RBGEL 300119 ongeval met rallyauto's op afgesloten terrein; hoofdelijke aansprakelijkheid voor beide bestuurders, WAM-verz. en organisator clinic
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 300119 ongeval met rallyauto's op afgesloten terrein; hoofdelijke aansprakelijkheid voor beide bestuurders, WAM-verz. en organisator clinic
2 De feiten
2.1.
In 2013 was [eiser in de hoofdzaak] op basis van een arbeidsovereenkomst als vertegenwoordiger in dienst van Riwax, waarin een onderneming wordt gedreven op het gebied van schoonmaakproducten voor auto’s en boten. [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] was bestuurder van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , een stichting ter exploitatie van een rallyauto ten behoeve van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] en zijn broer [naam broer gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] . [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] was ook bestuurder van Car Cleaning Midden Nederland, een handelsrelatie van Riwax. Riwax was een sponsor van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] .
2.2.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft onder meer Riwax uitgenodigd voor een zogenoemde rallyclinic op 25 oktober 2013. In de uitnodiging staat:
Niederrhein
25 oktober 2013
10:00 – 16:00 uur
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] organiseert voor de sponsoren en teamleden op vrijdag 25 oktober een Rallyclinic op het circuit in Niederrhein. U bent van harte uitgenodigd om hier op unieke wijze kennis te maken met de [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en ontspannen contact te hebben met het team van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] .
2.3.
Op de website van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] stond:
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] organiseert Rallyclinic!
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] ( [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , rb) organiseert in samenwerking met [organisator rallyclinic] een Rallyclinic op de oude luchtmachtbasis Niederrhein, net over de grens bij Kleve.
2.4.
[eiser in de hoofdzaak] heeft met zijn collega [naam collega eiser in de hoofdzaak] aan de clinic deelgenomen. Deze vond plaats op een afgesloten gedeelte (verder: het terrein) van het voormalig militair vliegveld Niederrhein bij Weeze, Duitsland. De Duitse wegenverkeerswet is daar niet van toepassing. Voor de uitvoering van de clinic werd gebruik gemaakt van speciale rallyauto’s van [organisator rallyclinic] , een motorsportbedrijf en huurder van het terrein. Deze auto’s stonden niet op kenteken en waren niet verzekerd. [gedaagde 2 in hoofdzaak] had zijn eigen rallyauto meegenomen naar de clinic. Achmea was de WAM-verzekeraar van deze auto, die wel was voorzien van een kenteken. Onder anderen [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , die ervaring hadden met rallyrijden, bestuurden auto’s die tijdens het evenement werden gebruikt.
2.5.
In de ochtend van 25 oktober 2013 zijn de deelnemers in de rallyauto’s rondgereden over een circuit op het terrein en konden zij ook als bestuurder in rallyauto’s over dat circuit rijden. ’s Middags hebben de deelnemers tot omstreeks 15.00 uur met de rallyauto’s een slalomproef gereden. Het circuit en de proef waren met pylonnen uitgezet. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft vervolgens besloten gedurende de tot 16.00 uur resterende tijd aan de deelnemers gelegenheid te bieden als passagier mee te rijden met onder anderen [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] . De bedoeling was deelnemers in demonstratieritten van steeds drie ronden mee te nemen over een parcours op het terrein om het “echte rallyrijden” te ervaren. Het te volgen parcours was in het terrein niet aangegeven. De auto’s konden tegelijkertijd hun ronden rijden. Er zou niet op wedstrijdsnelheid worden gereden, maar op ongeveer ⅔ daarvan, zodat de deelnemers wel de sensatie van snelheid konden ervaren. Bestuurders en deelnemers dienden in de auto een helm te dragen. Een wedstrijdelement was niet aanwezig.
2.6.
Tijdens de comparitie hebben [gedaagde 2 in hoofdzaak] , met rode pen, en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , met blauwe pen, op onderstaande luchtfoto van het terrein het volgens hen destijds te rijden parcours ingetekend, dat met de klok mee werd gereden. De zwarte pijl en de stippellijn geven de twee parcoursen aan ter hoogte van het hierna bedoelde ongeval. De knik in de stippellijn betreft de afslag naar het hierna bedoelde weggetje naar rechts.
2.7.
[gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft in zijn eigen rallyauto eerst drie ronden gereden met [naam collega eiser in de hoofdzaak] voornoemd. Daarna is hij met een andere deelnemer, [naam deelnemer rally] , gaan rijden. In zijn tweede rondje met [naam deelnemer rally] is [gedaagde 2 in hoofdzaak] niet het weggetje naar rechts ingeslagen maar rechtdoor gereden. Toen [gedaagde 2 in hoofdzaak] al met [naam deelnemer rally] rondreed is [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] in een rallyauto van [gedaagde 1 in vrijwaring] ronden gaan rijden met [eiser in de hoofdzaak] als bijrijder. Er werd op dat moment met drie auto’s gereden. [gedaagde 1 in vrijwaring] reed in een rallyauto van [gedaagde 1 in vrijwaring] voorop en nam het weggetje naar rechts. [gedaagde 2 in hoofdzaak] wilde hem in zijn derde ronde met [naam deelnemer rally] volgen en is aan de linkerzijde van de verharding gaan rijden om de afslag naar het weggetje naar rechts snel te kunnen nemen. [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] reed met ongeveer 100 km/u achter [gedaagde 2 in hoofdzaak] , zag [gedaagde 2 in hoofdzaak] met een wat lagere snelheid links voor zich rijden en wilde [gedaagde 2 in hoofdzaak] rechts passeren om rechtdoor te rijden, het weggetje naar rechts negerend. De auto van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] is vervolgens tegen de rechterflank van de naar rechts afslaande auto van [gedaagde 2 in hoofdzaak] aan gereden. Bij dit ongeval heeft [eiser in de hoofdzaak] een botbreuk in zijn rug en bovenbeen opgelopen. [eiser in de hoofdzaak] is met een helikopter naar het ziekenhuis gebracht. In de loop van de tijd is hij in totaal zeven keer geopereerd, mede vanwege optredende complicaties. Met onder meer fysiotherapie heeft [eiser in de hoofdzaak] aan zijn revalidatie gewerkt. Thans ervaart hij blijvende rug- en knieklachten.
2.8.
Bij brief van 24 april 2015 heeft Riwax [eiser in de hoofdzaak] laten weten dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 31 mei 2015 zou aflopen en niet werd verlengd.
2.9.
DEKRA Automotive B.V. heeft op verzoek van Achmea onderzoek gedaan naar het ongeval. Haar rapport dateert van 9 juni 2015. Tegenover DEKRA heeft [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] over de demonstratieritten onder meer het volgende verklaard, bij welke verklaring hij ter comparitie is gebleven:
Ik wilde voor mijn sponsoren een leuke dag gaan organiseren en heb daarvoor [gedaagde 2 in vrijwaring] ( [gedaagde 2 in vrijwaring] voornoemd, rb) van [organisator rally] /Rallyclinic in Barneveld benaderd.
( ... )
Voordat de clinic begon heeft [naam broer gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] ( [naam broer gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] voornoemd, rb) de briefing gedaan. Hij heeft een ieder welkom geheten en uitgelegd wat de bedoeling van die dag was. Dat hield ook in de instructies wat betreft de veiligheid en wat wel en niet kan en mag.
( ... )
Ik heb de eerste ronde met een genodigde gereden en reed een route met verschillende afslagen. Ik had toen nog geen instructies met welke route er gereden zou worden. Daarna is [eiser in de hoofdzaak] bij mij in de auto gaan zitten. (…) Op dat moment kreeg ik van [gedaagde 2 in vrijwaring] de instructie dat ik de grote ronde moest rijden en geen ‘uitstapjes’ mocht maken. [eiser in de hoofdzaak] heeft een veiligheidshelm opgezet en de vierpuntsgordel omgedaan. De stoel van de passagier kan niet verzet worden. (…)
Ik ben met [eiser in de hoofdzaak] op het circuit gaan rijden en kwam in een lange bocht naar rechts. Het was de bedoeling dat ik na deze bocht rechtdoor zou rijden. Dat was naar mijn mening volgens de instructies van [gedaagde 2 in vrijwaring] . De baan is daar zeker zo’n twaalf meter breed met grasvelden er naast. Je hebt daar alle zicht. Ik zie op een gegeven moment [gedaagde 2 in hoofdzaak] ( [gedaagde 2 in hoofdzaak] , rb) links voor mij rijden. Ik zag dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] een lagere snelheid had dan ik. Ik schat dat mijn snelheid op dat moment rond de 100 kilometer per uur was. ( ... )
Ik zie dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] op dat moment remde want ik zie zijn remlichten aan gaan. Ik ging er vanuit dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] mij kennelijk gezien had en mij wilde laten passeren. Er was namelijk afgesproken dat wij rechtdoor zouden gaan. Ik geef op dat moment rustig gas bij om rechtdoor te gaan rijden.
Op het moment dat ik bijna op gelijke hoogte met [gedaagde 2 in hoofdzaak] rij, zie ik plotseling dat hij met zijn auto naar rechts gaat. Dat was ter hoogte van een zijweg rechts. [gedaagde 2 in hoofdzaak] komt nagenoeg haaks op mijn auto op de baan. Ik was echt in de veronderstelling dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] ook rechtdoor zou gaan zoals afgesproken. Ik heb als reactie nog geremd maar kon de auto van [gedaagde 2 in hoofdzaak] echt niet meer ontwijken. Ik reed vol in de rechter zijkant van de auto van [gedaagde 2 in hoofdzaak] .
2.10.
[naam verkeersongevallenanalist] , verkeersongevallenanalist, heeft op verzoek van Achmea onderzoek gedaan naar het ongeval. Zijn rapport dateert van 26 september 2017. [naam verkeersongevallenanalist] concludeert daarin dat [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] direct voorafgaand aan het ongeval [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft zien rijden vanaf het moment dat de auto’s nog 80 meter uit elkaar reden en voorts dat deze afstand ruim voldoende was om de snelheid van ongeveer 100 km/u af te bouwen tot de lagere snelheid die [gedaagde 2 in hoofdzaak] reed. Een noodremming was daarvoor niet nodig. Een matige remming volstond, aldus [naam verkeersongevallenanalist] .
2.11.
Achmea heeft de volgende schriftelijke verklaring van [gedaagde 2 in vrijwaring] in het geding gebracht, gedateerd op 24 augustus 2017:
Mijn naam is [gedaagde 2 in vrijwaring] en ik ben de eigenaar van [organisator rallyclinic] te Barneveld.
Op 25 oktober 2013 ben ik aanwezig geweest bij de sponsordag die werd georganiseerd door [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] .
Aan het slot van dit evenement werd door een drietal instructeurs op het circuit gereden en kregen gasten van deze dag de gelegenheid om als passagier met een instructeur mee te rijden.
Ik stond bij de hangar waar passagiers gewisseld werden.
Er waren geen afspraken gemaakt hoe te rijden.
Kort voor het ongeval stapte een dame (ik heb begrepen mevrouw [naam mevrouw] ) in de auto bij [gedaagde 2 in hoofdzaak] . Ik ken [gedaagde 2 in hoofdzaak] goed. Overigens geldt dat ook voor [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] .
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] had ik gesproken, omdat ik hem had teruggeroepen, omdat hij reed met [eiser in de hoofdzaak] en zij beiden aanvankelijk geen helm op hadden. Ik zei tegen [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] : “doe een helm op en doe een beetje normaal, want dan gaat het al hard zat”.
Tegen hem heb ik in mijn beleving gezegd: “wij rijden het normale rondje”. Dat is het enige dat ik hem heb meegedeeld over de route. Het normale rondje is inclusief het zijweggetje. Dat weet iedereen.
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in hoofdzaak] , en ook de derde instructeur, [gedaagde 3 in vrijwaring] , mijn zoon. Die heb ik dat overigens niet kunnen zeggen, maar − zo heb ik begrepen − heeft hij ook steeds het normale rondje gereden.
3 Het geschil
in de hoofdzaak
3.1.
[eiser in de hoofdzaak] vordert voor recht te verklaren dat Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , Riwax en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] jegens [eiser in de hoofdzaak] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser in de hoofdzaak] lijdt als gevolg van het ongeval op 25 oktober 2013, en veroordeling van Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , Riwax en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] tot vergoeding van deze schade, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, nader op te maken bij staat, met hoofdelijke veroordeling van Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , Riwax en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] in de proceskosten.
3.2.
Aansprakelijkheid van [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft [eiser in de hoofdzaak] gebaseerd op onrechtmatige daad. [gedaagde 2 in hoofdzaak] is in strijd met art. 19 van het RVV 1990 rechtsaf het zijweggetje ingeslagen zonder de achterop komende [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] voor te laten gaan, althans [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft zodoende in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Achmea is op de voet van art. 6 van de WAM gehouden tot rechtstreekse vergoeding van de schade.
3.3.
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] heeft jegens [eiser in de hoofdzaak] onrechtmatig gehandeld door [gedaagde 2 in hoofdzaak] in strijd met art. 11 lid 1 van het RVV 1990, althans zonder gepaste zorgvuldigheid, rechts in te halen en voorts door de autostoel van [eiser in de hoofdzaak] niet zodanig af te stellen dat hij behoorlijk kwam te zitten, namelijk met licht gebogen knieën in plaats van volledig gestrekte benen.
3.4.
Ook [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] is aansprakelijk uit hoofde van onrechtmatige daad. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft de gevaarlijke introductierit niet zodanig zorgvuldig georganiseerd dat letsel werd voorkomen, althans [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft niet de nodige voorzorgsmaatregelen genomen tegen de gevaren waaraan de deelnemers van de clinic werden blootgesteld. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] is bovendien op de voet van art. 6:170 BW aansprakelijk voor de in 3.3. bedoelde fouten van haar ondergeschikte [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] .
3.5.
[eiser in de hoofdzaak] verwijt Riwax in de eerste plaats dat zij niet ervoor heeft gezorgd dat [eiser in de hoofdzaak] tijdens de clinic zijn werkzaamheden als vertegenwoordiger van Riwax veilig kon uitvoeren. Bovendien heeft Riwax zich niet als goed werkgever gedragen door [eiser in de hoofdzaak] niet effectief tegen de gevaren van de clinic te waarschuwen, althans door de risico’s die [eiser in de hoofdzaak] liep ten onrechte niet adequaat te verzekeren. Riwax is daarom uit hoofde van art. 7:658 respectievelijk art. 7:611 BW aansprakelijk, aldus nog steeds [eiser in de hoofdzaak] .
3.6.
Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , Riwax en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] voeren verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.8.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] vorderen:
1. te verklaren voor recht dat dat [gedaagde 1 in vrijwaring] jegens [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en/of [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] aansprakelijk is voor de schade die [eiser in de hoofdzaak] lijdt als gevolg van het ongeval op 25 oktober 2013;
2. veroordeling van [gedaagde 1 in vrijwaring] om aan [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en/of [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] de door [eiser in de hoofdzaak] geleden en te lijden schade te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, nader op te maken bij staat, met inbegrip van de kostenveroordeling;
3. met dien verstande dat de veroordelingen onder 1. en 2. beperkt blijven tot datgene waartoe [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en/of [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] in de hoofdzaak jegens [eiser in de hoofdzaak] mochten worden veroordeeld.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] baseren hun vordering onder meer op de stelling dat [organisator rally] (een handelsnaam van [gedaagde 1 in vrijwaring] , rb) is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit 1) de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [organisator rally] om op 25 oktober 2013 op behoorlijke wijze een rallyclinic te organiseren en 2) de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] en [organisator rally] om op 25 oktober 2013 op behoorlijke wijze werkzaamheden als rallyinstructeur te laten verrichten. [gedaagde 1 in vrijwaring] is aldus jegens [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , zo stellen zij, tot vrijwaring gehouden.
4 De beoordeling
in de hoofdzaak
De procedure tegen Riwax
4.1.
De zaak tegen Riwax betreft een arbeidsovereenkomst. Een dergelijke zaak wordt door de kantonrechter behandeld en beslist, zo volgt uit art. 93 aanhef en onder c Rv. De rechtbank zal de zaak tegen Riwax op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Arnhem. De betrokken partijen hebben zich ermee akkoord verklaard dat de zaak aldus wordt verwezen en ook dat een rechter uit de meervoudige kamer die dit vonnis wijst de verwezen zaak als kantonrechter zal behandelen en beslissen, op basis van de (proces)stukken die de betrokken partijen in de onderhavige procedure hebben gewisseld en de mondelinge behandeling van de te verwijzen zaak ter comparitie van 3 juli 2018. De betrokken partijen hoeven bij de kantonrechter niet meer vertegenwoordigd te worden door een advocaat. Zij kunnen ook persoonlijk of bij gemachtigde verschijnen.
De procedures tegen de overige gedaagden
4.2.
Het ongeval heeft op Duits grondgebied plaatsgevonden. Bij het ongeval was een auto betrokken die (mogelijk) niet in Nederland zijn gewone standplaats had en daar niet was geregistreerd. Ambtshalve is daarom de vraag gerezen of uit de artikelen 3, 4 en 6 van het Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg (Verdrag van 4 mei 1971, Trb 1971/118, verder: het Verdrag) voortvloeit dat een of meer vorderingen tegen de resterende gedaagden − Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] − naar Duits recht moeten worden beoordeeld. [eiser in de hoofdzaak] en deze gedaagden hebben ter zitting echter aangegeven te kiezen voor toepassing van Nederlands recht. Hoewel het Verdrag hierin niet expliciet voorziet zal de rechtbank deze rechtskeuze volgen. Vergelijk Rechtbank Arnhem 18 februari 2009, ECLI:NL:RBARN:2009:BH3775, JA 2009/72.
4.3.
Voor zover [eiser in de hoofdzaak] zijn vorderingen heeft gebaseerd op handelen in strijd met regels uit het RVV 1990 zijn die vorderingen niet toewijsbaar. Dit reglement geldt niet in Duitsland. Bovendien betrof het terrein niet de openbare weg, maar een afgesloten circuit waarop de gewone regels van het wegverkeer uitdrukkelijk niet van toepassing waren. Ook eventuele Duitse voorschriften, met eenzelfde strekking als de bepalingen uit het RVV 1990 waarop [eiser in de hoofdzaak] zich beroept, zijn daar niet van toepassing. Beoordeeld zal worden of [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] hebben gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.4.
Daarbij moet voorop worden gesteld dat bij de beantwoording van de vraag of aan iemand die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt − en of derhalve het achterwege laten van die maatregelen in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed −, moet worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. Zie o.a. HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136.
4.5.
In geschil is of en zo ja, in hoeverre, bij het oordeel of [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] onrechtmatig hebben gehandeld, voor het aannemen van onrechtmatigheid zwaardere eisen moeten worden gehanteerd dan wanneer de hun verweten gedragingen niet in het kader van een rallyclinic zouden hebben plaatsgevonden. In dat verband geldt het volgende.
4.6.
[eiser in de hoofdzaak] heeft [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] een onzorgvuldige organisatie van de demonstratieritten verweten. Wat hiervan zij, anders dan [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] opwerpt, bestaat in ieder geval geen aanleiding om vanwege een eventueel sport en spelkarakter van de clinic zwaardere eisen voor het aannemen van een dergelijke aansprakelijkheid te hanteren dan gewoonlijk. Dat deelnemers aan een sport of spel van elkaar over en weer tot op zekere hoogte gedrag hebben te verwachten dat normaal gesproken onzorgvuldig is, doet niet af aan de zorgplicht van de organisator van dat spel jegens de deelnemers aan dat spel, met dien verstande dat gevaren die inherent zijn aan de recreatieve rallyclinic niet geheel weggenomen kunnen of hoeven te worden, nu daarin juist de aantrekkingskracht van de clinic is gelegen. Vergelijk HR 6 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1836, NJ 1998/190. Of [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] als organisator heeft te gelden zal in 4.21. aan de orde komen. Hierna komt aan de orde of in de verhouding tot [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zwaardere eisen gelden.
4.7.
[eiser in de hoofdzaak] is bij [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] ingestapt om de sensatie van rallyrijden te ervaren. Hetzelfde geldt voor [naam deelnemer rally] en [gedaagde 2 in hoofdzaak] . Niet in geschil is dat deze demonstratieritten noopten tot sportief, in zekere mate riskant rijgedrag, dat buiten deze spelsituatie zonder meer onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zou zijn geweest. Binnen deze spelsituatie is dit rijgedrag niet zonder meer onzorgvuldig te achten. De deelnemers aan de demonstratieritten, zowel de bestuurders als de passagiers, hebben in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede, onvoldoende doordachte handelingen of andere gedragingen waartoe het demonstreren van rallyrijden uitlokt, van elkaar te verwachten. Dit rijgedrag wordt niet onzorgvuldig op de enkele grond dat zij tot gevolg heeft dat een der deelnemers ernstig letsel oploopt.
4.8.
Dat [eiser in de hoofdzaak] niet zelf achter het stuur zat maar een passieve passagier was, maakt het voorgaande niet anders. Om als deelnemer aan het spel te kunnen worden beschouwd is niet vereist dat [eiser in de hoofdzaak] ten tijde van het ongeval ook zelf handelingen verrichtte die karakteristiek zijn voor de beoefening van de [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] . Ook het ontbreken van een wedstrijdelement leidt niet tot een ander oordeel. Voor het aannemen van zwaardere eisen voor onrechtmatigheid is niet vereist dat de bij een ongeval betrokkenen rechtstreeks en met elkaar aan het wedijveren zijn. Vergelijk HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1239, NJ 2004/238. [eiser in de hoofdzaak] moest, ook als passagier en ondanks het recreatieve karakter van de clinic, verwachten dat [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] en [gedaagde 2 in hoofdzaak] tijdens de demonstratieritten aanzienlijk riskanter zouden rijden dan op de openbare weg gebruikelijk is. Vanwege deze sport en spelsituatie tijdens de clinic geldt dan ook een hogere drempel voor aansprakelijkheid, voor zover het betreft de vorderingen tegen [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] .
4.9.
Deze drempel ligt evenwel niet zo hoog als bij een echte rallywedstrijd, waarin bijzonder grote risico’s (moeten) worden genomen om te winnen. Aangesloten dient te worden bij de bedoeling van de demonstratieritten zonder competitie-element, namelijk het bieden van gelegenheid aan een onervaren publiek om kennis te nemen van de [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en een indruk te krijgen van de sensatie van rallyrijden. Van [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] mocht daarom een zodanige zorgvuldigheid worden verwacht dat de deelnemers niet aan ernstiger gevaren zouden worden blootgesteld dan nodig was om deze sensatie te ervaren. Hierbij past het enigszins mitigeren van de snelheid, zoals was afgesproken, en ook het zo veel mogelijk vermijden van de directe nabijheid van andere auto’s op de baan. Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
Ten aanzien van [gedaagde 2 in hoofdzaak] en Achmea
4.10.
Zoals op de foto (2.6.) is te zien, kan op het terrein op verschillende manieren worden rondgereden. [gedaagde 2 in hoofdzaak] is de demonstratieritten gaan rijden terwijl in het terrein niet een parcours was afgezet. Voor de bestuurders van de rallyauto’s was het te volgen parcours dus in het terrein niet waarneembaar. Over het te rijden parcours had [gedaagde 2 in hoofdzaak] voorts naar eigen zeggen geen instructies gekregen. De bestuurders konden zelf bepalen welke route werd gereden, hoewel het de gewoonte was dat het weggetje naar rechts werd genomen, aldus [gedaagde 2 in hoofdzaak] ter comparitie. [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft deze vrijheid ook gebruikt door een ronde voor het ongeluk niet het zijweggetje in te rijden, zoals [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] een ronde later ook van plan was te doen. [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft in de ronde van het ongeval ervoor gekozen wel het zijweggetje te nemen, omdat de bestuurder van de rallyauto voor hem dat deed en hij ervan uit ging dat dat de bedoeling was. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] , uitgaande van zijn eigen verklaringen, niet erop mocht rekenen dat tijdens de demonstratieritten de andere bestuurders steeds de route over het zijweggetje zouden volgen. [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft desgevraagd ter comparitie ook niet kunnen aangeven waarom hij wel ervan op aan kon dat iedere bestuurder rechtsaf zou slaan, het zijweggetje in. Omdat een andere rallyauto voor hem reed, moest [gedaagde 2 in hoofdzaak] bovendien rekening houden met de mogelijkheid dat op hetzelfde moment ook andere rallyauto’s rondjes reden, over een in zijn ogen onzeker parcours.
4.11.
In deze omstandigheden kon [gedaagde 2 in hoofdzaak] niet ervan uitgaan dat er niemand achter hem reed of dat een eventuele achterligger zonder meer zijn route zou volgen en ook zou afslaan, het weggetje naar rechts in. Ter hoogte van het zijweggetje werd snel gereden. [gedaagde 2 in hoofdzaak] heeft tegenover DEKRA verklaard dat de snelheid daar kan oplopen tot 140 à 150 km/u, bij welke verklaring hij ter comparitie is gebleven. Feitelijk reed [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] ongeveer 100 km/u en [gedaagde 2 in hoofdzaak] wat langzamer. Goed voorzienbaar was in ieder geval dat een eventuele aanrijding met een andere rallyauto ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Dat maatregelen zijn genomen om deze gevolgen te beperken, zoals de aanwezige rolkooi, racestoeltjes en -gordels in de auto’s, betekent niet dat deze gevolgen zijn uitgesloten, maar juist dat het risico op ernstige gevolgen groot is. [gedaagde 2 in hoofdzaak] diende zich er dan ook van te vergewissen dat hij zonder gevaar van een botsing naar rechts kon afslaan, ook nu hij op een terrein reed waar de normale verkeersregels niet worden toegepast. [gedaagde 2 in hoofdzaak] kon er niet zonder meer op vertrouwen dat een eventuele achterligger de voor het vermijden van een ongeval nodige oplettendheid en voorzichtigheid zou betrachten.
4.12.
Dit vergewissen heeft [gedaagde 2 in hoofdzaak] niet gedaan. Hij is volgens zijn verklaring ter comparitie afgeslagen zonder naar rechts te kijken. Zijn rallyauto was toegelaten tot de openbare weg. Gesteld noch gebleken is dat deze auto niet aan de vereisten voor een dergelijke toelating voldeed. Het moet daarom voor [gedaagde 2 in hoofdzaak] , ook bij gebruik van de gordels, mogelijk zijn geweest om, zo nodig via zijn spiegels, te verifiëren dat hij bij het afslaan niet met een andere auto in botsing zou komen. Voor zover dit vanwege de hoge snelheid niet ging, had [gedaagde 2 in hoofdzaak] zijn snelheid zo moeten aanpassen dat hij zich wel van zijn vergewisplicht had kunnen kwijten. Erg bezwaarlijk waren deze maatregelen niet. Al met al heeft [gedaagde 2 in hoofdzaak] , ook als de hiervoor uitgewerkte hogere drempel voor het aannemen van onzorgvuldigheid wordt aangehouden, niet met de in dit geval geboden zorgvuldigheid gereden, als gevolg waarvan het ongeval heeft kunnen plaatsvinden en [eiser in de hoofdzaak] letselschade heeft opgelopen. Hij is daarom jegens [eiser in de hoofdzaak] schadeplichtig op grond van onrechtmatige daad.
4.13.
Bovendien heeft [gedaagde 2 in hoofdzaak] meer in het algemeen, door gelijktijdig met andere auto’s een demonstratierit te rijden terwijl het te volgen parcours onduidelijk was, [eiser in de hoofdzaak] blootgesteld aan een wezenlijk groter ongevalsrisico dan in deze sport- en spelsituatie passend was. Dit risico, dat eenvoudig te vermijden was door vooraf over het parcours duidelijke afspraken te verlangen of door te verlangen en zich er van te vergewissen dat niet meerdere auto’s tegelijk op de baan reden, heeft zich verwezenlijkt. Ook in zoverre heeft [gedaagde 2 in hoofdzaak] in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
De vorderingen tegen [gedaagde 2 in hoofdzaak] zijn dan ook toewijsbaar. Dit geldt, gelet op art. 6 lid 1 van de WAM ook voor de vorderingen tegen Achmea, die niet een eigen verweer heeft gevoerd. Dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] met [naam deelnemer rally] niet het parcours heeft gereden dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] was opgedragen, zoals [eiser in de hoofdzaak] stelt en [gedaagde 2 in hoofdzaak] en Achmea betwisten, behoeft dan geen bespreking.
4.14.
[gedaagde 2 in hoofdzaak] en Achmea hebben zich ter comparitie aangesloten bij het eigen schuldverweer dat Riwax heeft gevoerd. Dit verweer komt erop neer dat [eiser in de hoofdzaak] vrijwillig bij [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] in de auto is gestapt, in de wetenschap dat hij daarmee een risico nam op een aanrijding met hoge impact, terwijl tegen hem is gezegd dat deelname voor eigen risico was. [gedaagde 2 in hoofdzaak] en Achmea hebben hieraan nog toegevoegd dat [eiser in de hoofdzaak] niet goed in de autostoel heeft gezeten, als gevolg waarvan hij ook niet goed in de gordels heeft gezeten. Een rallyauto is zodanig geconstrueerd dat iemand die goed in zijn stoel zit bij een ongeval geen letsel oploopt, aldus [gedaagde 2 in hoofdzaak] en Achmea. Zij betogen aldus klaarblijkelijk dat zij niet tot betaling van de volledige schade kunnen worden veroordeeld, maar slechts tot een gedeelte ervan op de voet van art. 6:101 BW. Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat, zoals
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] stelt en [eiser in de hoofdzaak] betwist, tijdens de briefing is opgemerkt dat deelname voor eigen risico is, geldt het volgende.
4.15.
[eiser in de hoofdzaak] heeft als passagier deelgenomen aan een recreatieve introductierit om de sensatie van rallyrijden te ervaren. Overwogen is reeds dat daarbij niet het risico op een aanrijding met een andere rallyauto past. Niet kan daarom worden aangenomen dat [eiser in de hoofdzaak] ook dit laatste risico heeft willen nemen. [eiser in de hoofdzaak] heeft dus hooguit een risico willen nemen dat zich niet heeft verwezenlijkt. Tussen die aan [eiser in de hoofdzaak] toe te rekenen omstandigheid en de schade bestaat dan ook geen condicio sine qua non-verband. Dit staat aan het aannemen van eigen schuld in de weg. Verder is van belang dat [eiser in de hoofdzaak] als leek deelnam aan de introductierit, dus zonder specifieke kennis van de manier waarop in een rallyautostoel gezeten behoort te worden. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat verkeerd zitten een omstandigheid is die aan [eiser in de hoofdzaak] kan worden toegerekend. Die omstandigheid kan daarom niet tot vermindering van de vergoedingsplicht leiden. Het verweer slaagt niet.
Ten aanzien van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring]
4.16.
Ook hier staat voorop dat voor de bestuurders van de rallyauto’s het te volgen parcours in het terrein niet waarneembaar was. Volgens [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] heeft hij eerst met een ander dan [eiser in de hoofdzaak] een demonstratierit over het terrein gereden met veel verschillende afslagen. Over het te rijden parcours heeft hij, zo stelt hij, daarna de instructie gekregen dat hij ‘de grote ronde’ moest rijden en geen ‘uitstapjes’ mocht maken, welke instructie hij zo moest begrijpen dat hij bij het weggetje naar rechts rechtdoor moest rijden. Indien veronderstellenderwijs van deze feiten en omstandigheden wordt uitgegaan geldt het volgende.
4.17.
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] is begonnen met het rijden van de demonstratieritten zonder instructies af te wachten over het te rijden parcours. De instructie die hij uiteindelijk heeft gekregen is in abstracte, niet ondubbelzinnige bewoordingen gegeven en niet in het bijzijn van de andere chauffeurs gegeven. [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] mocht er daarom niet zonder meer van uit gaan dat alle chauffeurs hetzelfde parcours voor ogen hadden.
4.18.
[gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] was ter plaatse bekend en wist dus, getuige ook zijn eerdere ronde, dat verschillende afslagen genomen konden worden, waaronder het weggetje naar rechts. Toen hij [gedaagde 2 in hoofdzaak] links voor zich zag rijden en remmen, kon [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] derhalve niet zonder meer aannemen, zoals hij wel heeft gedaan, dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] remde om hem te laten passeren. Hij kon niet uitsluiten dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] links reed en afremde om in de ideale lijn de afslag naar rechts te nemen, zoals [gedaagde 2 in hoofdzaak] van plan was en ook past bij een dergelijke manoeuvre. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , in de beleving van [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , beiden rechtdoor reden op een relatief lang, recht en breed gedeelte van het parcours en de langzamer rijdende [gedaagde 2 in hoofdzaak] daarom niet hoefde te remmen om [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] te laten passeren.
4.19.
Overwogen is reeds dat [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zo diende te rijden dat [eiser in de hoofdzaak] de sensatie van rallyrijden zou ervaren, maar overigens de risico’s moest beperken, gegeven het recreatieve karakter van de demonstratierit. Hij diende zich dan ook zonder meer te onthouden van rijgedrag dat gevaar voor een aanrijding met een andere rallyauto meebracht. Zoals gezegd, past daarbij het zo veel mogelijk vermijden van de directe nabijheid van andere auto’s op de baan.
4.20.
Door in deze omstandigheden niet, zoals volgens [naam verkeersongevallenanalist] zonder bezwaren kon, hetgeen [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] ter zitting niet hebben weersproken, zijn snelheid van ongeveer 100 km/u te verlagen en af te wachten welke route [gedaagde 2 in hoofdzaak] daadwerkelijk zou nemen, althans achter [gedaagde 2 in hoofdzaak] aan te rijden, maar juist te accelereren om [gedaagde 2 in hoofdzaak] in te halen, heeft [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] een voorzienbaar risico op een aanrijding genomen dat in het kader van de introductierit niet aanvaardbaar was, mede gelet op de te verwachten ernstige gevolgen van een dergelijke aanrijding met hoge snelheid. Ook [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] heeft derhalve jegens [eiser in de hoofdzaak] in zijn rijgedrag niet de vereiste zorgvuldigheid betracht, waarbij opnieuw de hiervoor uitgewerkte hogere drempel voor het aannemen van onzorgvuldigheid in acht is genomen, waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. De vorderingen tegen [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zijn toewijsbaar.
4.21.
Ter comparitie heeft [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] gesteld dat sprake is van eigen schuld van [eiser in de hoofdzaak] . [eiser in de hoofdzaak] is vrijwillig bij [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] ingestapt terwijl ’s ochtends tijdens de briefing tegen [eiser in de hoofdzaak] is gezegd dat deelname voor eigen risico was. Dit verweer gaat niet op zoals in 4.15. reeds is overwogen. Of sprake is van medeschuld van [organisator rally] komt in de vrijwaring aan de orde. Voor medeschuld van [gedaagde 2 in hoofdzaak] wordt verwezen naar overweging 4.28.
Ten aanzien van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring]
4.22.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft zich in de uitnodiging tegenover de genodigden en op haar website jegens het algemene publiek expliciet geafficheerd als organisator van de clinic. [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , haar bestuurder, heeft tegenover DEKRA ook verklaard dat hij voor zijn sponsoren een rallyclinic wilde organiseren. Bovendien heeft zijn broer en medebestuurder [naam broer gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] de deelnemers welkom geheten, de bedoeling van de dag toegelicht en veiligheidsinstructies gegeven. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft zich aldus tegenover de deelnemers daadwerkelijk als organisator van de clinic gemanifesteerd. Dat [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] , zoals zij opwerpt, zelf niet in staat was de clinic feitelijk te geven en de uitvoering van de clinic daarom tegen betaling uit handen heeft gegeven aan [gedaagde 1 in vrijwaring] , die de leiding had over de verdere feitelijke gang van zaken, betekent niet dat [gedaagde 1 in vrijwaring] in plaats van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] tegenover de deelnemers als de organisator van de clinic moet worden beschouwd. Dit uitbesteden ontslaat [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] niet van haar eigen verantwoordelijkheid jegens de deelnemers om de clinic zodanig te organiseren dat daaraan veilig kon worden deelgenomen, daargelaten de intrinsieke gevaren van een demonstratierallyrit. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] kan in dit verband mogelijk regres nemen op [gedaagde 1 in vrijwaring] . Die vordering ligt in de vrijwaring voor. Dit doet echter niet af aan eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] .
Dat in een proces-verbaal van de Duitse politie is vermeld dat [gedaagde 2 in vrijwaring] ter plaatste de ‘Bevollmächtigter’ is doet aan het voorgaande niet af. Uit die omstandigheid kan, zonder toelichting, die ontbreekt, niet meer worden afgeleid dan dat de Duitse politie [gedaagde 2 in vrijwaring] , vennoot van de huurder van het terrein, als de gevolmachtigde zag. Dat [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] voor [eiser in de hoofdzaak] niet de organisator was van de clinic volgt daaruit niet. Het verweer slaagt niet.
4.23.
Ter zake van de vraag of [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] de clinic voldoende zorgvuldig heeft doen organiseren is, naast het in 4.4. gegeven algemene uitgangspunt en het in 4.6. overwogene ter zake van sport en spel, het volgende van belang.
4.24.
De [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] is een bijzonder gevaarlijke sport. Ook bij het rijden van recreatieve demonstratieritten door ervaren chauffeurs op ongeveer ⅔ van de wedstrijdsnelheid is een ongeval met het risico van ernstig letsel niet altijd te vermijden. Het treffen van bijzondere maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen was dan ook geboden. Dat deze maatregelen wellicht niet in alle gevallen voldoende zouden zijn om de gevolgen te voorkomen of aanzienlijk te beperken doet hieraan niet af. Zie HR 6 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1836, NJ 1998/190, en ook Hof Den Haag 19 januari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL0046, VR 2011/40, en Hof Arnhem 10 november 1998, ECLI:NL:GHARN:1998:AE5245, VR 1999/157.
4.25.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft toegelaten dat verschillende auto’s tegelijkertijd de baan op gingen, in de wetenschap dat deze auto’s zodanig riskant zouden gaan rijden dat de sensatie van rallyrijden op de deelnemers werd overgebracht. Dit leidde tot het voorzienbare gevaar dat deze auto’s met elkaar in botsing zouden komen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Om dergelijke ongelukken zo veel mogelijk te voorkomen was, naast het enigszins verlagen van de normale wedstrijdsnelheid zoals is gebeurd, noodzakelijk dat het voor de bestuurders zonneklaar was welk parcours zij over het terrein moesten rijden. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft echter niet ervoor gezorgd dat het parcours met pylonnen in het terrein was afgezet, terwijl de pylonnen die tijdens de slalom- en behendigheidsproef waren gebruikt beschikbaar waren. Voor de bestuurders van de rallyauto’s was het parcours daarom in het terrein niet waarneembaar. [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft het evenmin daarheen geleid dat aan de bestuurders vooraf duidelijke, ondubbelzinnige instructies zijn gegeven over de te volgen route, bijvoorbeeld tijdens een gezamenlijke briefing waarbij [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] zich ervan kon vergewissen dat de bestuurders de instructies ook goed hadden begrepen. Integendeel, als onvoldoende concreet betwist staat vast dat [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] [gedaagde 2 in hoofdzaak] niet heeft geïnstrueerd en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] pas in tweede instantie, en in abstracte, niet ondubbelzinnige bewoordingen.
4.26.
In de procedure tegen [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] staat verder vast dat als gevolg van het uitblijven van de in 4.25. bedoelde maatregelen tussen [gedaagde 2 in hoofdzaak] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] een misverstand heeft kunnen ontstaan over het al dan niet moeten nemen van het zijweggetje, met het ongeval tot gevolg. Door deze weinig bezwaarlijke maatregelen niet te treffen heeft [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] dan ook onrechtmatig gehandeld jegens [eiser in de hoofdzaak] . De vorderingen tegen [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zijn reeds op deze grond toewijsbaar. De andere gestelde gronden voor aansprakelijkheid van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] behoeven dan geen bespreking.
4.27.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] heeft zich beroepen op eigen schuld van [eiser in de hoofdzaak] en medeschuld van [gedaagde 2 in hoofdzaak] en/of [organisator rally] , op dezelfde gronden die hiervoor in 4.21. en 4.15. zijn besproken. Daarnaar wordt verwezen. Het verweer slaagt niet.
Slotsom van de procedures tegen [gedaagde 2 in hoofdzaak] , Achmea, [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring]
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser in de hoofdzaak] lijdt als gevolg van het ongeval, en wel hoofdelijk op de voet van art. 6:102 BW. De daartoe strekkende verklaring voor recht is toewijsbaar, evenals de gevorderde hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van deze schade, op te maken bij staat.
4.29.
Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van het incident. De kosten aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak] worden aldus begroot, met dien verstande dat de kosten aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak] in het incident op nihil worden begroot:
- griffierecht € 78,00
- salaris advocaat 1.086,00 (2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.164,00
4.30.
Achmea, [gedaagde 2 in hoofdzaak] , [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] zullen niet worden veroordeeld om de kosten van de exploten van dagvaarding die ten laste van ’s Rijks kas aan de deurwaarder zijn betaald aan de griffier te betalen. Daarvoor ontbreekt een wettelijke grondslag.
in de vrijwaringszaak
4.31.
[gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] beogen met hun vordering in wezen dat [gedaagde 1 in vrijwaring] voor het ongeval mede aansprakelijk wordt jegens [eiser in de hoofdzaak] . De daartoe aangevoerde gronden kunnen die vordering niet dragen, want die strekken ertoe dat [gedaagde 1 in vrijwaring] [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] heeft te vrijwaren voor de veroordeling van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] in de hoofdzaak. Aldus begrepen komt het gevorderde de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal het als volgt worden toegewezen.
4.32.
[gedaagde 1 in vrijwaring] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 3 in hoofdzaak eiser 1 in vrijwaring] en [gedaagde 5 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaring] , zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaring, worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht 1.244,00
- salaris advocaat 2.172,00 (4,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 3.497,00 ECLI:NL:RBGEL:2019:484