Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 021123  kartongeval; rb staat toe 6 van de 14 getuigen op te roepen, beperkingen mede met oog op mogelijke doorkruising strafrechtelijk onderzoek

RBNHO 021123  kartongeval; rb staat toe 6 van de 14 getuigen op te roepen, beperkingen mede met oog op mogelijke doorkruising strafrechtelijk onderzoek

2Feiten

2.1.

Op 26 mei 2022 heeft [verzoekster] met 16 klasgenoten de kartbaan van Silverstone bezocht om te vieren dat de eindexamens waren afgelopen. [verzoekster] is geboren op 20 juli 2003 en was ten tijde van het karten 18 jaar.

2.2.

[verzoekster] heeft op de kartbaan een ongeval gehad waardoor zij ernstig letsel heeft opgelopen. Na het ongeval is [verzoekster] bewusteloos aangetroffen en bleek haar helm te zijn afgevlogen. [verzoekster] liep bij het ongeval niet aangeboren hersenletsel op, orthopedisch letsel en letsel aan de alvleesklier. [verzoekster] heeft als gevolg van het ongeval meerdere operaties ondergaan.

2.3.

De politie heeft na het ongeval een toedrachtonderzoek verricht. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat er ook een verkeersongevallenanalyse (VOA) is verricht en dat er contact is gelegd met de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek waren deze gegevens nog niet voor één van partijen beschikbaar.

2.4.

[verzoekster] heeft Silverstone en [stichting] op 22 augustus 2022 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Silverstone en [stichting] hebben geen aansprakelijkheid erkend.

3De beoordeling

3.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.

3.2.

Het wettelijk uitgangspunt is dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt.1 Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal over gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn.2 Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter(s) en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn of de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen.3

3.3.

Ook als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken.4 Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker veel minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure teveel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek.

3.4.

Het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en zal gedeeltelijk worden toegewezen.

3.5.

[verzoekster] heeft verzocht in totaal 14 personen te horen, waaronder zichzelf. In het verzoekschrift heeft [verzoekster] aangegeven dat tijdens de verhoren in ieder geval dient te worden gevraagd naar

  1. de organisatie van het uitje;

  2. de inhoud van de door Silverstone gegeven veiligheidsinstructies;

  3. de technische staat van de kart en de veiligheid van de kartbaan;

  4. e persoon die de instructies heeft gegeven;

  5. het uitkiezen en opzetten van de helm en het ontbreken van assistentie daarbij;

  6. de toedracht van het ongeval, waaronder de wijze waarop [verzoekster] werd aangetroffen (met of zonder helm);

  7. het al dan niet bestaan van camerabeelden;

  8. de verzekeringspositie van Silverstone en [school] (wie zijn de verzekeraars, is de schade gemeld en wat zijn de polis- en/of referentienummers);

  9. bekendheid met eerdere ongevallen en op basis daarvan getroffen veiligheidsmaatregelen;

  10. de na dit ongeval door Silverstone getroffen veiligheidsmaatregelen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [verzoekster] op vragen van de rechtbank geantwoord dat het getuigenverhoor met name dient om te onderzoeken welke veiligheidsmaatregelen Silverstone op de betreffende dag heeft genomen en welke veiligheidsinstructies op de betreffende dag aan [verzoekster] zijn gegeven.

3.6.

Het is de rechtbank duidelijk dat [verzoekster] zelf, de klasgenoten van [verzoekster] en de personeelsleden van Silverstone die op de dag van het ongeluk aanwezig waren daarover iets kunnen verklaren.

3.6.1.

De rechtbank is daarom van oordeel dat de in het verweerschrift vermelde personeelsleden van Silverstone, de heren [naam 1] . [naam 2] en [naam 3] gehoord dienen te worden. Zij kunnen mogelijk verklaren over het moment van binnenkomst van [verzoekster] bij de kartbaan van Silverstone tot het moment dat zij de baan betrad om te gaan karten.

3.6.2.

De rechtbank is van oordeel dat klasgenote mevrouw [klasgenoot] niet nu al dient te worden opgeroepen voor een getuigenverhoor. Zij heeft op de dag van het ongeval al een verklaring tegenover de politie afgelegd. Deze verklaring is nog niet aan partijen beschikbaar gesteld, maar het is de verwachting dat partijen deze verklaring nog wel zullen krijgen. Daar komt bij dat [klasgenoot] het ongeluk (als enige) heeft zien gebeuren. Zonder noodzaak vindt de rechtbank het voor haar op dit moment te belastend om opnieuw met de herinnering aan het ongeval geconfronteerd te worden. Als haar eerder afgelegde verklaring na de te houden getuigenverhoren nog niet beschikbaar is, zal hierover een definitief oordeel worden gegeven. Dat geldt ook als de verklaring wel beschikbaar is; dan zal worden beoordeeld of mevrouw [klasgenoot] toch nog als getuige in deze civiele procedure dient te worden opgeroepen.

3.6.3.

Om proceseconomische redenen is de rechtbank van oordeel dat van de overige vermelde klasgenoten, in eerste instantie twee klasgenoten dienen te worden opgeroepen. De rechtbank laat het aan [verzoekster] over om zelf te beoordelen welke twee klasgenoten dat zullen zijn.
Wat betreft de andere drie klasgenoten kan aan het einde van het voorlopig getuigenverhoor worden beoordeeld of het noodzakelijk is dat zij ook nog zullen worden opgeroepen of dat daarvoor geen noodzaak meer is.

3.7.

Het verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen voor zover dat ziet op het horen van de bestuurders van Silverstone. Niet weersproken is dat de bestuurders op de dag van het ongeval niet aanwezig waren bij de kartbaan. Zij waren niet betrokken bij het geven van de veiligheidsinstructies of het nemen van de veiligheidsmaatregelen.

[verzoekster] heeft aangegeven dat de bestuurders wel kunnen verklaren over de lopende verzekeringen en de verleende vergunningen. Dat mag zo zijn, maar dit gaat niet om een te bewijzen feit. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [verzoekster] over in ieder geval de verleende vergunningen geen concrete vragen aan Silverstone heeft gesteld. Silverstone heeft ter zitting verklaard dat als er vragen zijn over de verzekeringen en/of vergunningen zij deze wil beantwoorden. Omdat Silverstone nu ook vertegenwoordigd wordt door een advocaat gaat de rechtbank er vanuit dat deze vragen, gelet op de toezegging, ook beantwoord zullen worden. Een voorlopig getuigenverhoor dient niet als een fishing expedition te worden ingezet.

3.8.

Het in 3.7 gegeven oordeel geldt temeer, omdat de burgerlijke rechter terughoudend dient te zijn bij het toewijzen van een verzoek tot het horen van getuigen, als die getuigen mogelijk onderwerp zijn van een strafrechtelijke procedure.

De rechtbank verwijst voor dat oordeel naar de conclusie van procureur-generaal Langemeijer die betoogt:

“ 2.34. (…) dat, zo lang het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, de burgerlijke rechter er verstandig aan doet, terughoudend te zijn met bewijsverrichtingen ter zake van feiten die voorwerp van aandacht zijn in de strafzaak. Daarvoor zie ik drie redenen:

(i) (…)

(ii) Voor zover de strafzaak nog verkeert in de fase van het vooronderzoek naar de feiten, gaat het niet alleen om het voorkómen van een bewuste verstoring van de waarheidsvinding in het strafrecht, maar ook om onbewust teweeggebrachte verstoringen van de waarheidsvinding (veelal: bij gebrek aan kennis van de stand waarin het strafrechtelijk onderzoek zich bevindt), bijvoorbeeld als gevolg van volgorde van ondervragingen, de timing en de wijze waarop getuigen of verdachten met bepaalde informatie worden geconfronteerd, de geplande inzet van dwangmiddelen bij de opsporing etc. (…)

(iii) De terughoudendheid van de burgerlijke rechter is slechts tijdelijk van aard na afronding van het strafproces kan alsnog ruim baan worden gegeven aan de verzochte civielrechtelijke bewijsverrichtingen.” 5

Op dit moment ligt het politiedossier van het ongeval nog steeds bij het Openbaar Ministerie om te beoordelen of tot enige strafrechtelijke vervolging overgegaan zal worden. Zolang daarover nog geen beslissing is genomen, dienen de bestuurders van Silverstone in een civielrechtelijk voorlopig getuigenverhoor niet te worden gehoord.

3.9.

De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het verzoek ten aanzien van het horen van de voormalig mentor van [verzoekster] , de heer [mentor] , ook dient te worden afgewezen. Ook hier geldt dat niet is onderbouwd over welk (betwist) te bewijzen feit deze getuige zou kunnen verklaren. Vast staat dat de mentor op de dag van het ongeval niet mee is geweest. Hij zou dus enkel kunnen verklaren over de organisatie van het uitje. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [stichting] al uitleg gegeven hoe het uitje was georganiseerd. Dit is door [verzoekster] niet betwist.

3.10.

Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.

3.11.

De rechter-commissaris zal na afloop van de getuigenverhoren beslissen over de verdere voortgang van de procedure, onder meer over de hiervoor in 3.6.2 en 3.6.3 genoemde mogelijkheid om de nog niet gehoorde getuigen alsnog te doen horen.

Partijen moeten er dan ook op voorbereid zijn dat de rechter na afloop van de getuigenverhoren op diezelfde zitting ook kan bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.

Partijen moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Silverstone en [stichting] moeten ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

3.12.

Partijen [verzoekster] en Silverstone zijn over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. [stichting] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

In een en ander ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten van de behandeling van het getuigenverzoek te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:RBNHO:2023:11154