Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's-Hertogenbosch 280911 overlijdensschade advocaat; gevaarlijk gedrag politie bij wegrijden auto oorzaak aanrijding; geen eigen schuld;

Rb 's-Hertogenbosch 280911 overlijdensschade advocaat; gevaarlijk gedrag politie bij wegrijden auto oorzaak aanrijding; geen eigen schuld; 
2.1.  Op 3 januari 2002 is de heer [XX] bij een verkeersongeval om het leven gekomen. Hij was vijftig jaar oud. [Eiseres sub 1], zijn echtgenote, was destijds 42 jaar oud. Hun kinderen [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiseres sub 4] waren destijds respectievelijk 17, 15 en 12 jaar oud. De heer [XX] was advocaat en onderhield met zijn inkomen het gezin. 

2.2.  [eisers] vordert samengevat - het volgende: 
1.  een verklaring voor recht dat Allianz c.s. aansprakelijk zijn voor het ongeval en dat zij de schade van [eisers] ex artikel 6:108 BW dienen te vergoeden; 
2.  een veroordeling van Allianz c.s. tot vergoeding van de schade van [eisers], conform een berekening opgesteld door een door de rechtbank benoemde deskundige, aan de hand van de door de rechtbank vast te stellen uitgangspunten; 
3.  een verklaring voor recht dat de kosten van de begrafenis vergoed en verrekend dienen te worden met het ontvangen voorschot van € 25.000,-; 
4.  een veroordeling van Allianz c.s. tot betaling aan [eisers] van: 
a.  de opslagkosten van de auto (€ 5.129,-) vermeerderd met rente; 
b.  de verhuiskosten en opslagkosten meubilair t/m 2010 (€ 16.735,50) vermeerderd met rente;
5.  een veroordeling van Allianz c.s. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten (€ 49.920,-), vermeerderd met rente; 
6.  een verklaring voor recht dat de kosten van de accountant en van de heer [YY] (schadepost genoemd in nr. 45 van de dagvaarding) onderdeel zijn van de schade en vergoed dienen te worden aan [eisers]; 
dan wel 
7.  een veroordeling van Allianz c.s. tot vergoeding van de schade van [eisers] waarbij de rechtbank de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW); 
8.  dit alles met veroordeling van Allianz c.s. in de kosten van de procedure. 

3.  De beoordeling 

Toedracht 

3.1.  Over de toedracht van het ongeval staat onder meer het navolgende vast. 
Het ongeval vond plaats op de snelweg A2 ter hoogte van Best. Op de plaats van het ongeval bestaat de rijbaan - bezien vanuit de richting ’s Hertogenbosch - uit twee rechtdoorgaande rijstroken en een rijstrook als weefvak naar rechts. Rechts naast dit weefvak ligt een vluchtstrook en rechts van de vluchtstrook ligt een berm in de vorm van een sterk oplopend taluud zonder vangrail. Links van de twee rechtdoorgaande rijstroken is een smalle middenberm (redresseerstrook) met een vangrail. 
[XX] reed met zijn Citroën over deze snelweg in zuidelijke richting en is daarbij tegen een Suzuki gereden die op dat moment werd bestuurd door de heer [E], politieagent. Deze Suzuki was even daarvoor door een aanrijding met een vrachtwagen links op de middenberm van de snelweg terecht gekomen en daarna nog aangereden door een passerende Honda. De vrachtwagen en de Honda stonden op de vluchtstrook aan de rechterzijde van de snelweg. Op die vluchtstrook stonden inmiddels ook een bergingsauto en een politieauto. Een politieauto met zwaailicht stond op de linkerrijstrook vóór de Suzuki (bezien vanuit de richting ’s Hertogenbosch). De heer [E] was doende de Suzuki te verplaatsen naar de vluchtstrook aan de rechterzijde van de snelweg toen de heer [XX] eraan kwam, tegen de rechterflank van de Suzuki botste en vervolgens in de uitloop in botsing kwam met de achterzijde van de bergingsauto die rechts op de vluchtstrook stond. Tijdens die uitloop heeft de Citroën van de heer [XX] mevrouw [F] geraakt, een politieagente die op de vluchtstrook stond. De heer [XX] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Mevrouw [F] is later in het ziekenhuis overleden. 

Aansprakelijkheid 

3.2.  [eisers] zijn kort gezegd van mening dat het ongeval waarbij de heer [XX] is omgekomen is veroorzaakt doordat politieagent [E] heeft gehandeld in strijd met de verkeersveiligheid door met de Suzuki de snelweg over te steken zonder eerst te wachten tot het overige verkeer op de snelweg A2 was stilgelegd. Zij houden daarom de Regiopolitie (werkgever van [E]) en Allianz (aansprakelijkheidsverzekeraar van de Suzuki) volledig aansprakelijk voor de schade die zij lijden door het overlijden van hun echtgenoot en vader. Van eigen schuld aan de zijde van [XX] is volgens hen geen sprake. Voor zover de rechtbank toch eigen schuld zou aannemen, doen [eisers] een beroep op de billijkheidscorrectie. 

3.3.  Allianz c.s. stellen zich op het standpunt dat het ongeval niet, dan wel hooguit voor een klein deel te verwijten valt aan politieagent [E]. Zij menen dat [E] zorgvuldig heeft gehandeld. Voordat hij de Suzuki wegreed is opdracht gegeven de linkerrijstrook af te sluiten (door plaatsing van een rood kruis op de matrixborden) en is een surveillancewagen gevraagd om zich met de zwaailichten aan op de linkerrijstrook op te stellen vóór de Suzuki. [E] heeft vervolgens de Suzuki weggereden op een moment dat de snelweg in zijn ogen vrij was. Allianz c.s. benadrukken dat [E] de taak had de gevaarzettende situatie - de Suzuki die in de middenberm stond en nieuwe aanrijdingen kon veroorzaken - zo spoedig mogelijk op te heffen. Allianz c.s. stellen dat sprake is van een hoge mate van eigen schuld aan de zijde van [XX] omdat hij met hoge snelheid is blijven rijden terwijl het hem door de waarschuwingssignalen duidelijk had moeten zijn dat hij een gevaarlijke situatie naderde en hij zijn rijgedrag aan die omstandigheden had moeten aanpassen. Allianz c.s. beroepen zich in dit verband op een brief van de hoofdofficier van justitie van 21 juni 2002. Allianz c.s. achten zich daarom voor hooguit 50% aansprakelijk voor de schade. Toepassing van de billijkheidscorrectie kan volgens Allianz c.s. niet aan de orde zijn omdat het ongeval [XX] is overkomen met een door hem zelf bestuurd motorvoertuig en gezien de ernst van de door hem gemaakte fout. 

De rechtbank oordeelt als volgt. 

3.4.  Naar de toedracht van het ongeval is uitvoerig onderzoek gedaan. Niet alleen door de Regiopolitie en door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), maar op verzoek van [eisers] ook door ongevallendeskundige [YY], en op verzoek van Allianz c.s. ook door [ZZ] van schaderegelingsbureau [PP] De resultaten van al deze onderzoeken zijn door [eisers] in het geding gebracht. 

3.5.  Ook heeft [eisers] overgelegd een brief van de hoofdofficier van justitie van 21 juni 2002 (productie 7) waarin deze gemotiveerd aangeeft dat en waarom de zaak tegen politieagent [E] is geseponeerd. De hoofdofficier van justitie stelt vast dat [E] aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het gedrag van [E] een overtreding oplevert van artikel 6 Wegenverkeerswet, maar besluit toch tot een sepot onder meer vanwege het verkeersgedrag van [XX]. Deze reed volgens hem met te hoge snelheid en was te weinig oplettend. 

3.6.  Op basis van de onderzoeksgegevens staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het ongeval met [XX] het gevolg is geweest van onvoorzichtigheid van politieagent [E]. De rechtbank begrijpt heel goed dat [E] snel een einde heeft willen maken aan de gevaarlijke situatie die was ontstaan, maar hij had dat op een andere manier moeten doen. Hij heeft niet gevraagd om een volledige stillegging van het verkeer maar slechts om een afsluiting van de linkerrijstrook via de matrixborden. Hij is vervolgens met de Suzuki vrijwel haaks de rechterrijstrook en de weefstrook overgestoken zonder af te wachten of de aangevraagde afsluiting ook had plaatsgevonden en zonder na te gaan of het overige verkeer was stilgelegd. Zoals ook de hoofdofficier van justitie aangeeft in zijn brief van 21 juni 2002 was in dit geval een andere benadering aangewezen en had [E] bijvoorbeeld met de Suzuki eerst iets verder kunnen doorrijden, waardoor hij zich er beter van had kunnen vergewissen dat hij veilig kon oversteken, dan wel had hij zijn collega’s kunnen vragen het verkeer op de A2 te laten stilhouden. Door dit niet te doen, maar met spoed haaks twee rijbanen over te steken voordat het aankomend verkeer onder controle was, heeft [E] naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Allianz c.s. zijn daarom aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. 

Eigen schuld en billijkheidscorrectie 

3.7.  Allianz c.s. doen een beroep op eigen schuld aan de zijde van [XX]. Zij stellen daartoe dat sprake was van een overzichtelijke en rustige weg waarop het voor [XX] duidelijk had moeten zijn dat hij een verkeersgevaarlijke situatie naderde omdat er zich al twee ongevallen hadden voorgedaan en zich ter hoogte van hectometerpaal 141.9 een vrachtwagen, een bergingsauto met zwaailichten, twee personenauto’s, een politieauto zonder zwaailicht en een politieauto met zwaailicht bevonden. Volgens Allianz c.s. gaven de matrixborden voor de ongevalslocatie een adviessnelheid aan van 70 km/uur, terwijl bovendien de waarschuwingslichten op de vier hoeken van die borden knipperden. Het rode kruis op de linkerrijstrook werd ingeschakeld rond het moment dat [XX] de matrixborden passeerde, net wel of net niet zichtbaar voor hem. Ook de matrixborden bij hectometerpaal 142.1 (voorbij de ongevalslocatie) waren ingeschakeld en voor [XX] zichtbaar. [XX] is volgens Allianz c.s. desalniettemin met hoge snelheid blijven rijden. 

3.8.  Anders dan Allianz c.s. kan de rechtbank op basis van de voorhanden gegevens niet komen tot de vaststelling dat sprake is geweest van een belangrijke mate van eigen schuld aan de zijde van [XX]. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. 

3.9.  Het ongeval vond plaats om 10.33 uur in de nabijheid van hectometerpaal 141.9. 
Uit het beeldstandenonderzoek van Rijkswaterstaat blijkt welke signaleringen zijn gedaan via de matrixborden (bijlage 1 bij productie 3). Om 10.25 uur is op de matrixborden bij hectometerpaal 141.8 (circa 100 meter vóór de ongevalslocatie) voor alle drie rijbanen een adviessnelheid aangeduid van 70 km/uur. Om 10.32 uur is op ditzelfde matrixbord voor de linkerrijstrook een verdrijvingspijl (naar rechts) aangegeven en is voor de overige rijbanen de adviessnelheid van 70 km/uur gehandhaafd. Ook om 10.32 uur is op de matrixborden bij hectometerpaal 142.1 (voorbij de ongevalslocatie) een rood kruis geplaatst voor de linkerrijbaan en is voor de overige rijbanen de adviessnelheid van 70 km/uur blijven staan. Hieruit blijkt dat het rode kruis en de verdrijvingspijl pas zeer kort (in tijd) voor het ongeval werden geplaatst en door een misverstand gebeurde dat niet op de matrixborden vóór de ongevalslocatie maar werd het rode kruis geplaatst op de borden voorbij de ongevalslocatie. De plaatsing van het rode kruis en de verdrijvingspijl op de matrixborden gebeurde zo kort voor het ongeval, dat niet met zekerheid is te zeggen of de verdrijvingspijl al op het matrixbord bij hectometerpaal 141.8 heeft gestaan toen [XX] dit bord passeerde. 

3.10.  De afsluiting gold alleen voor de linkerrijbaan en niet voor de rechterrijbaan en de weefstrook, waarop het verkeer dus in beginsel gewoon door mocht rijden, zij het met een aangepaste adviessnelheid van 70 km/uur. Diverse getuigen hebben gemeld dat het aankomend verkeer ‘weifelend’ gedrag vertoonde. Nadat de surveillancewagen al op de linkerrijstrook voor de Suzuki was gaan staan, zijn nog verschillende auto’s over de rechterrijbaan en de weefstrook gepasseerd. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat niemand van hen bij het naderen van de ongevalslocatie een duidelijk overzicht had van de afwijkende en gevaarlijke situatie ter plekke. 

3.11.  Over de snelheid waarmee [XX] moet hebben gereden toen hij de ongevalslocatie naderde, bestaat geen zekerheid. Getuigen hebben hierover zeer uiteenlopende verklaringen afgelegd, waarbij snelheden zijn genoemd variërend van (iets harder dan) 60 à 65 km/uur tot 120 km/uur. Het KLPD heeft berekend dat de snelheid van [XX] vlak voor het inzetten van zijn blokkeerremming moet hebben gelegen tussen 75 en 119 km/uur. Lichteveld heeft de snelheid van [XX] daarentegen vastgesteld op 120 km/uur (althans tussen 115 en 130 km/uur). De door [eisers] ingeschakelde ongevallendeskundige [XY] heeft kritiek geuit op de berekening van het KLPD en met name ook op de berekening van Lichteveld. Volgens [XY] moet de snelheid van [XX] hebben gelegen tussen 87 en 100 km/uur. 

3.12.  Allianz c.s. stellen dat [XX] (veel) te hard heeft gereden gezien de verkeerssituatie, maar zij geven daarbij niet aan met welke snelheid hij zou hebben gereden. Allianz c.s. beroepen zich op de brief van de hoofdofficier van justitie van 21 juni 2002 gericht aan politieagent [E], waarin de sepotbeslissing is toegelicht. In deze brief staat dat uit het dossier zonder meer blijkt dat [XX] kwam aanrijden ‘met een zeer hoge snelheid, en in ieder geval met een snelheid die onder de toen aldaar geldende omstandigheden als te hoog moet worden aangemerkt’. Op welke wijze dit uit het dossier blijkt en van welke snelheid wordt uitgegaan, staat niet in die brief. 

3.13.  De rechtbank acht aannemelijk dat [XX] harder heeft gereden dan de op dat moment op die locatie geldende adviessnelheid van 70 km/uur, maar ziet onvoldoende grond om aan te nemen dat hij met een onverminderde snelheid van omstreeks 120 km/uur zou hebben gereden (de toegestane maximumsnelheid op die locatie), zoals Allianz c.s. suggereren. De adviessnelheid van 70 km/uur gold pas vanaf hectometerpaal 141.8, dat is zéér kort voor de ongevalslocatie. Op eerdere matrixborden stond tot het moment van het ongeval geen signalering ingeschakeld. De rechtbank is van oordeel dat wanneer men op matrixborden op de snelweg voor het eerst een adviessnelheid van 70 km/uur ziet aangegeven, men nog niet bedacht hoeft te zijn op een stilstaande of overstekende auto op de rijbaan op maar 100 meter afstand na die eerste signalering. Op basis van de beschikbare gegevens kan de rechtbank niet tot de vaststelling komen dat [XX] zich niets van die adviessnelheid heeft aangetrokken, geen gas heeft teruggenomen en met onverminderde snelheid is doorgereden. 

3.14.  Overigens staat niet vast dat [XX] de signalering op de matrixborden heeft gezien of heeft kunnen zien. De aanduiding van “70 km/uur” op de matrixborden bij hectometerpaal 141.8 is maar door één getuige waargenomen. Veel andere getuigen, waaronder twee hoofdagenten, zijn deze matrixborden gepasseerd op een moment dat de signalering aan heeft gestaan, maar hebben verklaard de signalering niet te hebben gezien. Meerdere getuigen hebben de laagstaande zon als mogelijke oorzaak daarvan genoemd. Het is daarom niet uitgesloten dat ook [XX] de signalering niet heeft gezien. Uit getuigenverklaringen komt bovendien naar voren dat [XX] kort voor het ongeval op de linkerrijstrook reed achter een inhalende vrachtwagen. Ook hierdoor kan zijn zicht op de matrixborden verstoord zijn geweest. Dat [XX] achter een inhalende vrachtwagen reed kan er ook toe hebben geleid dat hij pas laat zicht heeft gekregen op de afwijkende verkeerssituatie met de verschillende stilstaande voertuigen. 

3.15.  Gezien het voorgaande kan de rechtbank niet komen tot de vaststelling dat het ongeval (mede) is veroorzaakt door (veel) te hard rijden of door ernstige onoplettendheid van [XX]. 

3.16.  Indien en voor zover het verkeersgedrag van [XX] niet optimaal is geweest en dit er toe heeft bijgedragen dat het ongeval is ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat dit niet afdoet aan de vergoedingsplicht van Allianz c.s.. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door [XX] dan hooguit een geringe fout is gemaakt in vergelijking met de ernst van de door [E] gemaakte fout waarvoor Allianz c.s. aansprakelijk zijn. Bovendien weegt de rechtbank als omstandigheid mee dat het ongeval zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor [XX] en zijn nabestaanden. De rechtbank ziet niet in waarom het feit dat [XX] het ongeval is overkomen met een door hem zelf bestuurd motorvoertuig in de weg zou staan aan deze toepassing van de billijkheidscorrectie, zoals Allianz c.s. stellen maar niet nader onderbouwen. 

3.17.  Het voorgaande leidt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat Allianz c.s. aansprakelijk zijn voor het ongeval en dat zij de schade van [eisers] ex artikel 6:108 BW dienen te vergoeden. De gevorderde verklaring voor recht (onder 2.2. sub 1) zal daarom worden toegewezen. LJN BT2741