Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 280613 botsing zijmuur tijdens voetbal op binnenplaats; Kelderluik-criteria; oordeel Hof onvoldoende gemotiveerd en onbegrijpelijk

HR 280613 botsing zijmuur tijdens voetbal op binnenplaats; Kelderluik-criteria; oordeel Hof onvoldoende gemotiveerd en onbegrijpelijk

vervolg op: gemeens-hvj-antillen-120612-dwarslaesie-gedetineerde-na-botsing-zijmuur-tijdens-voetballen-op-binnenplaats-land-curacao-niet-aansprakelijk en
gerecht-eerste-aanleg-ned-antillen-220210-gedetineerde-dwarslaesie-na-botsing-met-zijmuur-tijdens-voetbalspel-op-binnenplaats

3 Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verzoeker] is gedetineerd geweest in blok 7A van de Bon Futuro gevangenis te Curaçao. Op 2 juni 2007 is hij tijdens het voetballen op de binnenplaats van blok 7A met zijn hoofd tegen een betonnen zijmuur gekomen. Als gevolg van dit ongeval heeft hij een dwarslaesie opgelopen, waardoor hij aan beide armen en benen blijvend verlamd is geraakt.
(ii) De vloer van de binnenplaats was van beton. Op de binnenplaats werd regelmatig gevoetbald. Daartoe waren door de gevangenisleiding twee kleine voetbaldoelen ter beschikking gesteld, alsmede een aantal voetballen.
(iii) De sporthal van de gevangenis was ten tijde van het ongeval niet in gebruik.
3.2.1
[verzoeker] vordert een verklaring voor recht dat het Land aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van het ongeval, met veroordeling van het Land tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en betaling van een voorschot van NAF 250.000,--.

3.2.2
Het gerecht heeft de vorderingen afgewezen. Voor zover in cassatie van belang heeft het gerecht als volgt overwogen.
De grondslag van de vordering is dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld door op de binnenplaats een speelveld ter beschikking te stellen dat niet voor het voetbalspel is toegerust, waarmee het Land volgens [verzoeker] een gevaarzettende situatie heeft gecreëerd en heeft laten voortbestaan.
Op de vloer van de binnenplaats kan, gelet op de conditie daarvan, gemakkelijk worden uitgegleden. Daarmee is sprake van een vloer die in beginsel niet geschikt is voor het voetbalspel. De vloer is geregeld nat en is dan nog gladder dan anders. [verzoeker] mag met een en ander bekend worden verondersteld. De toedracht van het ongeval moet goeddeels worden gevonden in de snelheid waarmee [verzoeker] over het veld is gerend. [verzoeker] had zich moeten realiseren dat de vloer plaatselijk, in het sleepspoor van de 'jug' waarin ijs op de binnenplaats was gebracht, zeer glad zou zijn en had de nodige oplettendheid moeten betrachten, meer specifiek zijn snelheid daaraan moeten aanpassen. Van het Land kan niet worden verlangd dat het bepaalde maatregelen zou hebben getroffen ter afwending van een zodanige onoplettendheid of onvoorzichtigheid. (vonnis van 6 juni 2011, rov. 2.5-2.11)
3.2.3
Het hof heeft het vonnis van het gerecht bevestigd. Het heeft onder meer de grieven verworpen waarin [verzoeker] betoogde dat het gerecht ten onrechte had overwogen dat (a) [verzoeker] aan het voetballen was en daarom heeft moeten zien dat de 'jug' met ijs werd binnengebracht en over het speelveld werd gesleept, (b) gedetineerden die willen voetballen op de binnenplaats, hun snelheid moeten aanpassen, en (c) geen maatregelen van het Land konden worden verwacht ter afwending van onoplettendheid of onvoorzichtigheid. Het hof heeft in dit verband overwogen:
"4.4 De grieven 2, 3 en 4 stuiten af op het volgende. Op grond van de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] is als toedracht van het ongeval vast komen te staan dat appellant tijdens het voetballen terwijl hij hard rende is uitgegleden over water en ijs dat op de vloer van de binnenplaats was terechtgekomen uit een 'jug' met ijsklontjes die door medegedetineerden over de binnenplaats was gesleept. Bij grief 4 heeft appellant verwezen naar een aantal mogelijke maatregelen genoemd onder punt 3 van het inleidend verzoekschrift die volgens hem de kans op ernstige ongevallen in hoge mate zouden kunnen verminderen. Als grondslag voor aansprakelijkheid van geïntimeerde voor de schade als gevolg van het ongeval acht het Hof dit echter niet toereikend. Mede gelet op de toedracht van het ongeval, kan niet worden aangenomen dat indien geïntimeerde een antisliplaag op de betonnen vloer van de binnenplaats zou hebben aangebracht, het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft het Hof ook in aanmerking genomen dat appellant volgens de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen is uitgegleden op een (gedeeltelijk gesmolten) ijsblokje. Bovendien kon in redelijkheid niet van geïntimeerde worden gevergd dat hij op de gehele vloer van de binnenplaats van het cellenblok waar kon worden gevoetbald een antisliplaag zou hebben aangebracht. Naar het Hof begrijpt, was het de eigen keuze van de gedetineerden om op de binnenplaats te voetballen. De gedetineerden zelf hebben ook de verplaatsbare doelen vlak vóór de muur geplaatst waartegen, zo blijkt uit de in eerste aanleg afgelegde getuigenverhoren, appellant nadat hij was uitgegleden met zijn hoofd is gekomen. Algemeen bekend is dat sporten op zichzelf een bezigheid is waaraan risico's zijn verbonden, zodat ook van appellant mocht worden verwacht dat hij terdege met deze risico's rekening zou hebben gehouden. Ook indien er geen deugdelijke sportzaal binnen de gevangenis beschikbaar was, leidt dit niet tot een ander oordeel."
3.3
Onderdeel 2 van het middel betoogt onder meer dat het oordeel van het hof in rov. 4.4 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans onvoldoende begrijpelijk is gemotiveerd, omdat sprake was van een gevaarlijke situatie en het Land (veiligheids)maatregelen had moeten nemen.

3.4
Bij de beoordeling van het onderdeel wordt het volgende vooropgesteld. Het gaat in deze zaak over schade door ernstig letsel dat een gedetineerde heeft opgelopen bij een voetbalspel op de binnenplaats van een cellenblok. De te beantwoorden vraag is of het Land in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens de gedetineerde, waarbij in een geval als het onderhavige de criteria van het Kelderluikarrest maatgevend zijn (HR 5 november 1965, LJN AB7079, NJ 1966/136). Deze houden in dat in het licht van de omstandigheden van het gevalmoet worden beoordeeld in hoeverre iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is.

3.5
In het licht hiervan is van belang dat de situatie bij een voetbalspel op de binnenplaats waar het ongeval zich heeft voorgedaan, bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. In cassatie is immers onbestreden dat, naar het gerecht had vastgesteld en voor het hof niet in geschil was, de vloer van de binnenplaats glad en in beginsel niet geschikt voor het voetbalspel was, alsmede dat de vloer geregeld nat en dan nog gladder was. Verder is van belang dat, naar in cassatie evenmin is bestreden, de gevangenisleiding gelegenheid heeft gegeven om op die binnenplaats te voetballen. Een en ander betekent dat onder verantwoordelijkheid van het Land een situatie in het leven was geroepen en bleef voortbestaan die voor een gedetineerde zoals [verzoeker] bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Het hof moest dan ook in het licht van de omstandigheden van het geval beoordelen of en in hoeverre aan het Land de eis kon worden gesteld (a) rekening te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en (b) met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen.

3.6
Gelet op de hiervoor in 3.4 vermelde maatstaf getuigt het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het de grieven van [verzoeker] heeft verworpen op de gronden dat het de eigen keuze van de gedetineerden was om op de binnenplaats te voetballen, dat zij zelf de voetbaldoelen hebben geplaatst vlak voor de muur waartegen [verzoeker] met zijn hoofd is gekomen nadat hij was uitgegleden, en dat algemeen bekend is dat sporten op zichzelf een bezigheid is waaraan risico's zijn verbonden, zodat van [verzoeker] mocht worden verwacht dat hij terdege met deze risico's rekening zou houden. Een en ander laat immers onverlet dat onder verantwoordelijkheid van het Land een situatie in het leven was geroepen die voor een gedetineerde zoals [verzoeker] bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Een en ander brengt ook niet zonder meer mee dat aan het Land niet de eis kon worden gesteld rekening te houden met de mogelijkheid dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen.

3.7
Voor zover het hof de hiervoor in 3.5 onder a) en b) genoemde aspecten in zijn oordeel heeft betrokken, is het bestreden oordeel in het licht van de hiervoor in 3.4 vermelde vooropstelling ontoereikend gemotiveerd. In dat oordeel is immers slechts aandacht besteed aan één van de drie door [verzoeker] genoemde mogelijkheden, te weten het aanbrengen van een antisliplaag, en niet aan de stellingen van [verzoeker] dat het Land ervoor had moeten zorgen dat de doelen niet zo dicht op de achtermuur stonden en aan de gedetineerden deugdelijk schoeisel ter beschikking had moeten stellen, en bij gebreke van deze maatregelen het voetballen had kunnen verbieden of de in de gevangenis aanwezige sportzaal had kunnen openstellen. Ook zijn de overige omstandigheden van het geval niet kenbaar in dat oordeel betrokken, waaronder de omstandigheid dat de gevangenisleiding de voetbaldoelen en voetballen heeft verstrekt, de omstandigheid dat zij wist dat de gedetineerden met gebruik daarvan voetbalden op de binnenplaats, en de omstandigheid dat de vloer van de binnenplaats geregeld nat werd. Niet begrijpelijk is voorts hoe het hof heeft kunnen oordelen: “Ook indien er geen deugdelijke sportzaal binnen de gevangenis beschikbaar is, leidt dit niet tot een ander oordeel”. [verzoeker] had immers juist gesteld dat het Land de in de gevangenis aanwezige sportzaal had kunnen openstellen. Tot slot is in het licht van de toedracht van het ongeval onbegrijpelijk waarom het hof kennelijk ervan is uitgegaan dat dit ook zou hebben plaatsgevonden indien het Land een antisliplaag op de vloer van de binnenplaats zou hebben aangebracht.

3.8
Gezien het voorgaande slagen de klachten van onderdeel 2. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. ECLI:NL:HR:2013:47

Conclusie A-G Spier strekt ook tot vernietiging: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9283

Zie ook: 'Gevaarzetting wegens onveilig voetbalveld in curacaose gevangenis' door mr. Kasper Jansen, cassatieadvocaat van Pels Rijcken op cassatieblog.nl/