Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Leeuwarden 080212 kartcentrum niet aansprakelijk voor letsel 7 jarig kind

Rb Leeuwarden 080212 kartcentrum niet aansprakelijk voor letsel 7 jarig kind 

2.  De feiten 
2.1.  [C], verder te noemen [C] is op 16 juni 2007, toen hij 7 jaar oud was, tijdens een verjaardagsfeestje van [D] samen met jongens van ongeveer dezelfde leeftijd gaan karten op de kartbaan van Pulsar. 

2.2.  [C] raakte vlak voordat hij de tweede bocht in reed de controle over het stuur kwijt. Hij is daarna in de tweede bocht frontaal tegen de rand van de kartbaan gebotst. Er waren geen andere karts bij het ongeval betrokken. [E], de vader van [D] heeft [C] uit de kart gehaald. [F], de moeder van [D], heeft voor zover van belang schriftelijk het volgende verklaard. 

“(…)Om er zeker van te zijn dat het echt veilig zou zijn heb vooraf telefonisch geïnformeerd naar de minimale lengte en leeftijd. Een eis mbt een minimale leeftijd was er niet en karten was mogelijk voor kinderen van 6 tot 11 jaar(…) 

Na aankomst kregen de kinderen een korte instructie in de kantine. (…) 

Vervolgens kregen de kinderen een helm op en een pak aan (…) in de stoelen van de kartauto werden voor de kinderen kunstofzittingen geplaatst zodat het zitoppervlak enigszins werd verhoogd en verkleind. Deze zittingen werden los ingezet. Er werd aan de kinderen, die in de kartauto hadden plaatsgenomen, nog een uitleg gegeven waar het gaspedaal zat en de rem. Tijdens deze uitleg draaide de motor van de kartauto al en had het kind een helm op. 

Nadat de kinderen vertrokken waren vertrok [C]. Het viel mij op dat ik de snelheid van zijn kartauto erg hard vond gaan. (…) 

(…)[E], [D]s vader, (…) snelde [C] (…) te hulp. Nog voordat hij bij [C] was hoorde ik, staande aan de zijkant van de kartbaan, [C] roepen “auw mijn been, auw mijn been”.” 

2.3.  In het Medisch Centrum Leeuwarden is geconstateerd dat [C] een gecompliceerde bovenbeenfractuur heeft opgelopen. 

2.4.  De door Pulsar ingeschakelde arts [G] van het (Sport)Medisch AdviesPunt heeft voor zover relevant het volgende gerapporteerd. 

“(...) Gezien: de kart of soortgelijke kart (...) 
Gezien: de stoelopvulling (...) 
Gezien: de baan (...) 

Getest: 
de kart met een 9-jarig kind, een 7 jarig kind en een 5-jarig kind (...) 

Voorlopige conclusie hiervan: 
geen enkele van de geteste bewegingen leidde tot aanraking van het linker bovenbeen, bekken of knie aan delen van de kart. Dientengevolge kon op geen enkele manier een letsel verklaard worden, zoals omschreven in de documenten over [C]. (...) 

Vervolg: 
Testen van het uit de kart halen van de bovengenoemde kinderen bij alledrie was overduidelijk te zien, dat bij ondeskundig of ruw of hardhandig uithalen van de kinderen uit de kart, het bovenbeen wel letsel kan oplopen. De hak van de voet wordt door de bodem van de kart, en de daar aanwezige buizen belemmerd naar beneden uit te wijken. Bij het recht omhoog tillen van het kind kan het bovenbeen klem komen te zitten tegen de onderrand van het stuur (...) 

2.5.  [A] c.s. heeft Pulsar aansprakelijk gesteld voor door [C] geleden en te lijden schade. 

3.  Het geschil 
3.1.  [A] c.s. vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat Pulsar aansprakelijk is voor de gevolgen van het [C] overkomen ongeval op 16 juni 2007 met veroordeling van Pulsar om de materiële en immateriële schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; alsmede tot veroordeling van Pulsar in de betaling van een voorschot van € 10.000, tot betaling van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 8.100,06, een en ander te vermeerderen met overige buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en (na)kosten. 

3.2.  Pulsar voert verweer. 

3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4.  De beoordeling 
4.1.  [A] c.s. legt -samengevat- de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag. Pulsar heeft onzorgvuldig jegens [C] gehandeld. Pulsar had een jong, klein en kwetsbaar kind niet in een kart moeten laten rijden. Het is voorzienbaar dat dit gevaar kan opleveren en letsel kan veroorzaken. Dit brengt volgens [A] c.s. mee dat onrechtmatig door Pulsar is gehandeld. Voor het geval dit onvoldoende is voor het laten ontstaan van aansprakelijkheid stelt [A] c.s. dat Pulsar als professionele partij onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen. Zij heeft kwetsbare kinderen in een gewone (volwassenen)kart laten rijden in plaats van in een kinderkart die is voorzien van speciale veiligheidsmaatregelen, zoals een verminderd vermogen, extra bumpers etc. Om [C] over het stuur te kunnen laten kijken werd een losse zitverhoging geplaatst die er voor zorgde dat hij nog moeilijker bij de pedalen kon. Verder kreeg [C] geen gordel om en hij droeg ook geen bodyprotector. Daar komt bij dat de kinderen tegelijk reden met oudere volwassen karters die veel harder gingen. Volgens [A] c.s. brengen de hiervoor genoemde omstandigheden ieder voor zich en in ieder geval in onderling verband bezien mee dat Pulsar aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad. [C] heeft zowel materiële als immateriële schade geleden ten gevolge van het onzorgvuldig handelen van Pulsar. [C] is ten gevolge van het ongeval geopereerd aan een dubbele beenbreuk. De stelling van Pulsar dat de beenbreuk zou zijn ontstaan door het uit de kart trekken van [C] door [E] wordt betwist. Het door Pulsar in het geding gebrachte rapport hierover is niet bruikbaar, nu het rapport is opgesteld door een arts en niet door een ongevalsdeskundige. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt. [C] loopt mank, onder meer door een rotatie-afwijking en door een beenlengte verschil. Waarschijnlijk heeft [C] hierdoor inmiddels ook last gekregen van zijn knie en heup. Tot slot betwist [A] c.s. dat een exoneratiebeding van toepassing is. [C] was destijds onbekwaam. Van indirecte instemming van [A] c.s. was ook geen sprake. Zij waren er niet van op de hoogte dat [C] zou gaan karten. 

4.2.  Pulsar stelt -samengevat- in het kader van het door haar gevoerde verweer dat het normaal is in de branche om kinderen van zeven jaar te laten karten. Dat [C] in een volwassenkart zou hebben gereden wordt betwist. Kinderkarts zijn kleiner, hebben minder vermogen en zijn voorzien van stootbumpers aan de voor- en achterzijde. In een volwassenkart had [C] niet bij de pedalen kunnen komen. De kartbaan was gereserveerd voor het kinderfeestje en er waren geen andere karters op de baan. Het gebruik van zitverhogers in de zitting van de kart is gebruikelijk en deze zorgen ervoor dat ook kleinere bestuurders goed zicht kunnen houden op de baan. Alle kinderen hebben een bodyprotector aan gekregen, met daar over heen een overall, een nekprotector en een helm. Verder is een vast onderdeel van de instructie en controle dat bekeken wordt of zowel de linker als de rechterknie licht gebogen kan worden bij het volledig intrappen van het rem- en gaspedaal. De pedalen hebben twee standen, zodat deze zo geplaatst kunnen worden dat ook kleinere bestuurders de pedalen goed kunnen bedienen. Voor het vertrek zijn de kinderen verder nog geïnstrueerd over andere van belang zijnde aspecten. Er waren geen voorschriften van de Nederlandse Autosport Federatie tot het verplicht uitrusten van (kinder)karts met gordels. Gordels in kinderkarts waren in 2007 ook niet gebruikelijk. Er zijn nadelen verbonden aan het gebruik van gordels; bijvoorbeeld in het geval van brand. 
Er was sprake van een eenzijdig ongeval waar geen andere karters bij waren betrokken. Pulsar betwist dat de oorzaak van de botsing gelegen was in een gebrek aan het treffen van veiligheids- en zorgvuldigheidsvoorschriften. De oorzaak was volgens Pulsar gelegen in het feit dat [C] in strijd met de instructies direct teveel gas heeft gegeven. Het letsel van [C] kan gelet op de afstand van 60 meter die hij met de kart heeft afgelegd niet zijn ontstaan door de botsing tegen de vangrail. [C] heeft niet goed gestuurd en zijn kart is tweemaal tegen de vangrail geschoven voordat hij in de tweede bocht tegen de vangrail botste. De kart kan dan ook hooguit een snelheid van 12 tot maximaal 18 km per uur hebben bereikt. Er was geen sprake van een hoog energetisch trauma. Dit blijkt ook uit het feit dat [C] geen bloeduitstortingen op zijn borststreek had door de afdruk van het stuurwiel. Volgens Pulsar kan [C] zijn bovenbeen niet hebben gebroken door de botsing. Pulsar verwijst in dit verband naar de door haar in het geding gebrachte rapportage van dr. [G]. Het been van [C] moet gebroken zijn ten gevolge van de actie van [E], die hem wild uit de kart heeft getrokken. Zijn gestrekte bovenbeen is toen met de voet blijven haken bij de pedalen en het bovenbeen is geblokkeerd bij het stuurwiel. De verklaring van [F], dat zij [C] heeft horen roepen toen hij nog in de kart zat kan niet juist zijn. [C] was vanaf de plaats waar zij stond, namelijk op een afstand van circa 30 meter, niet te horen. Tot slot beroept Pulsar zich op een exoneratiebeding. [F] is met Pulsar een kartarrangement overeengekomen en onderdeel daarvan is een exoneratiebeding. De kinderen, waaronder [C], hebben de coupons waarop de exoneratie staat vermeld ingevuld en ondertekend. Hiermee hebben [F] en de ouders van de kinderen het exoneratiebeding aanvaard. Pulsar mocht er in ieder geval op vertrouwen dat de begeleiders namens [A] c.s. akkoord gingen met de op de coupon vermelde exoneratie. 

4.3.  De rechtbank oordeelt als volgt. De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of Pulsar in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door [C] toe te staan te gaan karten, terwijl hij op dat moment pas zeven jaar oud was en klein en kwetsbaar was. Dit is door [A] c.s. gesteld en door Pulsar betwist. Voornoemde stelling van [A] c.s., die er naar het oordeel van de rechtbank op neer komt dat bij een sport of recreatieve bezigheid zoals karten ieder risico ten aanzien van kinderen van 7 jaar dient te worden uitgesloten, kan niet als juist worden aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan aansprakelijkheid slechts dan worden aanvaard indien zou komen vast te staan dat het laten karten van kinderen van zeven jaar zodanig gevaarlijk is en zodanige extra en niet te vermijden risico’s met zich brengt dat dit Pulsar had behoren te weerhouden om [C] en de andere kinderen te laten deelnemen aan karten. Dit is de rechtbank niet gebleken, nu het verweer van Pulsar dat het in 2007 gebruikelijk was om kinderen van 7 jaar te laten karten, niet door [A] c.s. is weerlegd. Het enkele feit dat Pulsar de destijds zevenjarige [C] heeft laten karten maakt dan ook niet dat Pulsar onrechtmatig heeft gehandeld. Dit brengt mee dat ouders van jonge(re) kinderen die besluiten om hun kinderen te laten karten er in beginsel en tot op zekere hoogte rekening mee dienen te houden dat hun kinderen een botsing kunnen krijgen met hun kart en dat zij ten gevolge daarvan letsel kunnen oplopen. 

4.4.  De rechtbank oordeelt voorts als volgt. In het kader van de op Pulsar rustende zorgplicht ten aanzien van de jonge en onervaren [C], diende Pulsar er naar het oordeel van de rechtbank wel voor te zorgen dat zij in de gegeven omstandigheden zodanige veiligheidsvoorschriften en veiligheidsmaatregelen zou toepassen dat hiermee het risico op een botsing met letsel zoals [C] is overkomen tot een aanvaardbaar niveau zou worden beperkt. Met betrekking tot de stelling van [A] c.s. dat Pulsar niet aan deze op haar rustende verplichting heeft voldaan oordeelt de rechtbank als volgt. Allereerst gaat zij voorbij aan de stelling van [A] c.s. dat onvoldoende veiligheidsmaatregelen zouden zijn genomen omdat de kinderen geen bodyprotector droegen. Niet alleen heeft Pulsar dit gemotiveerd betwist door te stellen dat de kinderen niet alleen een bodyprotector aan hebben gekregen, met daar over heen een overall, maar ook een nekprotector en een helm; ook [F] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de kinderen een helm op kregen en dat zij ‘een pak’ aankregen. In dit licht bezien is de stelling van [A] c.s. dat ten aanzien van de kleding van de kinderen onvoldoende veiligheidsmaatregelen door Pulsar zijn genomen onvoldoende onderbouwd. Met betrekking tot de losse kunstofzitting die in de karts is geplaatst oordeelt de rechtbank dat als vaststaand dient te worden aangenomen dat hierdoor het zitoppervlak enigszins werd verhoogd en verkleind. Verder is door Pulsar onbetwist gesteld dat de zitverhoging in de zitting is geklemd en dat deze er toe dient om kleinere bestuurders goed zicht kunnen laten houden op de baan. Dat door het gebruik van deze zitverhogers een gevaarlijke situatie in het leven is geroepen is door [A] c.s. niet nader onderbouwd en de rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. 

4.5.  Verder staat vast dat [C] en de overige kinderen voor het karten een (korte) instructie hebben gekregen in de kantine en dat na het plaatsnemen in de kartauto nog een verdere uitleg is gegeven over de plaats waar het gaspedaal zat en waar de rem zat. Dat de gegeven instructies niet afdoende zouden zijn geweest is gesteld noch gebleken. De stelling van [A] c.s. dat tijdens de laatste instructie de motor van de kart inmiddels al draaide en dat de kinderen al een helm op hadden acht de rechtbank niet van belang. Niet gesteld is namelijk, noch is gebleken dat de kinderen de nadere instructie daardoor niet hebben kunnen horen. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van [A] c.s. dat Pulsar de kinderen in een volwassenkart heeft laten rijden eveneens dient te worden verworpen. Pulsar heeft dit gemotiveerd betwist en zij heeft hier onder meer tegen in gebracht dat kinderen in een volwassenkart niet bij de pedalen kunnen komen. Nu [A] c.s. zijn stellingen op dit punt vervolgens niet nader heeft onderbouwd en in het bijzonder heeft nagelaten aan te geven hoe [C], die volgens [A] c.s. toen nog klein was, toch in een volwassenkart heeft kunnen rijden, gaat de rechtbank hier zonder nadere bewijslevering aan voorbij. De rechtbank komt tot de slotsom dat niet is gebleken van schending door Pulsar van een veiligheidsvoorschrift of veiligheidsmaatregel ter bescherming van het gevaar zoals zich dat bij [C] heeft verwezenlijkt. Nu Pulsar alle stellingen van [A] c.s. gemotiveerd heeft betwist, waarna [A] c.s. heeft nagelaten haar stellingen nader met feiten te onderbouwen is naar het oordeel van de rechtbank voor nadere bewijslevering in de vorm van een deskundigenonderzoek geen plaats. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering van [A] c.s. af. LJN BV5461