Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 230120 enkelletsel in trampolinepark; beheerder aansprakelijk o.m. omdat foampit niet voldoet aan art. 15 Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen

RBGEL 230120 enkelletsel in trampolinepark; beheerder aansprakelijk o.m. omdat foampit niet voldoet aan art. 15 Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen
- gegeven dat in deelgeschil geen vrijwaring mogelijk is niet relevant bij beoordeling geschiktheid voor deelgeschil

kosten gevorderd: 27,1 uur x € 275,00 + 21%; toegewezen: 20 x € 275,00,+ 21% = € 6.655,00

De feiten

2.1.
Spacejump exploiteert een trampolinepark in Kerkrade. Het trampolinepark heeft een vloeroppervlakte van ongeveer 1.500 m² en is op 16 juli 2016 geopend. Het trampolinepark bestaat uit vijf verschillende gebieden, te weten de Foampit area, de Airbag area, de Dodgeball area, de High performance area en de Free jumping area.

2.2.
[verzoeker] heeft op 24 september 2016 samen met zijn vriendin Spacejump in Kerkrade bezocht.

2.3.
In de Foampit area bevindt zich één trampoline (hierna ook: “de foampit”) met daarvoor een bak met een omtrek van 10 bij 6 meter. De bak is 1,1 meter diep en gevuld met ongeveer 1.300 schuimblokken. De trampoline is aan de lange zijde van de bak gesitueerd, ongeveer 20 cm vanuit de hoek.

De bodem van de bak is een schuimmat van 30 centimeter dik. Boven deze schuimmat bevindt zich een trampolinedoek dat aan de zijkanten van het doek en in de hoeken met veren is gespannen. De afstand tussen de veren is ongeveer 10 à 15 centimeter. De veren hebben een diameter van ongeveer 2 cm en zijn 25 à 30 cm lang. De veren zijn aan de ene kant bevestigd aan het trampolinedoek onder in de bak en aan de andere kant aan een constructie buiten de bak. Het deel van de veren dat zich in de bak bevindt, is afgedekt met een zeil. De veren zijn, zowel in als buiten de bak, niet zichtbaar.

2.4.
Bij de foampit is een begeleider van Spacejump aanwezig die er op toeziet dat er volgens de regels van het trampolinepark wordt gesprongen en die zonodig aanwijzingen geeft. Op een bord bij de foampit staan de volgende regels vermeld:
“- De jumper dient sprongen binnen zijn/haar vaardigheidsniveau te maken
- Het maken van salto’s of andere risicovolle sprongen, moet te allen tijde onder begeleiding van een begeleider plaatsvinden
- Volg altijd de instructies van de begeleider
- Het is niet toegestaan in de foampit te duiken
- Land altijd op billen, rug of voeten
- Het is toegestaan met meerdere personen in de foampit te springen
- Springen in de foampit is uitsluitend toegestaan vanaf de trampoline en als zich geen andere jumpers in de foampit bevinden
- Verlaat de foampit zo snel mogelijk na iedere sprong
- Verstoppen in de foampit is niet toegestaan
- Het is noodzakelijk zichtbaar te zijn voor andere jumpers
- Het is niet toegestaan aan de bannerframes te hangen, deze
- te beklimmen of er tegenaan te springen
- Het is niet toegestaan aan hekwerken en randen te hangen en/of
- deze te beklimmen

2.5.
[verzoeker] heeft in het verleden geturnd en heeft ervaring met het maken van salto’s.

2.6.
[verzoeker] is op 24 september 2016 twee keer achter elkaar via de trampoline met een salto voorwaarts in de foampit gesprongen. Bij de tweede sprong is [verzoeker] - op zijn voeten, rechtop - dicht bij de rand in de bak geland. Bij de landing kwam [verzoeker] terecht op een hard voorwerp. Hierdoor heeft [verzoeker] een breuk op de plek waar het scheenbeen de enkel raakt, opgelopen.

2.7.
Na het ongeval heeft [verzoeker] zich bij een medewerker van Spacejump gemeld en is een EHBO-formulier ingevuld. Daarop is door een medewerker van Spacejump onder andere genoteerd “salto, voelde iets hards aan put. [de heer X] ook gevoeld.”

[de heer X] is [de heer X] , medewerker van Spacejump.

2.8.
Op 27 september 2016 heeft [verzoeker] Spacejump aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het hem overkomen ongeval. Spacejump heeft op 14 november 2016 de aansprakelijkheid afgewezen.

2.9.
Spacejump beschikt over een certificaat dat is afgegeven door TÜV Nederland QA B.V. (hierna te noemen: “TÜV”). Op het certificaat is - onder meer - vermeld:

“ ( ... )

Trampoline park Space Jump Parkstad Kerkrade

( ... )

Voor nadere informatie zie bijbehorend rapport met gelijkluidend dossier nr.

( ... )

Fabrikant Sidijk B.V. ( ... )

Jaar van fabricage 2016

Leverancier Sidijk B.V. ( ... )

Datum keuring 14-07-2016 - 19-11-2018

TÜV Nederland QA BV, ( ... ) verklaart, dat het toestel voldoet aan de eisen vastgelegd in de hieronder vermelde normen, of een daarmee gelijk te stellen veiligheidsniveau heeft.

( ... )

ASTM F2970-15 Standard Practice for Design, Manufacture, Installation, Operation, Maintenance, Inspection and Major Modification of Trampoline Courts.”

2.10.
Spacejump is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. De schade-expert van Achmea heeft een expertiserapport opgesteld.

Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht dat de rechtbank:
- primair zal beslissen dat Spacejump c.s. (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] heeft geleden, thans lijdt en in de toekomst nog zal lijden ten gevolge van het ongeval dat hem op 24 september 2016 is overkomen;
- de kosten van rechtsbijstand van [verzoeker] zal begroten op grond van hetgeen [verzoeker] heeft aangegeven sub 40 t/m 43 van het verzoekschrift en zal beslissen dat Spacejump c.s. (hoofdelijk) in de begrote kosten van dit deelgeschil zullen worden veroordeeld.

3.2.
[verzoeker] heeft aan dit verzoek, bezien tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten, zakelijk weergegeven het volgende ten grondslag gelegd.

Spacejump heeft zich niet gehouden aan het bepaalde in de artikelen 4 en 14a Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Spacejump heeft geen TÜV-keuring en de foampit is niet zodanig ontworpen en vervaardigd en heeft niet zodanige eigenschappen dat de foampit bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de mens. De foampit is om drie redenen niet optimaal ontworpen. Ten eerste is een laag van 80/90 cm aan schuimblokken niet voldoende om iedere val te breken. Ten tweede hadden ook de veren in de bak met een schuimlaag afgeschermd moeten worden en ten derde is de houten zijkant van de foampit niet met schuim afgeschermd.

[verzoeker] heeft zich aan alle door Spacejump opgestelde voorschriften gehouden. Spacejump heeft in haar voorschriften niets gezegd over de plek van landen in de foampit.

[verzoeker] heeft primair aangevoerd dat Spacejump hierdoor tekort is gekomen in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst en subsidiair dat Spacejump hierdoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

3.3.
Spacejump c.s. heeft de rechtbank verzocht de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

Op de inhoud van het verweer zal, indien nodig, hierna worden ingegaan.

De beoordeling

4.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gelet op dit doel dient de rechtbank allereerst te beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. In artikel 1019z Rv is bepaald dat de rechtbank het verzoek afwijst voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.

4.2.
Spacejump c.s. heeft aangevoerd dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor behandeling in deelgeschil. Er zijn nimmer onderhandelingen gestart in deze zaak omdat Spacejump c.s. vanaf het begin de aansprakelijkheid heeft afgewezen. Bovendien is niet zeker dat Spacejump c.s. de onderhandelingen ter hand zal nemen indien het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen. De foampit in kwestie is geproduceerd, geleverd en geïnstalleerd door een derde, te weten de besloten vennootschap Sidijk B.V. (hierna te noemen: “Sidijk”). Mocht Spacejump aansprakelijk worden gehouden voor het letsel van [verzoeker] , dan zal zij de te vergoeden schade willen verhalen op Sidijk. In dat verband is volgens Spacejump c.s. relevant dat zij Sidijk in de deelgeschilprocedure niet in vrijwaring kan betrekken.

4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in deelgeschil. Het feit dat nog geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden, staat niet in de weg aan toegang tot de deelgeschilprocedure. Juist de vraag of Spacejump aansprakelijk is, kan in de weg staan aan het op gang komen van de onderhandelingen, zodat een oordeel over de aansprakelijkheidsvraag dan ook kan bijdragen aan het in gang zetten van onderhandelingen.

Dat - zoals door Spacejump c.s. is betoogd - Spacejump c.s. als wordt geoordeeld dat Spacejump aansprakelijk is, de schade mogelijk op de producent van de foampit kan verhalen, maakt het voorgaande niet anders. Spacejump is immers de partij op wie jegens [verzoeker] een (contractuele) zorgplicht rust.

4.4.
[verzoeker] heeft primair aangevoerd dat Spacejump tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst. De foampit voldoet volgens [verzoeker] , gelet op het redelijkerwijs te verwachten gebruik, niet aan de daaraan te stellen eisen vanwege drie redenen. De 80 tot 90 cm schuimblokken zullen niet iedere val kunnen breken, de veren hadden met een schuimlaag afgedekt moeten worden en de zijwand van de foampit is van hout en niet afgeschermd met schuim. Verder heeft [verzoeker] aangevoerd dat Spacejump hem niet voldoende heeft geïnformeerd over het gebruik van de foampit. Aan hem is, voordat hij het trampolineperk betrad, geen informatiefilm getoond. Verder heeft Spacejump niet vermeld dat hij niet aan de zijkant van de foampit mag springen. [verzoeker] heeft zich aan de veiligheidsregels bij de foampit gehouden en desondanks heeft hij letsel opgelopen.
Spacejump c.s. heeft gemotiveerd betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

4.5.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Door een kaartje te kopen en het trampolinepark te betreden is tussen [verzoeker] en Spacejump een overeenkomst tot stand gekomen, die moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Spacejump moet als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen, hetgeen in dit geval inhoudt dat van Spacejump mag worden verwacht dat zij de aanwezige speeltoestellen zo aanbiedt en onderhoudt dat zij bij normaal gebruik door bezoekers voor hen geen gevaar opleveren.

De invulling van de zorgplicht van Spacejump als opdrachtnemer draait derhalve om de vraag of een speeltoestel bij normaal gebruik voor springers veilig is. Deze norm volgt ook uit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen, maar - anders dan [verzoeker] heeft aangevoerd - niet uit artikel 4, dat zich richt tot de ontwerper/producent van de toestellen, maar uit artikel 15 dat is gericht tot de beheerder van de toestellen. Op grond van artikel 15 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen moet de beheerder ervoor zorgen “dat het toestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat.

4.6.
Ter zitting heeft Spacejump c.s. enerzijds aangevoerd dat niemand het ongeval heeft zien gebeuren zodat in beginsel van de door [verzoeker] gestelde toedracht moet worden uitgegaan maar anderzijds heeft Spacejump c.s. de door [verzoeker] gestelde toedracht van het ongeval in twijfel getrokken. Spacejump c.s. heeft aangevoerd grote twijfels te hebben bij de door [verzoeker] gestelde toedracht, omdat het onwaarschijnlijk is dat [verzoeker] zo dicht bij de rand van de bak is geland. Ook heeft Spacejump c.s. aangevoerd dat de aanwezige laag schuimblokken de val van [verzoeker] moeten hebben gedempt zodat het volgens haar onwaarschijnlijk is dat [verzoeker] met zijn voet een veer op de bodem van de bak heeft geraakt. Ten tenslotte heeft Spacejump c.s. aangevoerd dat zich nadien nooit meer een vergelijkbaar ongeval heeft voorgedaan.

4.7.
De rechtbank zal bij de beoordeling van het verzoek, van de door [verzoeker] van meet af aan gestelde en ook direct aan de medewerker van Spacejump gemelde toedracht uitgaan. Het is naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet onaannemelijk dat [verzoeker] bij zijn afzet op de trampoline meer omhoog heeft gesprongen dan vooruit, waardoor hij, na een salto te hebben gemaakt, dicht bij de rand van de foampit is terechtgekomen. Spacejump c.s. heeft aangevoerd dat zij dat zeer onwaarschijnlijk vindt, maar heeft nagelaten dat standpunt nader te onderbouwen. Spacejump c.s. heeft voorts nog aangevoerd dat het in het kader van de deelgeschilprocedure niet mogelijk is tot bewijslevering over te gaan. Zo hadden volgens Spacejump c.s. [verzoeker] en een medewerker van Spacejump als getuigen kunnen worden gehoord en er had een berekening met betrekking tot het breken van de val van [verzoeker] door de schuimblokken kunnen worden overgelegd. Hierin wordt Spacejump c.s. niet gevolgd. Ook Spacejump c.s. heeft immers aangevoerd dat niemand het ongeval heeft zien gebeuren. Verder had Spacejump c.s. ter onderbouwing van haar betwisting ook nadere stukken (de door haar voorgestelde berekeningen ten aanzien van de valbreking) kunnen overleggen. Dat heeft zij niet gedaan.

Spacejump c.s. heeft met het voorgaande de door [verzoeker] gestelde toedracht dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist.

4.8.
Volgens [verzoeker] heeft hij de trampoline en de foampit ‘normaal’ - dat wil zeggen ‘overeenkomstig de verwachtingen’ - gebruikt. [verzoeker] heeft immers onbetwist gesteld, dat hij zich aan de veiligheidsvoorschriften heeft gehouden. Hij heeft als voormalig turner ervaring met trampolinespringen en salto’s maken, zodat de (tot het letsel leidende) sprong die hij heeft gemaakt binnen zijn vaardigheidsniveau viel. Dat blijkt volgens [verzoeker] uit het feit dat hij twee keer dezelfde sprong heeft gemaakt en de eerste sprong goed ging. Verder is hij in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften op zijn voeten geland. Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het te verwachten gebruik van de foampit ook nog van belang dat de bak tot aan de randen (dus over het gehele oppervlak van de bak) is gevuld met schuimblokken, waardoor de suggestie wordt gewekt dat op alle plaatsen waar zich deze schuimblokken bevinden, veilig kan worden geland. Dat niet de gehele bodem van de foampit uit hetzelfde materiaal bestaat en dat zich op de bodem van de foampit veren bevinden die slechts met zeil zijn afgedekt, is zonder de schuimblokken te verwijderen, niet te zien. Omdat daarnaast ook niet is gewaarschuwd voor het niet langs de rand van de bak landen, moest Spacejump er rekening mee houden dat springers vlak bij de rand van de bak konden en zouden gaan landen.

4.9.
[verzoeker] heeft voorts aangevoerd dat de foampit niet zodanig is geïnstalleerd en/of gemonteerd dat er bij normaal gebruik geen gevaar voor gezondheid of veiligheid van personen bestaat. Hij heeft immers bij normaal gebruik van de foampit letsel aan zijn enkel opgelopen door het feit dat de veren van het trampolinedoek zich in de bak bevonden en niet afdoende waren afgedekt. De veren hadden volgens [verzoeker] kunnen worden afgedekt met schuim in plaats van met het veel dunnere zeil. Verder hadden de veren van de foampit buiten de bak kunnen worden gemonteerd, aldus [verzoeker] .

4.10.
Spacejump c.s. heeft in weerwoord hierop verwezen naar het TÜV- certificaat (zie 2.9), waaruit volgens haar blijkt dat de foampit aan de veiligheidsvoorschriften voldoet. Volgens Spacejump c.s. mag van haar niet worden verwacht verdergaande maatregelen te treffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan Spacejump c.s. niet volstaan met de enkele verwijzing naar het TÜV-certificaat. Hoewel op het certificaat is vermeld dat de foampit aan de norm voldoet, is niet gesteld of gebleken wat de inhoud van deze norm is. Het had op de weg van Spacejump c.s. gelegen de regels waaraan getoetst is en het bijbehorende rapport over te leggen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, leidt het enkele feit dat er een TÜV-certificaat is afgegeven, niet tot het oordeel dat de foampit veilig geïnstalleerd en/of gemonteerd is.

Ten aanzien van het door [verzoeker] gesuggereerde plaatsen van de veren buiten de bak, heeft Spacejump c.s. met verwijzing naar het expertiserapport aangevoerd dat er dan een ander risico ontstaat, namelijk een opening tussen het trampolinedoek en de bakwand, waar springers met hun voet tussen kunnen komen. [verzoeker] heeft daarover aangevoerd dat voor het dichten van de opening een zeil gebruikt kan worden. Spacejump c.s. heeft in reactie daarop slechts aangevoerd dat zij niet weet of dat kan. Daarmee heeft Spacejump c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betwist dat de montage van de veren ook op een andere, veiligere, manier had gekund. Aan Spacejump c.s. moet worden toegegeven dat - anders dan bij onrechtmatig handelen - voor de vraag of de foampit veilig was, de bezwaarlijkheid van de te nemen maatregelen in beginsel geen rol speelt. Maar in het kader van de toerekening van de onveilige situatie in het kader van de contractuele zorgplicht, speelt dat “Kelderluik-vereiste” wel een rol. In dit geval moet het ervoor worden gehouden dat de veren ook op een veilige manier buiten de bak hadden kunnen worden aangebracht, dan wel met schuim hadden kunnen worden afgedekt, zodat het (in stand laten van) de onveilige situatie ten tijde van het ongeval aan Spacejump kan worden toegerekend.

4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de foampit niet zodanig is geïnstalleerd en/of gemonteerd dat bij normaal/te verwachten gebruik geen gevaar voor gezondheid of veiligheid van personen bestaat. Spacejump is dan ook tekort geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als opdrachtnemer en aansprakelijk voor de gevolgen van het daardoor aan [verzoeker] overkomen ongeval. Het verzoek van [verzoeker] zal dan ook op de primaire grondslag worden toegewezen, met dien verstande dat niet is gesteld of gebleken op grond waarvan Achmea aansprakelijk is voor dan wel gehouden is tot vergoeding van de schade van [verzoeker] . Voor zover is verzocht te verklaren voor recht dat Achmea (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de letselschade van [verzoeker] als gevolg van het hem op 24 september 2016 overkomen ongeval, zal het verzoek worden afgewezen.

4.12.
Spacejump c.s. heeft een beroep gedaan op eigen schuld van [verzoeker] . Volgens Spacejump c.s. is het ongeval geheel te wijten aan de eigen onzorgvuldigheid en onoplettendheid van [verzoeker] . Juist van een voormalig turner mag worden verwacht dat een bepaalde oplettendheid dan wel nauwkeurigheid wordt betracht bij het uitvoeren van de sprong in de foampit. [verzoeker] had zich in het licht van de aan deze sport inherente risico’s moeten vergewissen van de veiligheid van zijn landingspositie. In het kader van een sport- en spelsituatie heeft hij zich vrijwillig blootgesteld aan het risico dat de sprongen vanaf de trampoline resulteren in fysiek letsel, aldus Spacejump c.s.

De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. De stelplicht en eventuele bewijslast van de eigen schuld, rusten op Spacejump c.s. Spacejump c.s. heeft niet concreet aangevoerd waaruit de onzorgvuldigheid en onoplettendheid van [verzoeker] volgens haar heeft bestaan. Vast staat immers dat [verzoeker] zich aan de door Spacejump opgestelde voorschriften heeft gehouden. Dat [verzoeker] zich had moeten vergewissen van zijn landingspositie, is zonder verdere uitleg - die niet is gegeven - niet te volgen. Zoals hiervoor reeds overwogen, is de foampit gevuld met ongeveer 1.300 schuimblokken. Het kan in dat geval in redelijkheid niet van [verzoeker] worden gevergd dat hij voordat hij gaat springen, eerst de bodem van de foampit zou onderzoeken. Spacejump c.s. heeft dan ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat de schade mede het gevolg is van omstandigheden die aan [verzoeker] zijn toe te rekenen.

4.13.
Op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv dienen de kosten van het deelgeschil begroot te worden. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze situatie is in dit geval geen sprake.

4.14.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat de kosten van de deelgeschilprocedure € 9.314,53 bedragen (27,1 uur x € 275,00, te vermeerderen met 21% btw + € 297,00 aan griffierecht). Spacejump c.s. heeft aangevoerd het aantal opgevoerde uren bovenmatig te vinden en verzocht het aantal uren te matigen. Tegen de hoogte van het uurloon heeft Spacejump c.s. geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank - die het tarief redelijk acht - van dat bedrag zal uitgaan.

Gelet op de omvang van het dossier en de hoogte van het uurtarief komt het aantal opgevoerde uren de rechtbank hoog voor. Het deelgeschil betreft nagenoeg uitsluitend de vraag of Spacejump aansprakelijk is voor de gevolgen van het aan [verzoeker] overkomen ongeval. Bovendien heeft [verzoeker] ervoor gekozen om ver weg van zijn woonplaats te procederen, zodat de kosten die aan de reistijd zijn verbonden, deels voor zijn rekening moeten komen. Een tijdsbesteding van 20 uur in totaal, komt de rechtbank in dit geval redelijk voor. Dat betekent dat de kosten van het deelgeschil zullen worden begroot op € 6.655,00 (20 x € 275,00, vermeerderd met 21% btw). Tevens zal een bedrag van € 297,00 aan griffierecht in aanmerking worden genomen.

Spacejump zal, nu zij aansprakelijk zal worden geoordeeld, tevens worden veroordeeld tot betaling van deze kosten aan [verzoeker] . ECLI:NL:RBGEL:2020:224