Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 180924 tackle tijdens voetbalwedstrijd; sport- en spelsituatie: verhoogde aansprakelijkheidsdrempel niet gehaald

RBROT 180924 tackle tijdens voetbalwedstrijd; sport- en spelsituatie: verhoogde aansprakelijkheidsdrempel niet gehaald

2De feiten2.1.

Op 1 april 2023 vond een voetbalwedstrijd plaats tussen het thuisspelende [voetbalclub A] (hierna: [voetbalclub A] ) en de [voetbalclub B] (hierna: [voetbalclub B] ). In de blessuretijd van de tweede helft, bij een stand van 3-2, voerde [gedaagde] , spelend voor [voetbalclub B] , een sliding tackle uit op [eiser] , spelend voor [voetbalclub A] . Daarbij raakte [gedaagde] niet de bal maar wel het rechterbeen van [eiser] (hierna: het ongeval). [eiser] heeft hierdoor zijn kuitbeen en zijn scheenbeen gebroken. [gedaagde] heeft voor deze actie een rode kaart gekregen, daarna heeft de scheidsrechter de wedstrijd als einde wedstrijd afgefloten. [eiser] is ten slotte van het veld afgevoerd met een ambulance.

2.2.

De scheidsrechter heeft over het ongeval naar aanleiding van schriftelijk aan hem door de advocaat van [eiser] gestelde vragen onder meer het volgende verklaard:

7-Kunt u omschrijven waarom u een rode kaart heeft uitgedeeld?
Voor ernstig gemeen spel (tijdens een duel om de bal)

(…)

10-Is naar uw mening de gedraging doelbewust op cliënt [rechtbank: [eiser] ] gericht geweest?

Nee, het was geen bewuste aktie. Speler [rechtbank: [gedaagde] ] was te laat met zijn aktie.

(…)

Ik ben van mening dat er geen opzet was. Uiteraard is en was het buitensporig.

(…)

2.3.

[eiser] heeft [gedaagde] op 14 juli 2023 bij aangetekende brief aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden schade.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert na zijn eiswijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat

primair

  • -

    voor recht wordt verklaard dat [gedaagde] aansprakelijk is te houden voor het ontstaan van het voorval d.d. 1 april 2023 tijdens de voetbalwedstrijd en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] ten gevolge hiervan heeft geleden en zal lijden;

  • -

    [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van de materiële en immateriële schade die door [eiser] is geleden ten gevolge van dit voorval, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval;

subsidiair

  • -

    indien het primair gevorderde niet wordt toegewezen, [gedaagde] wordt veroordeeld om een schadevergoeding die de rechtbank in deze kwestie redelijk acht aan [eiser] te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;

  • -

    voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, de proceskosten worden vermeerderd met de wettelijke rente hierover, te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.

3.2.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Eiswijziging

4.1.

[eiser] heeft bij akte zijn eis gewijzigd. [gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen die eiswijziging. Omdat de eiswijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde zal de rechtbank recht doen op basis van de gewijzigde eis, zoals weergegeven onder 3.1.

Toedracht

4.2.

In grote lijnen bestaat over de feitelijke toedracht van het ongeval, zoals beschreven in 2.1, geen discussie tussen partijen. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] een sliding tackle heeft uitgevoerd en het been van [eiser] heeft geraakt in plaats van de bal, en dat hij daar een rode kaart voor heeft gekregen.

4.3.

In aanvulling daarop hebben beide partijen verklaringen van teamgenoten overgelegd.

4.3.1.

Uit de verklaringen van de teamgenoten van [gedaagde] komt voor wat betreft de feitelijke toedracht het beeld naar voren dat [gedaagde] met de bal van zijn eigen zestienmetergebied naar de middellijn dribbelde, daarbij twee spelers van [voetbalclub A] uitspeelde en vervolgens de bal te ver voor zich uit speelde, waarna [eiser] de bal dreigde te onderscheppen en [gedaagde] met zijn tackle een uiterste poging deed om de bal weg te tikken om te voorkomen dat [eiser] in een kansrijke positie zou geraken. [eiser] was echter eerder bij de bal en tikte die net weg, waardoor [gedaagde] te laat was en [eiser] raakte in plaats van de bal.

4.3.2.

De verklaringen van de teamgenoten van [eiser] zijn minder feitelijk van aard. Zij verklaren, in algemene zin, onder meer dat [gedaagde] geen intentie had om de bal te spelen, dat het een onacceptabele overtreding was die duidelijk over de grenzen ging, en dat de tackle werd verricht uit frustratie en zeer onsportief was.

4.4.

De verklaringen lopen aldus op een aantal punten uiteen. Zodoende kan op basis daarvan niet met zekerheid één kant van het verhaal als juist worden beschouwd. Toch kan de rechtbank uit alle verklaringen – waaronder die van de scheidsrechter – in samenhang bezien afleiden dat [gedaagde] vlak voor het ongeval de bal was kwijtgeraakt aan [eiser] , dat de bal in de buurt was toen [gedaagde] zijn sliding tackle uitvoerde. Uit een en ander volgt dat de tackle van [gedaagde] in ieder geval in het kader van een sport- en spelsituatie heeft plaatsgevonden.

Sport- en spelsituatie

4.5.

[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] met het uitvoeren van de sliding tackle onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Volgens [eiser] had [gedaagde] er bij het uitvoeren van zijn tackle ernstig rekening mee moeten houden dat hij [eiser] letsel zou toebrengen. In het feit dat hij desalniettemin zijn tackle heeft uitgevoerd, ligt de onrechtmatigheid van zijn actie besloten, aldus [eiser] . [gedaagde] voert in dit kader – kort gezegd – aan dat hij de tackle maakte in een uiterste poging om de bal weg te tikken en dat het een tackle was die niet buiten het normale risico van een voetbalwedstrijd valt.

4.6.

De rechtbank stelt voorop dat de vraag of een deelnemer aan een sport (of spel) onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, minder spoedig bevestigend moet worden beantwoord dan wanneer die gedraging niet in een sport- of spelsituatie had plaatsgevonden. Er geldt, met andere woorden, een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel voor acties die in het kader van een sportwedstrijd worden uitgevoerd. De reden daarvan is dat de deelnemers aan die sport of dat spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten (HR 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0300 en HR 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2680). Het enkele veroorzaken van (ernstig) letsel of het enkele overtreden van de spelregels is niet voldoende voor het aannemen van onrechtmatigheid. Bepalend is wat spelers redelijkerwijs niet meer van elkaar behoeven te verwachten binnen de grenzen van het spel.

4.7.

Centraal staat zodoende de vraag of de actie van [gedaagde] zodanig gevaarlijk was, dat [eiser] als deelnemer aan de voetbalwedstrijd deze actie onder de gegeven omstandigheden niet hoefde te verwachten. Gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering is het aan [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen (en, bij voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , te bewijzen) die nopen tot een bevestigend antwoord op die vraag. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] dit onvoldoende heeft gedaan en overweegt daartoe als volgt.

4.8.

Het ongeval vond plaats tijdens een voetbalwedstrijd. Voetbal is een contactsport waarbij op het veld duels om de bal plaatsvinden. [eiser] heeft zelf verklaard dat hij in balbezit was op het moment dat de tackle werd uitgevoerd. Hij kon dan ook verwachten dat de tegenstander zich zou inzetten om hem het balbezit te ontnemen, bijvoorbeeld door middel van een in de voetbalsport niet ongebruikelijke en volgens de spelregels toegestane – mits correct uitgevoerde – sliding tackle. Deze inzet kon hij bovendien in verhoogde intensiteit verwachten, gezien het feit dat de wedstrijd zich in de slotfase bevond en de stand op dat moment slechts één doelpunt verschil betrof. Tot op zekere hoogte kon hij dus ook in redelijkheid een verkeerd getimede tackle verwachten.

4.9.

Het moet dan in beginsel wel gaan om een op de bal gerichte actie. Uit uitspraken in de verklaringen van de teamgenoten van [eiser] kan worden afgeleid dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] niet de intentie had om de bal te spelen en dat de overtreding “over de grenzen” ging. Deze uitspraken worden verder echter niet geconcretiseerd. Zo heeft [eiser] geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de actie van [gedaagde] op [eiser] in plaats van op de bal gericht was. Bezien in het licht van de overige verklaringen, maar ook gelet op het feit dat de verklaringen van de teamgenoten van [eiser] elkaar deels tegenspreken (enerzijds wordt verklaard dat [gedaagde] niet de intentie had om de bal te spelen, maar anderzijds wordt de vraag of de tackle te maken had met het balbezit van [eiser] bevestigend beantwoord) vormen deze uitspraken geen concrete onderbouwing van de stelling dat de tackle van [gedaagde] niet op de bal gericht was en/of anderszins dusdanig “over de grenzen” ging dat deze onrechtmatig moet worden geacht. Het voorgaande brengt mee dat [eiser] onvoldoende heeft aangevoerd om ervan te mogen uitgaan dat dat de tackle van [gedaagde] niet gericht was op de bal.

4.10.

Dat [gedaagde] te laat was met zijn tackle duidt erop dat hij de spelregels heeft overtreden; hij heeft voor zijn tackle dan ook een rode kaart gekregen. Dat hij daarmee ook zodanig gevaarlijk heeft gehandeld dat [eiser] deze tackle niet hoefde te verwachten, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan. De tackle is immers, zo volgt uit het voorgaande, door [gedaagde] ingezet in een duel om de bal en [eiser] kon – gezien de sport- en spelsituatie – tot op zekere hoogte een verkeerd getimede tackle verwachten. Ten slotte is op basis van de door [eiser] aangevoerde feiten en omstandigheden ook niet komen vast te staan dat [gedaagde] doelbewust het risico heeft genomen dat hij met zijn tackle [eiser] letselschade zou toebrengen. [eiser] heeft onvoldoende geconcretiseerd waarom een aanmerkelijke kans op letsel voorzienbaar was voor [gedaagde] en [gedaagde] heeft bovendien gemotiveerd weersproken dat de tackle buiten het normale risico van een voetbalwedstrijd valt.

Bewijsaanbod wordt gepasseerd

4.11.

[eiser] heeft aangeboden bewijs te leveren van zijn stellingen door het horen van getuigen. Aan dit bewijsaanbod gaat de rechtbank voorbij omdat [eiser] , zoals hiervoor uiteengezet, niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. [eiser] heeft, anders gezegd, onvoldoende concrete stellingen geponeerd die, indien bewezen, tot een andere conclusie dan hierna beschreven zouden kunnen leiden, zodat niet wordt toegekomen aan een bewijsopdracht.

Conclusie

4.12.

Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . Daarmee ontbreekt de grondslag voor zowel de primaire als de subsidiaire vordering van [eiser] . De vorderingen worden dan ook afgewezen.ECLI:NL:RBROT:2024:9369