Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle 150212 knieletsel in kermisattractie; slachtoffer moet bevestigingfout en causaal verband bewijzen; geen omkeringsregel

Rb Zwolle 150212 knieletsel in kermisattractie; slachtoffer moet bevestigingfout en causaal verband bewijzen; geen omkeringsregel

4.  De beoordeling 
4.1.  [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Action Events toerekenbaar tekort is geschoten in de tussen hen gesloten overeenkomst althans onrechtmatig heeft gehandeld. 
Daarvoor voert [eiseres] allereerst aan dat de operators een bevestigingsfout hebben gemaakt. De linkerzijde van haar harnas zat niet voldoende strak, waardoor haar onderbeen uit haar knie werd getrokken. 
Bovendien voldeed de ‘Scream Machine 
niet aan de in artikel 4 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen neergelegde algemene veiligheidseis: het toestel mag bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van personen opleveren. Op grond van artikel 15 van voormeld besluit rust er op de eigenaar van een attractie een zorgplicht ten aanzien van het veilig functioneren van de attractie. Nu [eiseres] ten tijde van het gebruikmaken van de attractie letsel heeft opgelopen, voldeed de attractie niet aan voormelde veiligheidsnorm en heeft Action Events haar zorgplicht geschonden. 

[eiseres] heeft door deze toerekenbare tekortkomingen letsel opgelopen en Action Events is aansprakelijk voor de door haar geleden en nog te lijden schade. 

4.2.  Action Events heeft betoogd dat zij voldoende veiligheid heeft geboden conform de artikelen 4 en 15 van het Warenbesluit attractie- en speeltoestellen. Zo voldoet de Scream Machine aan alle daaraan gestelde eisen. Action Events wijst in dit verband op het goedkeuringscertificaat van het Liftinstituut en de conclusie van [B] dat de attractie voldoet aan de veiligheidseisen die men van een dergelijk toestel mag verwachten. 
Daarnaast blijkt uit de in geding gebrachte verklaring van een van de operators, [D], dat hij de banden over de schouders en rond de bovenbenen zo strak mogelijk heeft vastgemaakt (inclusief het terugsteken) zodat er evenmin sprake is geweest van een bevestigingsfout. Bovendien is het harnas alleen bedoeld om te voorkomen dat deelnemers uit de attractie vallen en niet om het bovenlichaam te fixeren. 
Action Events betwist voorts dat er een causaal verband bestaat tussen de gestelde bevestigingsfout en het letsel dat is opgetreden. Meer specifiek betwist Action Events dat een mogelijk aanwezige speling zorgt voor een grotere kans op letsel. De krachten die ontstaan zijn niet dermate groot, dat letsel voor de hand ligt, ook niet als de bewegingsruimte als ‘teveel’ zou worden gekenschetst. 

Veiligheidseisen 
4.3.  De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit dat zich een incident heeft voorgedaan niet automatisch leidt tot de conclusie dat een attractie niet voldoet aan de eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag stellen. 
Action Events heeft de stelling van [eiseres] dat de attractie niet voldeed aan de daaraan gestelde veiligheidseisen gemotiveerd betwist. Action Events heeft daartoe – onweersproken – betoogd dat de Scream Machine beschikte over een goedkeuringscertificaat van het Liftinstituut. Daarnaast heeft zij het (onderzoeks)rapport van [B] in het geding gebracht, die heeft vastgesteld dat de attractie voldeed aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. Anders dan [eiseres] meent, nopen de omstandigheden dat het certificaat dateert uit 2006 en [B] pas een jaar na het incident de Scream Machine heeft onderzocht, nog niet tot het oordeel dat de attractie niet voldeed aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. Het lag, gelet op de deugdelijke onderbouwing van de betwisting van de zijde van Action Events dan ook op de weg van [eiseres] om haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, heeft zij niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht. 

Bevestigingsfout 
4.4.  Ter onderbouwing van haar stelling dat er sprake is van een bevestigingsfout heeft [eiseres] een aantal schriftelijke getuigenverklaringen in het geding gebracht. Uit deze verklaringen zou kunnen worden afgeleid dat [eiseres] veel bewegingsvrijheid had en mogelijk niet goed vast zat. Dit in tegenstelling tot haar vriendin [A], die zich niet kon bewegen doordat de bevestigingsriemen strak zaten. 
Daartegenover staat de door Action Events overgelegde verklaring van [D] waarin hij zegt dat hij en zijn collega [eiseres] conform de veiligheidsmaatregelen hebben vastgemaakt. Zo hebben zij de banden over de schouders en rond de bovenbenen zo strak mogelijk vastgemaakt (inclusief het terugsteken) en daarna haar voeten bevestigd in de daarvoor bestemde houders. Verder valt uit het onderzoeksrapport van [B] af te leiden dat ook bij een juiste bevestiging een deelnemer niet per definitie ‘bewegingsvrij’ in de gondel zit. 
De rechtbank zal, nu de stelling van [eiseres] door Action Events genoegzaam is betwist, [eiseres] toelaten tot het bewijs van haar stelling dat Action Events een bevestigingsfout heeft gemaakt.     
     
Causaal verband 
4.5.  Action Events heeft verder gemotiveerd weersproken dat er een causaal verband bestaat tussen de gestelde bevestigingsfout en het letsel dat [eiseres] heeft opgelopen. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank dit geschilpunt nu reeds aan de orde stellen. Gelet op de stellingen over en weer ontkomt de rechtbank met betrekking tot de vraag of er sprake is van zodanig causaal verband (in de zin van een conditio sine qua non-verband) niet aan een bewijsopdracht. [eiseres] heeft daarover gesteld dat de zogenaamde “omkeringsregel” van toepassing is omdat Action Events de veiligheidsnormen van artikel 4 en 15 van het Warenbesluit attractie- en speeltoestellen heeft overschreden. Daargelaten dat op dit moment in elk geval nog niet als vaststaand kan worden aangenomen dat deze normen zijn geschonden, is de rechtbank met Action Events van oordeel dat de in de artikelen 4 en 15 van voormeld Warenbesluit opgenomen normen algemene veiligheidsnormen zijn. Als zodanig betreffen het geen normen die strekken ter voorkoming van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, waarop de jurisprudentie terzake de omkeringsregel ziet (vgl. HR 2 februari 2007, NJ 2007, 92). Voor toepassing van de omkeringsregel, in die zin dat behoudens tegenbewijs wordt aangenomen dat er sprake is van causaal verband tussen de normschending en het letsel, is dan ook geen plaats nu niet is voldaan aan het hiervoor bedoelde specificiteitsvereiste. Slotsom is dat het volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv aan [eiseres] is bewijs te leveren van het causaal verband. 
De rechtbank zal [eiseres] daarom tevens opdragen feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat er een causaal verband bestaat tussen de gestelde bevestigingsfout en het door [eiseres] in de Scream Machine opgelopen letsel. 
   
4.6.  Indien [eiseres] ten behoeve van de bewijslevering benoeming van een deskundige wenst, dient zij dit in de na te melden akte aan de rechtbank kenbaar te maken, waarbij zij bij voorkeur met Action Events tot overeenstemming is gekomen over de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. 

4.7.  In afwachting van de bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. LJN BW4108