids- of behendigheidsrit slaagt
- Meer over dit onderwerp:
Hof Amsterdam 220512 ongeval tijdens 'trackday' op circuit; beroep op uitsluitingsclausule wegens deelname aan snelheids- of behendigheidsrit slaagt
4.1. [ Appellant ] is eigenaar van een BMW Hartge Z3 coupé. Voor deze auto heeft [ Appellant ] bij Noordhollandsche een ‘all risk’ verzekering afgesloten. Op 15 juni 2011 is [ Appellant ] met de auto naar het motor- en autosportcircuit Zolder te Heusden-Zolder (België) gegaan om daar te gaan rijden in het kader van een zogeheten ‘trackday’ (ook genoemd ‘open circuitdag’ en ‘vrij rijden’). Kort na aankomst overkwam [ Appellant ] met zijn auto een eenzijdig ongeval. De auto raakte bij het uitkomen van de ‘Terlamenbocht’ in een spin en botste eerst met de neus en daarna met een zijkant tegen een stapel banden aan het eind van de binnenkant van deze bocht. Hierdoor raakte de auto zwaar beschadigd.
4.2. [ Appellant ] vordert in dit geding een voorschot op de verzekeringsuitkering ten bedrage van € 24.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente en een vergoeding wegens buitengerechtelijke kosten.
4.3. Noordhollandsche heeft zich ter afwering van de vordering onder meer beroepen op de uitsluitingsclausule in artikel 3 aanhef en onder i van de algemene voorwaarden behorende bij de verzekeringsovereenkomst. Daarin is bepaald dat van de verzekering is uitgesloten:
“schade, veroorzaakt tijdens of voortvloeiende uit het deelnemen aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten, -wedstrijden of –proeven met uitzondering van zogenaamde oriëntatie- en puzzelritten welke geheel binnen Nederland worden gehouden”.
Volgens Noordhollandsche moet de deelname aan een ‘trackday’ worden gekwalificeerd als deelname aan een behendigheids- en/of snelheidsrit.
4.4. De kantonrechter heeft de vordering van [ Appellant ] afgewezen. De deelname aan een ‘trackday’ moet volgens de kantonrechter worden gekwalificeerd als het deelnemen aan een behendigheidsrit zodat het beroep van Noordhollandsche op de uitsluitingsclausule gegrond is. Niet slaagt in de visie van de kantonrechter het betoog van [ Appellant ] dat het om vervolgschade gaat en dat het spinnen van de auto is veroorzaakt door een lekkage van de wisinstallatie die is ontstaan bij het binnenrijden van het circuit.
4.5. In de grieven I en II keert [ Appellant ] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de deelname aan de ‘trackday’ moet worden aangemerkt als het deelnemen aan een behendigheidsrit. Volgens hem wordt met deelname aan een behendigheidsrit in het normale spraakgebruik bedoeld het volgen van slipcursussen, slalomoefeningen en dergelijke. [ Appellant ] brengt ook nog onder de aandacht dat er verzekeraars zijn die het rijden op een circuit expliciet opnemen in de uitsluitingsgronden en dat Noordhollandsche dat niet heeft gedaan.
4.6. Bij de uitleg van het beding dat schade, veroorzaakt tijdens of voortvloeiende uit het deelnemen aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten, -wedstrijden of –proeven van de verzekering is uitgesloten, gaat het om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Waar het kennelijk gaat om een standaard verzekeringspolis, is de uitleg met name afhankelijk van objectieve factoren, hier in het bijzonder de bewoordingen waarin het beding is gesteld. Het verdient in dit verband nog opmerking dat het begrip snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten en –wedstrijden eveneens voorkomt in artikel 4 lid 3 (voorheen lid 2) van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en dat in de memorie van toelichting (kamerstuk 6342, nr 3, p. 10) daaromtrent is opgenomen dat de hier bedoelde ritten en wedstrijden “een zodanig risico [scheppen] dat het niet aangaat dit als gedekt te beschouwen door een aansprakelijkheidsverzekering die op de gewone voorwaarden wordt gesloten”.
4.7. Partijen twisten over de wijze waarop [ Appellant ] met zijn auto heeft deelgenomen aan de ‘trackday’ op 15 juni 2011. [ Appellant ] heeft naar voren gebracht dat hij juist niet wilde deelnemen aan een wedstrijd of rit met competitieve of behendigheidselementen, dat hij individueel en rustig reed, dat er minder belemmeringen op het circuit zijn dan op de openbare weg en dat het dus veel gemakkelijker en meer ontspannen is om te rijden dan op een gemiddelde dag in het Nederlandse verkeer, dat snelheid niet per definitie zorgt voor grotere gevaarzetting en dat snelheid niet is uitgesloten in de polisvoorwaarden. De kantonrechter is volgens [ Appellant ] geheel voorbijgegaan aan het feitelijke rijgedrag van [ Appellant ] die dag. Noordhollandsche heeft allereerst gewezen op de volgende omstandigheden. De auto van [ Appellant ] is een zeer snelle auto die snelheden van boven 300 kilometer per uur kan halen. Door [ Appellant ] en de overige deelnemers aan de ‘trackday’ is gereden op een wijze waarbij het, anders dan bij deelname aan het gewone wegverkeer, in verhoogde mate aankomt op snelheid en behendigheid met het voertuig. Naast [ Appellant ] waren er ook daadwerkelijk andere deelnemers met snelle sportauto’s op het circuit aan het rijden. Er geldt geen snelheidslimiet. Autoracecircuits zijn ontworpen om de behendigheid maximaal op de proef te stellen (de bochten zijn zeer scherp). Rijden op een autocircuit vereist dan ook buitengewone autorijvaardigheden en brengt ook veel grotere risico’s op schade mee in vergelijking met deelname aan het gewone wegverkeer. Zo moeten deelnemers aan de ‘trackday’ een helm dragen, is tijdens de ‘trackday’ te allen tijde een rescue team aanwezig op het circuit alsmede een circuitarts. Noordhollandsche heeft ook naar voren gebracht dat op Youtube diverse filmpjes staan waarop is te zien hoe [ Appellant ] zijn auto tijdens ‘trackdays’ en zelfs op de gewone weg gebruikt als een raceauto. Noordhollandsche heeft enkele uitlatingen van [ Appellant ] genoemd op het internetforum driving-fun in 2010 (“op Zolder bij mij 2x net over de limiet, eerste x 95,3db (netjes toch)2de X 95,7 of zoiets…toen moest ik er af, maja dat andere van’t gas af en voor hoelang? paar keer geprobeerd maar werd er gestrest van, dus later gewoon meeste lekker gassen dacht, moet me al vaak genoeg inhouden op de gewone weg.”) waaruit dit zou blijken.
4.8. Op grond van het verweer van Noordhollandsche kan in dit geding niet in voldoende mate uitgesloten worden geacht dat de deelname aan de ‘trackday’ op 15 juni 2011 moet worden aangemerkt als het deelnemen aan een snelheids- of behendigheidsrit. Het hof houdt in de eerste plaats rekening met de mogelijkheid dat reeds de deelname aan de ‘trackday’ door andere deelnemers en de wijze waarop tijdens deze dag door die andere deelnemers gebruik wordt gemaakt van het circuit meebrengen dat gesproken moet worden van het deelnemen door [ Appellant ] aan een snelheids- of behendigheidsrit in de zin van de eerder geciteerde polisbepaling. Het is immers aannemelijk dat minst genomen een belangrijk deel van de deelnemers aan de ‘trackday’ naar het circuit is gekomen om daar in georganiseerd verband hard te rijden teneinde prestaties van de deelnemers of van de voertuigen te vergelijken. Op het circuit geldt geen snelheidslimiet en het is toegestaan links en rechts in te halen. Dat de aanwezigheid van een rescueteam en een circuitarts niets met de ‘trackday’ te maken heeft, zoals [ Appellant ] betoogt – deze veiligheidsmaatregelen hebben er volgens hem mee te maken dat op het circuit ook officiële wedstrijden worden gehouden -, komt weinig aannemelijk voor. Ook indien zou worden aangenomen dat het rijgedrag van [ Appellant ] op zichzelf beschouwd “individueel en rustig” zou zijn geweest, geldt voorshands dat [ Appellant ] door zijn deelname aan de ‘trackday’ zich bewust in een situatie heeft begeven waarvan aannemelijk is dat deze reeds door de aanwezigheid en het verkeersgedrag van andere deelnemers moet worden aangemerkt als een snelheids- of behendigheidsrit. In de tweede plaats acht het hof grond voor twijfel aanwezig met betrekking tot de juistheid van de beschrijving door [ Appellant ] van zijn eigen rijgedrag tijdens de ‘trackday’ op 15 juni 2011 en wel in zodanige mate dat het hof rekening houdt met de mogelijkheid dat de bodemrechter (mogelijk na nader onderzoek op dit punt) Noordhollandsche zal volgen in haar verweer dat ook het rijgedrag van [ Appellant ] zelf zonder meer moet worden aangemerkt als deelname aan een snelheids- of behendigheidsrit. [ Appellant ] heeft, kort gezegd, alle schijn tegen dat hij nu juist aan de ‘trackday’ heeft deelgenomen om individueel, rustig en ontspannen te rijden. De hiervoor geciteerde tekst van een weblog van [ Appellant ] dateert weliswaar van 2010, maar voorshands ziet het hof geen grond ervan uit te gaan dat het rijgedrag van [ Appellant ] op 15 juni 2011 van een andere aard is geweest.
4.9. De grieven I en II falen.
4.10. In grief III betoogt [ Appellant ] dat het ongeval op het circuit het gevolg is van een technisch mankement – in de visie van [ Appellant ] is de auto bij het binnenrijden van het circuit op het wegdek gestoten, waardoor lekkage aan de ruitensproeierinstallatie is ontstaan, welke lekkage ertoe heeft geleid dat vloeistof op de achterbanden terecht is gekomen -, zodat de schade in elk geval geen gevolg is van de rit. Deze grief faalt reeds omdat tussen partijen in geschil is of deze door [ Appellant ] gestelde ‘technische’ gang van zaken juist is en het hof op basis van de wederzijdse stellingen van partijen en de overgelegde stukken onvoldoende in staat is te beoordelen welke lezing de juiste is, terwijl het onderhavige geding zich niet leent voor nader onderzoek. LJN BX0408