RBMNE 050718 passagier breekt borstwervel bij ritje met rallytruck; deelgeschil leent zich niet voor vaststelling feiten
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 050718 passagier breekt borstwervel bij ritje met rallytruck; deelgeschil leent zich niet voor vaststelling feiten
- verzoek onterecht en onnodig ingesteld
2 De feiten
2.1.
[verzoeker c.s.] heeft op 30 april 2016 het evenement ‘4x4 Beach’ op het strand van Katwijk aan Zee bezocht. Dit evenement wordt georganiseerd door vrijwilligers van de [vereniging] en staat in het teken van het rijden met terreinauto’s.
2.2.
De heer [A] heeft ten tijde van dit evenement gratis offroad ritjes aangeboden in zijn rallyvrachtwagen op het hiertoe beschikbaar gestelde parcours op het strand.
2.3.
[verzoeker c.s.] is meegereden in de rallyvrachtwagen van [A] . De rit bestond uit twee rondjes over het parcours op het strand.
2.4.
Tijdens het rijden van het tweede rondje heeft [verzoeker 2] zich beklaagd over pijn in zijn rug. Hij is afgevoerd met een ambulance. In het ziekenhuis is geconstateerd dat [verzoeker 2] een gebroken borstwervel had.
2.5.
Op 17 juni 2016 heeft (de toenmalige advocaat van) [verzoeker c.s.] zowel de [stichting] als de [vereniging] aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van het ongeval. In de brieven staat, voor zover relevant, vermeld:
“Waar het ritje eerst rustig verliep, kwam de Dakar-truck later plotseling hard neer en (uiteindelijk) tot stilstand. Cliënten zijn daarbij – voor zover de gordels die zij droegen dat toelieten – als het ware door de truck heen ‘geslingerd’. Vooral de heer [verzoeker 2] had meteen enorme pijn, is meerdere malen ‘weggevallen’en is uiteindelijk ook met een ambulance (…)gevoerd. In het ziekenhuis bleek dat hij door het ongeval (onder meer) een gebroken borstwervel heeft opgelopen. Ook mevrouw [verzoeker 1] heeft aan het ongeval klachten overgehouden.”
2.6.
De [stichting] en de [vereniging] hebben de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.7.
Bij brief van 23 maart 2017 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [verzoeker c.s.] de WAM-verzekeraar van de rallyvrachtwagen, Allianz, verzocht om aansprakelijkheid te erkennen.
2.8.
Bij e-mail van 3 april 2017 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [verzoeker c.s.] toegelicht dat de bedoeling is dat Allianz de kwestie in behandeling neemt op grond van de Regeling Schuldloze Derde.
2.9.
In reactie hierop heeft Allianz de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval van de hand gewezen en meegedeeld dat zij de schade niet in behandeling neemt.
2.10.
Bij brief van 30 juni 2017 is namens de huisarts van [verzoeker 1] aan de advocaat van [verzoeker c.s.] het volgende bericht:
“Betreft: (…)
[verzoeker 1]
(…)
Genoemde patiente bezocht in verband met het ongeval het spreekuur met lage rugklachten en later met knieklachten.
Zij is voor beide problemen verwezen naar de orthopeed wiens correspondentie ik bijvoeg.
Onderstaand vind u een kopie van haar dossier zoasl bij ons sbkend is.
Over de beperkingen en prognose kan ik geen uitspraak doen.
(…)”
3 Het geschil
3.1.
[verzoeker c.s.] heeft verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat Allianz aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker c.s.] heeft geleden en nog lijdt ten gevolge van het ongeval op 30 april 2016,
II. Allianz te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vergoeden de schade die [verzoeker c.s.] heeft geleden ten gevolge van het ongeval op 30 april 2016,
Subsidiair:
III. Allianz te bevelen over te gaan tot afwikkeling van de schade van [verzoeker c.s.] ten gevolge van het ongeval op 30 april 2016 op basis van bedrijfsregeling 7 van het Verbond van Verzekeraars: Schuldloze Derde,
IV. Onder bepaling dat Allianz op grond van de onder ‘III’ bedoelde regeling de volledige schade dient te vergoeden die [verzoeker c.s.] ten gevolge van het ongeval op 30 april 2016 heeft geleden nog zal lijden,
Zowel primair als subsidiair:
V. Allianz te veroordelen tot betaling van een eerste voorschot ad € 10.000,- aan [verzoeker c.s.] (beide € 5.000,-), althans tot betaling van een door de rechtbank te bepalen eerste voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening,
VI. Allianz te veroordelen tot betaling van de kosten van deze deelgeschilprocedure van € 16.821,30 inclusief kantoorkosten en BTW, conform de door [verzoeker c.s.] onder punt 53 van het verzoekschrift opgenomen begroting, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, onder bepaling dat indien dit bedrag niet binnen 14 dagen na de beschikking is voldaan, daarover wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
Allianz heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is in geschil of Allianz c.s. jegens [verzoeker c.s.] aansprakelijk is voor de door [verzoeker c.s.] geleden schade ten gevolge van het incident op 30 april 2016.
4.2.
Allianz heeft primair betoogd dat dit geschil zich niet leent voor behandeling in deze procedure. In de eerste plaats niet omdat [verzoeker c.s.] met een veelvoud aan stellingen het gehele geschil met Allianz aan de rechtbank heeft voorgelegd, waardoor van een deelgeschil naar haar aard geen sprake is. In de tweede plaats heeft Allianz aangevoerd dat partijen twisten over de exacte toedracht van het ongeval. Volgens Allianz zal [verzoeker c.s.] bewijs moeten leveren van haar stellingen, terwijl dit het bestek van de procedure te buiten gaat. In de derde plaats staat volgens Allianz de ratio van het deelgeschil aan toekenning van een voorschot in de weg en bestaat onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de gestelde schade. Allianz heeft subsidiair aangevoerd dat [verzoeker c.s.] geen vorderingsrecht toekomt op Allianz. Meer subsidiair heeft Allianz de aansprakelijkheid betwist. Volgens haar was meerijden in de rallyvrachtwagen op eigen risico en is van enige fout van [A] , laat staan een toerekenbare onrechtmatige daad, niet gebleken. Indien de rechtbank al van oordeel zou zijn dat [A] aansprakelijk zou zijn, is volgens Allianz sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens Allianz heeft [verzoeker c.s.] , ondanks het hem bekende risico verbonden aan het meerijden met de rallyvrachtwagen, zelf de beslissing genomen om in te stappen en was [verzoeker 2] (eiser sub 2) tijdens de rit bezig met zijn mobiele telefoon, waardoor hij niet kon anticiperen op eventuele schokken en het heen en weer bewegen van de rallyvrachtwagen.
4.3.
De verzoeken van [verzoeker c.s.] berusten op artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dat artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure is ingevoerd bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade en biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Een dergelijk verzoek wordt ingevolge artikel 1019z Rv afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.4.
Partijen verschillen van mening over de toedracht van het incident.
Volgens [verzoeker c.s.] heeft [A] een onverwachte stuurbeweging gemaakt. Ter zitting heeft [verzoeker c.s.] verklaard dat er ‘iets’ is gebeurd ten gevolge waarvan de rallyvrachtwagen een klap heeft gemaakt, waardoor [verzoeker c.s.] hard naar voren en naar achteren is geschoven. Volgens [verzoeker c.s.] kwam de neus van de rallyvrachtwagen in het zand terecht en is de rallyvrachtwagen vervolgens weer naar achteren geklapt. [verzoeker c.s.] stelt dat [A] is afgeweken van het parcours.
4.5.
Allianz heeft daarentegen aangevoerd dat [A] in de tweede ronde heeft afgeremd en vervolgens een hobbel op een normale manier heeft genomen. Zij betwist dat [A] van het parcours is afgeweken.
4.6.
De rechtbank constateert dat op de door Allianz in het geding gebrachte video niet is te zien of [A] een afwijkende stuurbeweging maakt en of hij snelheid mindert. Bij deze stand van zaken kan niet tot een beslissing op het verzoek worden gekomen zonder (nadere) bewijslevering, bijvoorbeeld door het horen van getuigen. Bovendien resteren ook na beantwoording van de vraag naar de precieze toedracht van het incident nog veel geschilpunten tussen partijen. Zij twisten onder andere over de omvang van de schade, het causaal verband tussen de schade en het ongeval en eventuele ‘eigen schuld’ aan de zijde van [verzoeker c.s.] Naar het oordeel van de rechtbank wegen de tijd, kosten en moeite die gepaard gaan met het horen van getuigen en het beoordelen van de overige geschilpunten niet op tegen de bijdrage die een beslissing in deze (deelgeschil)procedure kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen.
4.7.
Daar komt nog bij dat [verzoeker c.s.] in zijn verzoeken in feite het volledige geschil tussen partijen aan de rechtbank heeft voorgelegd, terwijl de deelgeschilprocedure niet bedoeld is om in wezen het gehele geschil tussen partijen te beslechten. Dit blijkt uit de woorden van de toenmalige minister van Justitie bij de behandeling van het wetsvoorstel: “Als er zo veel deelgeschil is dat het ook het hele geschil is, dan is de deelgeschilprocedure niet de geëigende weg, maar moet de bodemprocedure worden gevolgd.” (Behandeling van het wetvoorstel op 25 juni 2009, TK 100-7939). Ook hierop stuiten de verzoeken van [verzoeker c.s.] af. De eindconclusie is dan ook dat de verzoeken sub I tot en met V worden afgewezen.
4.8.
[verzoeker c.s.] maakt aanspraak op de kosten van de deelgeschilprocedure ter hoogte van een bedrag van € 16.821,30. Allianz voert aan dat sprake is van een nodeloos ingesteld deelgeschil, dat alleen de kosten van het deelgeschil kunnen worden begroot en dat het aantal bestede uren te hoog is, zodat het begrote bedrag de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan. Allianz heeft geen verweer gevoerd tegen het uurtarief.
4.9.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.10.
Zoals hiervoor is overwogen leent het verzoek zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure vanwege de discussie tussen partijen over de toedracht van het incident en de omvang van het aan de rechtbank verzochte. Deze beslissing lag naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand dat het indienen van het verzoek onterecht en onnodig moet worden geacht. Nu de kosten van de behandeling van het verzoek daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten achterwege blijven. Het verzoek sub VI wordt eveneens afgewezen ECLI:NL:RBMNE:2018:3172