Rb Gelderland 091013 letsel na twee ongevallen tijdens zijspanraces op grasbaan; gat of gleuf in rijbaan niet bewezen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 091013 letsel na twee ongevallen tijdens zijspanraces op grasbaan; gat of gleuf in rijbaan niet bewezen
2 De feiten (zie ook http://13130.activeboard.com/t2442810/slecht-grasbaan-nieuws; red LM)
2.1.
De [gedaagde] is een vereniging die de belangen behartigt van individuele motorrijders en motorclubs. De [gedaagde] is aangesloten bij de Europese motor organisatie [betrokkene] (hierna: ‘[betrokkene]’), die tot 1 januari 2013 genaamd was [betrokkene] (hierna: ‘[betrokkene]’).
2.2.
Om aan door de [gedaagde] georganiseerde wedstrijden te mogen deelnemen, moet een rijder in het bezit zijn van een licentie. De licentie moet jaarlijks schriftelijk, door het invullen van een daartoe bestemd formulier, worden aangevraagd. Op het formulier ten behoeve van de licentie-aanvraag 2005 was vermeld:
Aansprakelijkheid
Door ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de licentiehouder dat hij/zij de [gedaagde], haar officials, organisatoren en haar medewerkers noch de andere wedstrijddeelnemers aan trainingen en/of wedstrijden, aansprakelijk zal stellen voor personenschade en/of zaakschade, inclusief gevolgschade voortvloeiend uit deelname aan deze trainingen en/of wedstrijden. Tevens verklaart de licentiehouder zich te onderwerpen aan de bepalingen, statuten en reglementen van de [gedaagde].
2.3.
[eiser], [eiser] en [eiser] waren in het bezit van een licentie van de [gedaagde] voor het jaar 2005.
2.4.
De [gedaagde] is een lokale vereniging met ongeveer 1100 leden die in [plaats] en omliggende dorpen diverse evenementen organiseert.
2.5.
De [gedaagde] organiseert onder meer, onder auspiciën van de [gedaagde], grasbaan(motor-)races op een evenemententerrein aan de [adres]
2.6.
De [gedaagde] huurt dit terrein voor de duur van de races van de [betrokkene] en de gemeente [plaats]. Jaarlijks wordt daar een racebaan geprepareerd. Er is derhalve geen sprake van een permanente racebaan. De racebaan die in [plaats] wordt gecreëerd heeft een lengte van 504 meter en een breedte van 12 meter op de rechte stukken en van 15 meter in de bochten.
2.7.
In 2005 werden de grasbaanraces op zaterdag 19 en zondag 20 maart verreden. Op die beide dagen werden wedstrijden in de verschillende klassen verreden.
2.8.
Omdat er in bepaalde raceklassen wedstrijden plaatsvonden die onderdeel waren van het Europees kampioenschap, waren er vertegenwoordigers van de [betrokkene] aanwezig.
2.9.
Op 20 maart 2005 deed [eiser] als bestuurder van een zijspan mee aan de tweede serie van de zijspanraces. [eiser], de partner van [eiser], was bakkenist. In de tweede ronde van betreffende wedstrijd zijn [eiser] en [eiser] ten val gekomen. De wedstrijd is stilgelegd. [eiser] en [eiser] zijn naar het ziekenhuis vervoerd. Beiden hebben blijvend letsel opgelopen, waaronder blijvend ernstig letsel bij [eiser], te weten een dwarslaesie.
2.10.
Later die dag is de wedstrijd voortgezet. [eiser] deed in zijn serie mee aan de zijspanraces mee als bestuurder. Mevrouw [betrokkene](hierna: ‘[betrokkene]’) was zijn bakkenist. Tijdens de eerste heat kampte de combinatie met technische mankementen. Tijdens de volgende heat is de combinatie ten val gekomen. [eiser] heeft daarbij letsel opgelopen.
2.11.
De [gedaagde] heeft de rechtbank Assen in 2006 verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. [eiser] en [eiser] waren verweerders in die procedure. De rechtbank Assen heeft het verzoek in een beschikking van 25 oktober 2006 (zaaknummer 58209 / HA RK 06-53) toegewezen. De getuigenverhoren hebben vervolgens op 9 en 11 januari, 4 en 11 oktober en 8 november 2007 plaatsgevonden.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat –, dat de rechtbank zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I) Voor recht zal verklaren
- dat (ieder van) [eiser] op 20 maart 2005 tijdens de zijspangrasbaanraces te [plaats] een ongeval is overkomen, alsmede;
- dat zulks is veroorzaakt door een gat, althans gleuf, althans greppel, althans andere onregelmatigheid in de baan, alsmede;
- ( primair) dat door (ieder van) de [gedaagde] en de [gedaagde] jegens (ieder van) [eiser] sprake is van onrechtmatig handelen althans nalaten en dat de [gedaagde] en de [gedaagde] ingevolge de artikelen 6:162, juncto 6:170, althans 6:171, althans 6:172 BW (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de door (ieder van) [eiser] reeds geleden en verder nog te lijden materiële en immateriële schade, alsmede;
- ( subsidiair) dat van de zijde van (ieder van) de [gedaagde] en de [gedaagde] jegens (ieder van) [eiser] sprake is van een toerekenbare tekortkoming en dat de [gedaagde] en de [gedaagde] ingevolge de artikelen 6:74 juncto 6:76 BW (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de door (ieder van) [eiser] reeds geleden en verder nog te lijden materiële en immateriële schade, alsmede;
- ( meer subsidiair) dat van de zijde van (ieder van) de [gedaagde] en de [gedaagde] sprake is van bedrijfsmatig gebruik en dat de [gedaagde] en de [gedaagde] ingevolge de artikelen 6:181 juncto 6:174, althans 6:173 BW (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de door (ieder van) [eiser] geleden en verder nog te lijden materiële en immateriële schade, alsmede;
II) de [gedaagde] en de [gedaagde] (hoofdelijk) zal veroordelen om aan (ieder van) [eiser] te vergoeden alle geleden en verder nog te lijden schade, voortvloeiend uit het ongeval, bestaande uit materiële en immateriële schade onder andere ten titel van verlies van verdienvermogen, kosten van huishoudelijke hulp, verlies van zelfwerkzaamheid, smartengeld en wettelijke rente, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet, alsmede;
III) de [gedaagde] en de [gedaagde] (hoofdelijk) zal veroordelen om aan (ieder van) [eiser] te vergoeden te wettelijke rente:
- over het smartengeld vanaf de datum van het ongeval;
- over de schadepost verlies van verdienvermogen (inclusief verlies van zelfwerkzaamheid en huishoudelijke hulp) vanaf de (nog niet bekende) kapitalisatiedatum;
- over de schadepost kosten (rechts-)bijstand en kosten ter vaststelling van de schade, vanaf de datum waarop die kosten zijn gemaakt;
IV) de [gedaagde] en de [gedaagde] (hoofdelijk) zal veroordelen tot het aan (ieder van) [eiser] verstrekken van een deugdelijke belastinggarantie, alsmede;
V) de hoofdelijke veroordeling jegens (ieder van) [eiser] uit zal spreken onder een voorbehoud van het blijven bestaan van een (volledige dan wel gedeeltelijke) WAO/WIA-uitkering, zulks in verband met een eventuele stelselwijziging van de WAO/WIA, alsmede;
VI) de [gedaagde] en de [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen tot het vergoeden van de kosten van rechtsbijstand ad € 60.691,26, alsmede;
VII) de [gedaagde] en de [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis en voorts met de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat de aan [eiser] enerzijds en [eiser] en [eiser] anderzijds op 20 maart 2005 overkomen ongevallen zijn veroorzaakt door een gat (of gleuf) in de baan. [eiser] stelt dat de zijspanrace gelet op de staat van de grasbaan in [plaats] nimmer verreden had mogen worden, althans dat de [gedaagde] en de [gedaagde] (althans de door hen ingeschakelde hulppersonen) hebben nagelaten de baan voldoende te controleren en afdoende te prepareren voor de zijspanrace. [eiser] stelt dat de [gedaagde] en de [gedaagde] daarom (hoofdelijk) jegens hen aansprakelijk zijn voor de door hen als gevolg van de ongevallen geleden schade.
3.3.
De [gedaagde] en de [gedaagde] voeren verweer. Zij betwisten de door [eiser] gestelde toedracht van het ongeval, te weten – kort gezegd – dat sprake was van een gat of gleuf in de baan. Voor zover daarvan al sprake was, voeren de [gedaagde] en de [gedaagde] aan dat hen geen verwijt treft omdat zij alle voorzorgsmaatregelen hebben getroffen die van hen konden worden verwacht.
3.4.
Zo al wordt geoordeeld dat de [gedaagde] en de [gedaagde] aansprakelijk zijn jegens [eiser], beroepen zij zich op de exoneratieclausule die door de [gedaagde] wordt gehanteerd en die door [eiser] is geaccepteerd toen zij de licentie aanvroegen bij de [gedaagde] die vereist is om wedstrijden te mogen rijden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Toetsingskader
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stellingen van partijen volgt dat een grasbaan in feite altijd, maar zeker wanneer op deze baan al in het kader van training of wedstrijd is gereden, oneffenheden in de vorm van onder meer sporen vertoont. Er is geen sprake van een ‘glad’ oppervlak waarover wordt gereden, zoals bij een asfaltbaan het geval is. Het racen op een grasbaan als die in [plaats] bergt in die zin als zodanig reeds een groter risico op valpartijen in zich. Gelet daarop kan niet naar aanleiding van iedere oneffenheid in een grasbaan die leidt tot een valpartij aansprakelijkheid van de organisatie worden aangenomen.
4.2.
Het verwijt dat [eiser] de [gedaagde] en de [gedaagde] maakt is (dan ook) niet gelegen in de omstandigheid dat de grasbaan op 20 maart 2005 de voor een dergelijke baan gebruikelijke oneffenheden vertoonde. [eiser] heeft wel gesteld dat de baan die dag erg zwaar, in de zin van drassig, was omdat er enige weken vóór de races nog sneeuw op lag. De vordering van [eiser] is echter gegrond op de stelling dat in de baan een gat, greppel of gleuf, derhalve een duidelijk andere dan gebruikelijk oneffenheid, zat waardoor deze voor de rijders gevaarlijk was. Het gevaar heeft zich volgens [eiser], gezien de valpartijen die hen zijn overkomen, verwezenlijkt.
4.3.
Gelet op die stelling van [eiser] en het daartegen door de [gedaagde] en de [gedaagde] gevoerde verweer, dient allereerst beoordeeld te worden of kan worden aangenomen dat op 20 maart 2005 in de baan de door [eiser] bedoelde anders dan gebruikelijke onregelmatigheid zat. Eerst indien dat als vaststaand wordt aangenomen, komt aan de orde de vraag of de [gedaagde] en de [gedaagde] die onregelmatigheid hadden kunnen en dienen te voorkomen, met andere woorden of zij aan de op hen rustende zorgplicht hebben voldaan. Zo de [gedaagde] en de [gedaagde] aansprakelijk worden geacht, vergt het door hen gedane beroep op het exoneratiebeding beoordeling.
4.4.
Van de stelling dat op 20 maart 2005 zowel tijdens de door [eiser] en [eiser] enerzijds en [eiser] en [betrokkene] anderzijds verreden races een gat, greppel of gleuf in de baan zat, rust op grond van artikel 150 Rv de bewijslast op [eiser] De vordering jegens de [gedaagde] en de [gedaagde] is immers, zoals hiervoor weergegeven, op die stelling gegrond.
4.5.
[eiser] beroept zich op dit punt op (delen van) een aantal van de in het kader van het voorlopig getuigenverhoor (als hiervoor genoemd onder 2.11.) afgelegde getuigenverklaringen. Door [eiser] is niet gesteld dat van het bestaan van, kort gezegd, het gat in de baan op andere wijze dan door de reeds overgelegde getuigenverklaringen bewijs kan worden geleverd en een concreet bewijsaanbod ontbreekt (dan) ook. Mede gelet daarop valt ook niet in te zien op welke wijze nader bewijs zou kunnen worden geleverd. De rechtbank dient derhalve te onderzoeken of op grond van bedoelde getuigenverklaringen als (voldoende) vaststaand kan worden aangenomen dat het bedoelde gat op 20 maart 2005 in de baan zat.
De getuigenverklaringen
4.6.
De achtereenvolgens gehoorde getuigen hebben het volgende verklaard over het (al dan niet) bestaan van een gat, greppel of gleuf in de baan.
(.... red. LM)
Waardering verklaringen
4.7.
De verklaringen van [eiser] en [eiser] zelf en voorts die van [getuige] [getuige], [getuige], [getuige], [getuige], en[getuige] kunnen bijdragen aan de onderbouwing van de stelling van [eiser] dat sprake was van een, niet gebruikelijk, gat, greppel of gleuf in de baan. Ook [getuige] verklaart over een gat, doch beschrijft dat duidelijk anders dan de overige getuigen. [getuige] spreekt over een ovaal gat, dat volgens hem altijd in de baan zat. De overige getuigen verklaren echter over een langwerpig gat, eerder een greppel(tje) of geul.
4.8.
Een aantal van de onder 4.7. genoemde getuigen – te weten [eiser], [eiser], [getuige], [getuige], [getuige], [getuige] – verklaart consistent over de plaats van de geul op de baan en (dus) de plaats waar de ongevallen zijn gebeurd. Steeds wordt verklaard dat [eiser] en [eiser]/[eiser] vóór het ingaan van de tweede bocht, volgens [eiser] en [eiser] zo’n tien meter daarvoor, zijn gevallen. Volgens deze getuigen is het derhalve niet zo dat [eiser]/[eiser] enerzijds en [eiser] anderzijds op verschillende plekken zijn gevallen, zoals andere getuigen hebben verklaard.
4.9.
Aan voornoemde verklaringen valt bovendien op dat de getuigen vrij consistent verklaren over de lengte, breedte en diepte van de door hen bedoelde geul of greppel. Uit de verklaringen volgt dat zij menen dat sprake was een vrij diepe geul. De getuigen schatten de diepte op meer dan tien centimeter ([getuige]) tot meer dan twintig centimeter diep ([getuige], [getuige], [getuige]) of zelfs meer dan vijfentwintig centimeter ([eiser],[getuige]). De lengte van de geul wordt veelal op een meter, maximaal anderhalve meter geschat en de breedte op zo’n dertig centimeter. In elk geval was de geul volgens deze getuigen breder dan een motorband.
4.10.
Tegelijkertijd valt op dat verschillend is verklaard over de richting van de geul ten opzichte van de baan. Volgens [eiser] liep de geul dwars over de baan en ook de verklaring van[getuige] lijkt daarop te wijzen, terwijl zowel [getuige], [getuige] als [getuige] verklaard hebben dat de geul in de lengterichting van de baan liep. Weer anderen ([getuige], [getuige]) stellen dat de geul diagonaal (schuin) over de baan liep.
4.11.
Tegenover de verklaringen van de onder 4.7. genoemde getuigen staan die van [getuige], [getuige], [getuige], [getuige], [getuige] en [getuige]. De verklaring van [getuige] dient naar het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing te blijven omdat daaruit volgt dat [getuige] niet meer dan in algemene zin kon verklaren over de toestand van de baan.
4.12.
[getuige], [getuige], [getuige] en [getuige] verklaren allen dat zij direct na de ongevallen op de baan zijn geweest. Ieder afzonderlijk hebben zij verklaard daar niet de door andere getuigen waargenomen geul te hebben gezien, terwijl deze geul volgens andere getuigen toch een aanzienlijke omvang moet hebben gehad (als beschreven onder 4.9.). Ook [getuige] en [getuige], die aan de race hebben deelgenomen, hebben de geul niet gezien. Dat geldt ook voor toeschouwer [getuige].
4.13.
Daarbij valt op dat deze getuigen stellen dat zij de geul moeten hebben gezien indien deze daadwerkelijk in de baan zou hebben gezeten. [getuige], [getuige], [getuige] en [getuige] zijn bovendien, zo volgt uit de verklaringen, geconfronteerd met het feit dat de andere getuigen hebben verklaard dat een aanzienlijke geul in de baan zou hebben gezeten. Desondanks zijn zij bij hun verklaringen gebleven.
4.14.
De rechtbank ziet zich derhalve geconfronteerd met consistente verklaringen waaruit kan worden afgeleid dat de door [eiser] gestelde geul in de baan zat en (dus) de ongevallen heeft, althans kan hebben veroorzaakt, doch ook met consistente verklaringen van het tegendeel. Naar het oordeel van de rechtbank is de waarde van de verschillende verklaringen gelijk. Er bestaat geen grond aan één of meer verklaringen doorslaggevende betekenis toe te kennen.
4.15.
[eiser] draagt, zoals hiervoor onder 4.4. overwogen, de bewijslast, en daarmee het bewijsrisico, van de stelling dat de baan de door de door hem gestelde anders dan gebruikelijke oneffenheid bevatte. Nu sprake is van de hiervoor beschreven (van elkaar) verschillende verklaringen kan niet als vaststaand (door [eiser] bewezen) worden aangenomen dat in de baan het door [eiser] bedoelde gat, althans een geul of greppel heeft gezeten. Daarom kan evenmin worden aangenomen dat de aan [eiser] overkomen ongevallen door die door hem gestelde forse oneffenheid zijn veroorzaakt. Gelet daarop ontvalt de (feitelijke) grond aan de vordering van [eiser] ECLI:NL:RBGEL:2013:6356