RBLIM 230421 val van steiger bij deelname aan stormloop: organisator evenement heeft zorgplicht geschonden
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 230421 val van steiger bij deelname aan stormloop: organisator evenement heeft zorgplicht geschonden;
- kosten gevorderd en toegewezen obv € 255,- per uur + 7% kantoorkosten + btw, totaal € 3.386,49
2 De feiten
2.1.
Verzoekster (hierna: [verzoekster] ) heeft op 28 mei 2016 samen met een aantal collega’s deelgenomen aan het evenement “Venlostormt”. Het betreft een evenement waarbij de deelnemers een parcours met diverse hindernissen afleggen. Verweerder (hierna: Venlostormt) is de stichting die dit evenement organiseert.
2.2.
Gedurende het parcours moesten de deelnemers op enig moment vanuit de Maas een houten trapje opklimmen naar een steiger, waar zij vervolgens weer vanaf moesten klimmen. Het verlaten van de steiger gebeurde via ijzeren steigerbuizen. De voet van [verzoekster] is weggeleden vanaf de bovenste ijzeren buis die zich bevond op een hoogte van anderhalf à twee meter vanaf de grond, waarna zij ten val is gekomen. [verzoekster] heeft bij die val scheurtjes/breuken opgelopen in haar staart-/heiligbeen en letsel opgelopen aan haar voet.
2.3.
[verzoekster] heeft Venlostormt aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Venlostormt heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
3 Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt na aanvulling van haar verzoek:
- te verklaren voor recht c.q. te bepalen dat Venlostormt aansprakelijk is voor de door [verzoekster] ten gevolge van het incident op 28 mei 2016 geleden schade;
- Venlostormt te veroordelen in de kosten van dit geding, welke kosten door [verzoekster] worden begroot op € 3.301,49 en € 85,- ter zake griffierecht en subsidiair de kosten van de behandeling van onderhavig verzoek te begroten op een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en Venlostormt te veroordelen die kosten aan [verzoekster] te voldoen.
3.2.
Venlostormt voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
De deelgeschilprocedure
4.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of het verzoek van [verzoekster] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure (artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Venlostormt stelt dat dat niet het geval is omdat de hoeveelheid tijd en kosten die met de beantwoording van de door [verzoekster] voorgelegde aansprakelijkheidsvraag gepaard gaan niet (meer) voldoen aan de proportionaliteitstoets.
4.2.
Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen om een impasse te doorbreken.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat deze zaak zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Partijen zijn verdeeld over de vraag of Venlostormt (ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade. De vaststelling van aansprakelijkheid is een belangrijke stap in het proces om mogelijk een vaststellingsovereenkomst te bereiken. Het is niet onaannemelijk dat een uitspraak hierover de impasse waarin partijen verkeren zal kunnen doorbreken. De toedracht van het ongeval is tussen partijen niet in geschil en de aansprakelijkheidsvraag kan op basis van de beschikbare stukken worden beantwoord; nadere bewijslevering is in deze zaak niet noodzakelijk. De kantonrechter komt dan ook toe aan de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken van [verzoekster] .
Onrechtmatige daad (het verzoek onder a.)?
4.4.
[verzoekster] verzoekt allereerst om voor recht te verklaren dat Venlostormt aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade. Aan dat verzoek legt [verzoekster] artikel 6:162 BW ten grondslag. Voor aansprakelijkheid op grond van dat artikel dient voldaan te zijn aan een vijftal vereisten, te weten: onrechtmatige gedraging, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen de daad en de schade en relativiteit.
Onrechtmatige gedraging?
4.5.
Voor wat betreft het eerste vereiste (onrechtmatige gedraging) geldt dat op grond van artikel 6:162 lid 2 BW onder meer als onrechtmatig wordt aangemerkt een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [verzoekster] aldus dat zij stelt dat Venlostormt in strijd daarmee heeft gehandeld omdat zij uit hoofde van de op haar rustende zorgplicht voor de veiligheid van de deelnemers aan het evenement “Venlostormt” had moeten zorgdragen en zij daarin volgens [verzoekster] is tekortgeschoten. Venlostormt had de steiger waar [verzoekster] vanaf is gevallen van extra veiligheidsmaatregelen moeten voorzien om deelnemers te beschermen tegen schade zoals die door [verzoekster] is geleden. Door dit na te laten heeft Venlostormt een gevaarzettende en onrechtmatige situatie gecreëerd, aldus [verzoekster] . Venlostormt betwist dat daarvan sprake is.
4.6.
Deze zaak spitst zich toe op de vraag of Venlostormt in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgvuldigheidsverplichting ten opzichte van [verzoekster] . Op een sportevenementorganisator als Venlostormt rust een zorgplicht ten opzichte van haar deelnemers. Achtergrond van die zorgplicht is onder meer dat zij in zekere zin heeft te gelden als professionele c.q. deskundige organisatie, in zekere mate zeggenschap heeft over haar deelnemers en zich in een positie bevindt waarin zij zodanige omstandigheden kan creëren dat het sportevenement veilig kan verlopen.
Aan deze zorgvuldigheidsverplichting en de uit schending daarvan voortvloeiende aansprakelijkheid wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat het gaat om een sportevenement dat het risico van vallen met zich brengt. Het betreft hier immers geen letsel dat tijdens sport of spel door een andere deelnemer is toegebracht (vgl. HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4042). Voornoemde zorgplicht brengt echter niet mee dat een sportevenementorganisator aansprakelijk is voor ieder ongeval.
4.7.
Om de vraag te beantwoorden of Venlostormt in dit geval ten opzichte van [verzoekster] in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende zorgplicht zijn de criteria van het Kelderluikarrest maatgevend (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079). Deze criteria houden (versimpeld weergegeven) in dat in het licht van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld: a.) hoe waarschijnlijk het is dat een deelnemer aan een sportevenement als Venlostormt niet de nodige oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt b.) hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, c.) hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en d.) hoe bezwaarlijk het is om veiligheidsmaatregelen te nemen.
4.8.
De kantonrechter acht het voorzienbaar dat deelnemers aan een stormloop niet altijd de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen bij het afleggen van het parcours. Dit geldt bij uitstek bij een evenement zoals Venlostormt, waaraan ook onervaren deelnemers, zoals ook [verzoekster] , deelnemen. Voor onervaren deelnemers geldt immers bij uitstek dat zij zich niet altijd volledig bewust zullen zijn van de gevaren die er aan de deelname aan het evenement en de verschillende hindernissen van het parcours kleven.
Het ongeval heeft in dit geval plaatsgevonden op een onderdeel van de stormloop waarbij deelnemers die druipend nat waren, aan de hand van ijzeren buizen die ook gedeeltelijk nat waren, van een stellage omlaag moesten klimmen, met gras als ondergrond. Vast staat dat de hoogte van de hoogste ijzeren buis circa anderhalf à twee meter bedroeg.
Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het, gelet op die hoogte in combinatie met gras als ondergrond, om een door Venlostormt in het leven geroepen potentieel gevaarlijke situatie, waarbij de risico’s en gevaren aanzienlijk toenemen ingeval van onvoorzichtigheid en onoplettendheid door deelnemers.
4.9.
Aannemelijk is dat een ijzeren buis die nat is vanwege gebruik door voorgaande natte deelnemers, glad kan worden. In een situatie waarbij een deelnemer van dergelijke ijzeren buizen van circa anderhalf à twee meter klimhoogte naar beneden moet klimmen, is – mede in aanmerking nemend het feit dat een deelnemer niet steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zal nemen – de kans dat daaruit ongevallen ontstaan naar het oordeel van de kantonrechter relatief groot. Verder geldt dat wanneer iemand van een hoogte van anderhalf à twee meter op de grond valt, op een ondergrond die niet meegeeft, de kans groot is dat iemand op een zeer vervelende manier terecht komt, met alle mogelijke (letsel)schade als gevolg van dien. Daarbij komt dat de deelnemers achterstevoren van de steiger dienden te klimmen, wat betekent dat de deelnemer bij een val hoogstwaarschijnlijk op zijn rug terecht komt. De kans op (ernstig) letsel is dan ook relatief groot. Venlostormt stelt dat gras van nature een valdempende werking heeft. Dat een grasondergrond enige valdempende werking heeft, neemt naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet weg dat de kans dat door een dergelijke val van anderhalf à twee meter hoogte ongevallen met ernstige gevolgen kunnen plaatsvinden, relatief groot is.
4.10.
Met name gezien voornoemde ernst van het mogelijke letsel bij een val achterover van circa anderhalf à twee meter hoogte op een relatief harde ondergrond, mag naar het oordeel van de kantonrechter van Venlostormt worden verwacht dat zij die voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen neemt die onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid mogelijk zijn en mogen worden verwacht om schade bij deelnemers zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken.
4.11.
[verzoekster] stelt dat het ongeval voorkomen had kunnen worden met enkele voorzorgsmaatregelen, zoals het aanbrengen van een antisliplaag op de ijzeren buizen of het plaatsen van een kussen onder de stellage. Daarnaast had Venlostormt onder aan de steiger medewerkers kennen neerzetten om de naar beneden klimmende deelnemers te waarschuwen en begeleiden.
4.12.
Venlostormt voert aan dat zij geen andere of verdergaande voorzorgsmaatregelen hoefde te treffen dan zij heeft gedaan. Het klimrek stond op een bestaande grasmat die van nature een valdempende werking heeft. Het gebruik van een (val)mat is geen veilige maatregel omdat een mat glibberig en glad wordt wanneer die nat wordt. Zeker wanneer er meer mensen tegelijk op een mat staan, betekent dit instabiliteit en valgevaar. Antislip strips op de sporten van het klimrek zijn ook onveilig omdat mensen daar hun (blote) handen, armen en benen aan kunnen verwonden. Een rubberen huls om de buis heeft als nadeel het risico van draaien. Verder had een vrijwilliger [verzoekster] niet kunnen opvangen.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment waarop [verzoekster] is gevallen, er geen specifieke voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen waren getroffen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet gelet op het ontbreken van enige voorzorgs- en veiligheidsmaatregel worden geconcludeerd dat Venlostormt niet de vereiste maatregelen heeft genomen die van haar onder de gegeven omstandigheden verwacht mochten worden. Venlostormt had in dit specifieke geval namelijk wel maatregelen kunnen en moeten treffen om het risico op vallen te verminderen, bijvoorbeeld door het creëren van een ‘zachte landing’ middels een (val)mat en/of zorg te dragen voor voldoende toezicht/begeleiding.
4.13.1.
Venlostormt stelt weliswaar dat een (val)mat tot andere potentiële gevaren zou hebben geleid. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter aannemelijk dat met het plaatsen van een (val)mat de kans op (ernstig) letsel in dit geval aanzienlijk verminderd had kunnen worden. Mogelijk leverde het plaatsen van een (val)mat op die plaats door natheid van die mat andere potentiële gevaren op, zoals het gevaar van wegglijden. Echter zouden de gevolgen daarvan aanzienlijk minder groot zijn geweest dan de gevolgen van het achterover vallen van een hoogte van anderhalf à twee meter op een (relatief) harde ondergrond als gras. Daarnaast had op die plek eenvoudig een begeleider ingezet kunnen worden die had kunnen waarschuwen voor het gevaar van gladheid van de mat. Die begeleider had er dan tevens op kunnen toezien dat er niet te veel mensen tegelijkertijd op de mat zouden staan. De kans dat met die voorzorgs- veiligheidsmaatregelen ongelukken zouden zijn gebeurd met ernstige gevolgen zou naar het oordeel van de kantonrechter relatief klein zijn geweest.
4.13.2.
Verder heeft Venlostormt aangevoerd dat een vrijwilliger [verzoekster] niet had kunnen opvangen. Hoewel de kantonrechter het op dat punt met Venlostormt eens is, is naar het oordeel van de kantonrechter echter zeker niet uitgesloten dat indien een vrijwilliger bij deze stellage zou hebben gewaarschuwd voor specifiek het gevaar van gladheid van de steigerbuizen, het ongeval mogelijk voorkomen had kunnen worden.
4.13.3.
Bovengenoemde maatregelen, die overigens als voorbeeld en niet limitatief zijn bedoeld, kunnen - afgezet tegen de veiligheid van de deelnemers aan de stormloop - niet als zodanig bezwaarlijk worden aangemerkt dat kon worden afgezien van het treffen van die maatregelen.
4.13.4.
Venlostormt heeft nog als verweer aangevoerd dat het ongeval heeft plaatsgevonden in 2016 en dat in die tijd de (wijze van) organisatie van een stormloop nog “in de kinderschoenen stond”. Dat feit doet naar het oordeel van de kantonrechter echter niet af aan de relatief vergaande zorgplicht die op een organisator van een sportevenement, zoals een stormloopevenement, rust.
4.14.
Venlostormt heeft dan ook niet die voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen genomen die onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid mogelijk waren en mochten worden verwacht om schade bij deelnemers zo veel mogelijk te voorkomen. De kantonrechter concludeert op basis van het voorgaande dat Venlostormt tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht ten aanzien van [verzoekster] . Dit levert een onrechtmatige gedraging ten opzichte van [verzoekster] op.
De overige vereisten van artikel 6:162 BW
4.15.
Nu voor wat betreft de overige vereisten van artikel 6:162 BW geen verweer is gevoerd door Venlostormt, staat in deze procedure vast dat Venlostormt onrechtmatig ten opzichte van [verzoekster] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg daarvan heeft geleden. Dit betekent dat het verzoek onder a. van [verzoekster] kan worden toegewezen.
Kosten deelgeschilprocedure (het verzoek onder b.)
4.16.
[verzoekster] verzoekt onder b. om de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten op een bedrag van € 3.301,49 inclusief btw ter zake van kosten advocaat en € 85,- griffierecht en om Venlostormt te veroordelen tot betaling daarvan.
4.17.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt zijn gemaakt ten behoeve van de behandeling van het verzoek. Uit artikel 6:96 lid 2 BW volgt dat de kantonrechter bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet toepassen. Dit betekent dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk moeten zijn.
4.18.
Venlostormt maakt geen bezwaar tegen het opgevoerde aantal uren, maar uitsluitend tegen het gehanteerde uurtarief. Het door mr. Van den Broek gehanteerde uurtarief van € 255,- per uur, exclusief 7% kantoorkosten, hetgeen in feite neerkomt op een uurtarief van € 272,85 exclusief btw, is evenwel niet ongebruikelijk en is naar het oordeel van de kantonrechter een aanvaardbaar uurtarief.
4.19.
Dit betekent dat de kosten ter zake van salaris advocaat zoals verzocht kunnen worden begroot op € 3.301,49 inclusief btw. Vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 85,- komt het totaal aan te begroten kosten daarmee uit op: € 3.386,49. Aangezien het verzoek zal worden toegewezen en derhalve de aansprakelijkheid vast staat, zal Venlostormt worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. ECLI:NL:RBLIM:2021:3617